Перевод: с французского на все языки

со всех языков на французский

Со всех языков на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

schroeien

Толкование Перевод

1 roussir

roussir [roesier]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 rossig, bruin worden

2 schroeien

♦voorbeelden:

1 faire roussir dans le beurre • in boter lichtbruin laten worden

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 rossig maken

2 schroeien ⇒ aanbranden

v

1) rossig/bruin worden

2) schroeien

3) rossig maken

Dictionnaire français-néerlandais > roussir
2 griller

griller [griejee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 roosteren

2 schroeien ⇒ aanbranden

3 〈+ de〉 branden van verlangen (om) ⇒ hunkeren (om), er op gebrand zijn (te)

4 〈 informeel〉 geroosterd worden 〈 door hitte〉

5 doorbranden 〈 van gloeilamp〉

♦voorbeelden:

3    griller de curiosité • branden van nieuwsgierigheid

4    on grille ici • 't is hier om te stikken van de hitte

¶    tu grilles! • je bent warm!, je bent er bijna!

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 roosteren ⇒ grillen

2 branden ⇒ verschroeien, verzengen

3 〈 techniek〉 laten doorbranden

4 inhalen

5 van tralies voorzien

♦voorbeelden:

2    〈 informeel〉 griller une cigarette • een sigaretje roken

4    griller les étapes • alles en iedereen voorbijstreven

griller les feux rouges • door rood (licht) rijden

v

1) roosteren

2) (ver)schroeien, (aan)branden

3) hunkeren (om)

4) geroosterd worden

5) (laten) doorbranden [elektriciteit]

6) inhalen

7) van tralies voorzien

Dictionnaire français-néerlandais > griller
3 brûler

brûler [bruulee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen

2 〈 van spijzen〉 aanbranden

3 branden 〈van keel enz.〉 ⇒ gloeien, heet, verhit zijn

4 〈van personen; figuurlijk; + de〉 branden (van) ⇒ gloeien (van), blaken (van)

5 〈 zoekspelen〉 warm zijn

♦voorbeelden:

3    〈 figuurlijk〉 les pieds lui brûlent • hij zit op hete kolen

brûler de fièvre • van koorts gloeien

4    brûler de 〈+ onbepaalde wijs〉 • erop gebrand zijn, vurig verlangen te

  → torchon

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verbranden ⇒ afbranden

2 〈 kool, hout〉 (ver)branden 〈 voor verwarming〉 ⇒ verstoken ⇒ 〈 elektriciteit〉 verbruiken

3 〈 spijzen〉 laten aanbranden ⇒ (ver)zengen, (ver)schroeien ⇒ 〈 koffie〉 branden

4 〈 van wonden, kou enz.〉 branden

5 (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden ⇒ niet stoppen (bij, aan) ⇒ 〈 hindernis〉 snel overwinnen

♦voorbeelden:

2    brûler un cierge à un saint • een kaars ontsteken voor een heilige 〈 als dank〉

4    la fumée me brûle les yeux • de rook bijt me in de ogen

5    brûler le feu rouge • door het rode licht rijden

  → cartouche, étape, politesse

III se brûler 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich verbranden ⇒ zich branden

♦voorbeelden:

1    se brûler les doigts • zijn vingers branden 〈 ook figuurlijk〉

  → cervelle

v

1) (ver)branden, afbranden

2) (laten) aanbranden [spijzen]

3) gloeien (van)

4) warm zijn [spel]

5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden

Dictionnaire français-néerlandais > brûler
4 flamme

flamme [flaam]

〈v.〉

1 vlam

2 〈 meervoud〉 vuur

3 gloed ⇒ vuur, enthousiasme, hartstocht

4 wimpel ⇒ vaan

♦voorbeelden:

1    point de flamme • ontbrandingstemperatuur

〈 figuurlijk〉 descendre qn., qc. en flamme(s) • iemand, iets de grond in boren

passer à la flamme • schroeien

2    les flammes éternelles • het hellevuur

〈 figuurlijk〉 jeter feu et flammes • vuur en vlam spuwen

〈 informeel〉 ça va péter des flammes • daar komt gedonder van

descendre un avion en flammes • een vliegtuig in brand schieten

  → retour

1. f
1) vlam

2) enthousiasme

3) wimpel
2. flammes
f pl

vuur

Dictionnaire français-néerlandais > flamme
5 gazer

gazer [gaazee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 racen ⇒ rennen, snel rijden, snel vliegen

2 〈 informeel〉 (als) gesmeerd gaan

♦voorbeelden:

2 ça gaze • het schiet op, het loopt gesmeerd

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vergassen ⇒ met gifgas doden

2 〈 textiel〉 in de gasvlam schroeien

v

1) racen, scheuren

2) (als) gesmeerd lopen

3) vergassen

4) zengen [draden]

Dictionnaire français-néerlandais > gazer
6 cramer

cramer [kraamee]

〈 informeel〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 ver-, afbranden

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 schroeien ⇒ licht branden, aanbranden

Dictionnaire français-néerlandais > cramer
7 flambage

flambage [flãbaazĵ]

〈m.〉

1 (het) schroeien ⇒ zenging

2 (het) steriel branden

Dictionnaire français-néerlandais > flambage
8 flamber

flamber [flãbee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 fel branden ⇒ vlammen, opvlammen

2 gloeiend heet zijn ⇒ branden

3 in vuur en vlam staan ⇒ branden van verlangen

4 〈 argot〉 grof spelen

♦voorbeelden:

1    faire flamber la maison • het huis in brand steken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 schroeien ⇒ zengen, afbranden ⇒ 〈 culinaria〉 flamberen

2 erdoor jagen

♦voorbeelden:

2    être flambé • naar de maan zijn; geruïneerd zijn

Dictionnaire français-néerlandais > flamber
9 passer à la flamme

passer à la flamme

schroeien

Dictionnaire français-néerlandais > passer à la flamme

См. также в других словарях:

shred — {{11}}shred (n.) O.E. screade piece cut off, from W.Gmc. *skraudas (Cf. M.L.G. schrot piece cut off, O.H.G. scrot, a cutting, piece cut off, Ger. Schrot small shot, O.N. skrydda shriveled skin ), from PIE root *skreu to cut, cutting tool (Cf. L … Etymology dictionary
schroten — »grob zerkleinern«: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Verb mhd. schrōten, ahd. scrōtan, mniederl. scrōden (niederl. schroeien) bedeutet eigentlich »hauen, ‹ab›schneiden« und gehört zu der unter 1↑ scheren behandelten… … Das Herkunftswörterbuch

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

schroeien

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

schroeien

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: