-
1 being impudent
schaamteloos zijn (zonder schaamte,brutaal,vrijpostig; beledigend,belediging) -
2 brazen
-
3 impudent
adj. schaamteloos, brutaal[ impjoed(ə)nt] 〈zelfstandig naamwoord: impudence〉1 schaamteloos ⇒ brutaal, vrijpostig -
4 shameless
-
5 abandoned
adj. achtergelaten; verwaarloosd; zonder remmingen[ əbændənd]2 verdorven ⇒ losbandig, schaamteloos3 ongedwongen ⇒ ongeremd, uitbundig -
6 answer back
brutaal doen,terug antwoordenanswer back1 brutaal antwoorden ⇒ (schaamteloos) wat terugzeggen, tegenspreken -
7 blatant
adj. scherp; bijtend[ bleetnt] 〈zelfstandig naamwoord: blatancy〉2 overduidelijk ⇒ opvallend, flagrant♦voorbeelden: -
8 bold-faced
-
9 brazenfaced
brazenfaced1 brutaal ⇒ onbeschaamd, schaamteloos -
10 contumelious
-
11 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
12 insolent
adj. onbeschaamd, brutaal[ insələnt] 〈zelfstandig naamwoord: insolence〉1 onbeschaamd ⇒ schaamteloos, brutaal -
13 make free with
te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met -
14 outrageous
adj. schokkend; schandalig; wreed; beledigend; ongelukkig; belachelijk (gekleed), lachwekkend (slang)[ autreedzjəs]3 schandelijk ⇒ schaamteloos, grof; ongehoord, afschuwelijk -
15 unblushing
-
16 barefacedly
adv. onbeschaamd, schaamteloos, brutaal, vrijpostig -
17 blatancy
n. schaamteloos; opvallend -
18 cockily
adv. schaamteloos, brutaal -
19 cockiness
n. brutaal, schaamteloos -
20 gracelessly
adv. op onelegante/lompe wijze; schaamteloos
- 1
- 2