-
61 lower/raise the hemline
lower/raise the hemlinede roklengte langer/korter maken -
62 not lift/move/raise/stir a finger
not lift/move/raise/stir a fingerEnglish-Dutch dictionary > not lift/move/raise/stir a finger
-
63 there is a plan afoot to raise taxes
English-Dutch dictionary > there is a plan afoot to raise taxes
-
64 we'll raise these issues with the staff
we'll raise these issues with the staffEnglish-Dutch dictionary > we'll raise these issues with the staff
-
65 pay raise
salarisverhoging -
66 salary raise
salarisverhoging -
67 to raise
heffenomhoogbrengenopklappenopschroevenoptrekkenopvoerenopwerkenverhogen -
68 to raise the colour of
opkleuren -
69 to raise to the n-th power
tot de n-de macht verheffenEnglish-Dutch technical dictionary > to raise to the n-th power
-
70 Cain
-
71 afoot
adj. op gang, in aantocht; in voorbereiding[ əfoet]♦voorbeelden:there is a plan afoot to raise taxes • er wordt een plan voorbereid om de belastingen te verhogen -
72 alarm
raket dat infrarode straling uitzendt gericht op doelen die warmte afgevenALARM (Air-Launched Anti-Radiation Missile)alarm1[ əla:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 alarm ⇒ schrik, paniek2 alarm ⇒ waarschuwing, alarmsignaal3 wekker♦voorbeelden:take alarm at • opschrikken van, in paniek raken bij2 give/raise/sound the alarm • alarm geven/slaan————————alarm2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 alarmeren ⇒ opschrikken, verontrusten -
73 bid
n. bod, prijsopgave, offerte--------v. zegenen, toewensen; een prijs voorstellen; verhandelen; bestellenbid1[ bid] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bod♦voorbeelden:no bid • pas————————bid23 dingen♦voorbeelden:————————bid3♦voorbeelden:bid someone welcome • iemand welkom heten -
74 blockade
n. blokkade--------v. blokkeren, afsluitenblockade1[ blokkeed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blokkade ⇒ afsluiting, versperring♦voorbeelden:run a blockade • een blokkade breken————————blockade2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
75 crowd
n. menigte, massa; groep; vriendenkring; hoop, stapel--------v. vullen; volproppen; dringencrowd1[ kraud]2 (wanordelijke) bende ⇒ pan, troep♦voorbeelden:II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:¶ follow/move with/go with the crowd • in de pas lopen, zich conformeren aan de massaraise oneself/rise above the crowd • boven de massa uitstijgen————————crowd21 samendrommen ⇒ elkaar/zich verdringen♦voorbeelden:1 people crowded in/round • mensen dromden samen/verdrongen elkaarcrowd (all) together • (allemaal) op een kluitje gaan staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 proppen ⇒ persen, (dicht) op/tegen elkaar drukken♦voorbeelden:¶ crowd out • buitensluiten, verdringen -
76 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit) -
77 dust
n. stof; dood; oproer--------v. afstoffen; bestuivendust1[ dust] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stof ⇒ poeder, stuifaarde2 stofwolk♦voorbeelden:¶ bite the dust • in het stof bijten, sneuvelenshake the dust off one's feet • (woedend) vertrekkenthrow dust into someone's eyes • iemand zand in de ogen strooien————————dust2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 afstoffen ⇒ stof wegkloppen, afschuieren♦voorbeelden:then dust icing-sugar onto the cake • daarna de taart met poedersuiker bestrooien→ dust off dust off/ -
78 embargo
n. embargo--------v. embargoembargo1[ imba:goo] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: embargoes〉♦voorbeelden:lift/raise/remove an embargo • een embargo opheffenthese products are under an embargo • op deze producten rust een embargo————————embargo2〈 werkwoord〉1 een embargo leggen op ⇒ beslag leggen op; blokkeren -
79 eyebrow
n. wenkbrauweyebrow♦voorbeelden:(be) up to one's eyebrows (in work) • tot over de oren (in het werk zitten) -
80 finger
n. vinger; (computers - internet) een opdracht dat het mogelijk maakt het e-mail adres van iemand te vinden--------v. aanraken; stelen; bespelen; "vingeren" (in muziek)finger1[ finggə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vinger♦voorbeelden:1 index/middle/ring/little finger • wijsvinger/middelvinger/ringvinger/pinkbe all fingers and thumbs • twee erhanden hebben, erg onhandig zijnburn one's fingers, get one's fingers 〈 Brits-Engels〉 burnt/ 〈 Amerikaans-Engels〉 burned • zijn/zich de vingers branden〈Brits-Engels; informeel〉 get/pull/take your finger out! • laat je handen eens wapperen!〈Amerikaans-Engels; slang〉 give someone the finger • de middelvinger opsteken naar iemand 〈 met de betekenis dat de ander dood kan vallen〉〈 informeel〉 not be able to put/lay one's finger on something • iets niet kunnen plaatsen/kunnen begrijpen/precies kunnen aangevennever/not lay a finger on • met geen vinger aanrakennot lift/move/raise/stir a finger • geen vinger uitstekenpoint the finger at someone • iemand beschuldigen〈 informeel〉 twist/wind someone round one's (little) finger • iemand om zijn/haar vinger winden→ green green/————————finger2〈 werkwoord〉1 betasten ⇒ (met de vingers) aanraken, (be)vingeren♦voorbeelden:1 he was fingering a piece of string • hij zat te spelen/friemelen met een stukje touw
См. также в других словарях:
Raise — (r[=a]z), v. t. [imp. & p. p. {Raised} (r[=a]zd); p. pr. & vb. n. {Raising}.] [OE. reisen, Icel. reisa, causative of r[=i]sa to rise. See {Rise}, and cf. {Rear} to raise.] [1913 Webster] 1. To cause to rise; to bring from a lower to a higher… … The Collaborative International Dictionary of English
raise — [rāz] vt. raised, raising [ME raisen < ON reisa, caus. of risa, to RISE] 1. a) to cause to rise; move to a higher level; lift; elevate b) to bring to or place in an upright position 2. to construct or erect (a building, etc.) … English World dictionary
RAISE — ( Rigorous Approach to Industrial Software Engineering ) was developed as part of the European ESPRIT II LaCoS project in the 1990s, led by Dines Bjørner. It consists of a set of tools based around a specification language (RSL) for software… … Wikipedia
raise — ► VERB 1) lift or move to a higher position or level. 2) set upright. 3) increase the amount, level, or strength of. 4) promote to a higher rank. 5) cause to be heard, felt, or considered: doubts have been raised. 6) build (a structure). 7) … English terms dictionary
raise — [n] increase in salary or position accession, accretion, addition, advance, augmentation, boost, bump, hike, hold up*, increment, jump, jump up*, leg*, leg up*, move up*, promotion, raising, rise, step up*; concepts 344,351,763 Ant. decrease,… … New thesaurus
raise — I (advance) verb aggrandize, augment, boost, bring up, dignify, elevate, enhance, enlarge, ennoble, exalt, further, glorify, heighten, honor, increase, lift, move up, prize, promote, propose, provehere, put, suggest, uplift, upraise associated… … Law dictionary
raise — raise; raise·man; … English syllables
raise — raise, rise nouns An increase of salary is called a rise in BrE and a raise in AmE … Modern English usage
raise v — raise your eyebrows, raisin n … English expressions
raise — vb 1 *lift, elevate, hoist, heave, rear, boost Analogous words: *rise, ascend, mount, soar: *exalt, magnify, aggrandize: *advance, promote, forward, further 2 * … New Dictionary of Synonyms
raise — raise1 W1S2 [reız] v [T] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(move higher)¦ 2¦(increase)¦ 3¦(collect money)¦ 4¦(improve)¦ 5¦(start a subject)¦ 6¦(cause a reaction)¦ 7¦(move eyes or face)¦ 8¦(move upright)¦ 9¦(children)¦ … Dictionary of contemporary English