-
1 pond
-
2 pond
olivre f (sterling) -
3 pond sterling
-
4 een pond biefstuk aan één stuk
een pond biefstuk aan één stuk -
5 een pond gesorteerde koekjes
een pond gesorteerde koekjes -
6 een pond suiker
een pond suiker -
7 het volle pond moeten betalen
het volle pond moeten betalen -
8 ik ben vijf pond aangekomen
ik ben vijf pond aangekomen -
9 twaalf pond lichter worden
twaalf pond lichter worden -
10 vier gulden per pond
vier gulden per pond -
11 zich honderd pond lichter voelen
zich honderd pond lichter voelenDeens-Russisch woordenboek > zich honderd pond lichter voelen
-
12 zij is zes pond gegroeid
zij is zes pond gegroeid -
13 aankomen
1 [arriveren; naderen] arriver2 [het doel treffen] atteindre son but3 [komen aanzetten] s'amener4 [bij toeval aanraken] heurter (qc. contre qc.); 〈 zachtjes〉 effleurer (qc. de qc.)5 [in gewicht toenemen] prendre du poids7 [genezen] reprendre des forces♦voorbeelden:een botsing zien aankomen • prévoir un accidentde bus komt er aan • voilà le bus qui arriveeven bij iemand aankomen • faire un saut chez qn.je hoeft met dat plan bij hem niet aan te komen • inutile de lui soumettre ce projetmet een voorstel aankomen • présenter une propositioniets op het laatste ogenblik laten aankomen • attendre le dernier moment pour faire qc.het op een scheiding laten aankomen • risquer le divorceII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gelden, betreffen] s'agir (de)♦voorbeelden:1 nu komt het erop aan op te treden • maintenant, il s'agit, il importe d'intervenirnu komt het erop aan • c'est le moment ou jamaishet komt niet op vijf minuten aan • nous n'en sommes pas à cinq minutes près -
14 gesorteerd
-
15 groeien
2 [toenemen] grandir♦voorbeelden:zij is zes pond gegroeid • elle a pris trois kilosgroeien en bloeien • prospérerzijn baard laten groeien • laisser pousser sa barbehet kind moet er nog van groeien • laissez manger cet enfant, il doit encore grandirwat ben je gegroeid! • comme tu as grandi!bramen groeien in het wild • les mûres poussent à l'état sauvage〈m.b.t. personen〉 uit elkaar groeien • s'éloigner, s'écarteruit zijn kleren groeien • grandir au point que les vêtements ne vont pluser zal een goede lerares uit haar groeien • elle fera un bon professeurhet groeien • la croissance→ link=hoofd hoofdmen zag de stapel groeien • on voyait la pile grandir -
16 licht
licht1〈 het〉♦voorbeelden:licht van de maan • (le) clair de lune〈 figuurlijk〉 iets in een ander licht zien • voir qc. sous un jour nouveaubij mist groot licht • par temps de brouillard, allumez vos pharesvals licht • faux jourin het volle licht komen te staan • apparaître au grand jourhet licht aandoen • allumer (la lumière)er brandde nog licht op de studeerkamer • le bureau était encore allumé〈 figuurlijk〉 nu gaat mij een licht op! • j'y suis!met gedimde lichten • les phares mis en codehet licht uitdoen • éteindre (la lumière)dat werpt een nieuw licht op de zaak • cela jette un jour nouveau sur l'affaire〈 figuurlijk〉 je hoeft geen licht te zijn om … • il ne faut pas être une lumière pour …iets aan het licht brengen • révéler qc.aan het licht komen, treden • être révéléin (het) licht baden • être vivement éclairé〈 figuurlijk〉 nu komt er licht in de zaak • maintenant, l'affaire commence à devenir clairemet de lichten knipperen • faire des appels de pharesiets tegen het licht houden • tenir qc. à la lumière; 〈 figuurlijk〉 regarder qc. de plus prèsdoor rood licht rijden • griller un feu rouge————————licht2♦voorbeelden:licht arrest • arrêts simpleslichte cavalerie • cavalerie légèreeen lichte opmaak • un maquillage discreteen lichte verbetering • un léger mieuxlicht aangeschoten zijn • être un peu éméchélicht alcoholische dranken • boissons faiblement alcooliséeslicht glooiende helling • pente doucelicht aanraken • effleureriets licht(jes) opvatten • prendre qc. à la légèrelicht slapen • dormir d'un sommeil légertwaalf pond lichter worden • maigrir de six kilosde lichte partijen van een schilderij • les clairs d'un tableaulichte tabak • tabac blondhet wordt al licht • il commence à faire jourlicht ontvlambare stoffen • matières facilement inflammableslicht verteerbaar voedsel • aliments légersdat is licht te begrijpen • cela se comprend aisémentdat zal niet licht vergeten worden • on ne l'oubliera pas facilementmen zou licht gedacht hebben dat … • on aurait facilement pu penser que … -
17 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc.
См. также в других словарях:
pond — pond … Dictionnaire des rimes
Pond — Pond, n. [Probably originally, an inclosed body of water, and the same word as pound. See {Pound} an inclosure.] A body of water, naturally or artificially confined, and usually of less extent than a lake. Through pond or pool. Milton. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
pond — pond·age; pond; pond·ed; pond·let; pond·man; … English syllables
Pond — Pond, v. t. To make into a pond; to collect, as water, in a pond by damming. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
pond — S3 [pɔnd US pa:nd] n [Date: 1200 1300; Origin: POUND12] 1.) a small area of fresh water that is smaller than a lake, that is either natural or artificially made 2.) across the pond also on the other side of the pond informal on the other side of… … Dictionary of contemporary English
pond — [ pand ] noun count ** 1. ) an area of water similar to a lake but smaller: a duck pond 2. ) the pond INFORMAL the Atlantic Ocean: His work s not very well known on this side of the pond … Usage of the words and phrases in modern English
Pond — Pond, v. t. [See {Ponder}.] To ponder. [Obs.] [1913 Webster] Pleaseth you, pond your suppliant s plaint. Spenser. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
pond — [n] small body of water basin, dew, duck pond, lagoon, lily pond, millpond, pool, puddle, small lake, splash; concept 514 … New thesaurus
Pond's™ — Pond’s™ [Ponds] a product name for a range of creams for cleaning and softening the skin. They are produced by Chesebrough Pond’s. The best known is Pond’s Cold Cream, which is often used to remove ↑make up from the face … Useful english dictionary
pond — /pond/, n. 1. a body of water smaller than a lake, sometimes artificially formed, as by damming a stream. v.i. 2. (esp. of water) to collect into a pond or large puddle: to prevent rainwater from ponding on the roof. [1250 1300; ME ponde, pande,… … Universalium
pond — is used jocularly to mean the sea, especially the Atlantic as separating Britain and America: • Jackie Collins, born British, wrote…huge, earnest tomes which even started to feature safe sex warnings when she took up residence across the pond J.… … Modern English usage