-
1 to over-run
overlopen -
2 to overflow
overlopen -
3 spill
n. (stort)bui; val, tuimeling; fidibus: opgerold papiertje om sigaar mee aan te steken--------v. morsen; overlopen; verklikkenspill1[ spil]1 val(partij) ⇒ tuimeling, duik2 vlek3 stukje papier/hout 〈 om lamp, kachel aan te steken〉♦voorbeelden:have/take a spill • vallen, een smak maken————————spill21 overlopen ⇒ overstromen, uitstromen♦voorbeelden:the classes spilled out into the streets • de klassen stroomden naar buiten de straat opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen overlopen ⇒ laten overstromen/uitstromen; morsen (met); omgooien, (ver)spillen♦voorbeelden: -
4 brim over
brim over♦voorbeelden:1 brim over with • overlopen van, bruisen vanhe brims over with ideas • hij zit barstensvol ideeën -
5 defect
n. gebrek, mankement--------v. overlopen (ook naar andere partij)defect1[ die:fekt, diffekt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————defect2♦voorbeelden: -
6 overflow
n. overvloeien (ook in computers); overvloed; te veel; (in computers) overvloeien, een storing waarbij het programma meer informatie vasthoudt dan het in het geheugen kan opslaan (informatie overloop)--------v. overlopen; overstromen; opvullen; overvloeienoverflow1————————overflow2〈 werkwoord〉 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden: -
7 run over
(in gedachten) nagaan, doorlópen; overrijdenrun over♦voorbeelden:II 〈werkwoord + voorzetsel〉1 doornemen ⇒ nakijken, repeteren -
8 upset
adj. van streek--------n. omverwerpen; ruzie; verstoring--------v. omverwerpen; in de war sturen; van streek makenupset1[ upset] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 omverwerping ⇒ verstoring, totale ommekeer2 ontsteltenis ⇒ (bron van) ellende, (emotionele) schok4 〈 sport〉verrassende nederlaag/wending♦voorbeelden:————————upset2[ upset]♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 van streek ⇒ overstuur, geërgerd————————upset3[ upset]1 omkantelen ⇒ omslaan, omvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 omstoten ⇒ omverwerpen, omgooien3 in de war sturen ⇒ verstoren, van zijn stuk brengen♦voorbeelden:3 a very upsetting experience • een heel nare/onplezierige ervaringit upset me greatly • ik ben er erg van geschrokken -
9 be filled with joy
-
10 blend
n. mengsel; (grammatica) portmanteau-woord (woord gevormd door samenvoegen van twee woorden, bv. brunch (breakfast + lunch))--------v. (zich) vermengen, harmoniërenblend1[ blend] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————blend21 zich vermengen ⇒ een harmonieus geheel vormen, bij elkaar passen♦voorbeelden:this building blends into the landscape • dit gebouw vormt één geheel met het landschapII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 mengen ⇒ combineren, in elkaar doen overlopen♦voorbeelden:1 now blend the eggs with the butter and sugar • meng/roer nu de eieren door de boter en suiker -
11 brim over with
brim over withoverlopen van, bruisen van -
12 bubble over with enthusiasm
bubble over with enthusiasm -
13 bubble
n. bel--------v. bellenblazenbubble1[ bubl] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 gepruttel ⇒ gesputter, gespetter, gebruis♦voorbeelden:¶ 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 bubble and squeak • kliekjes 〈 aardappelen, kool of andere groente, soms vlees, tezamen in boter gebakken〉————————bubble2〈 werkwoord〉1 borrelen ⇒ bruisen, pruttelen♦voorbeelden:1 the oil bubbled up through the sand • de olie welde/borrelde omhoog uit het zandbubble over with enthusiasm • overlopen van enthousiasme -
14 change sides
-
15 come over
-
16 cross the floor
overlopen/zich aansluiten bij de tegenpartij 〈 van parlementslid〉 -
17 floor
n. vloer; verdieping; benedenverdieping; zaal; platvorm; beurt om te spreken--------v. maken van een vloer; vloeren; verslaan; verwarrenfloor1[ flo:]3 minimum ⇒ bodemprijs, minimumloon4 bodem♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:take the floor • het woord nemen/voerentake the floor • (gaan) dansenwipe/mop the floor with someone • de vloer met iemand aanvegen————————floor2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:I was floored by that question • die vraag ging me te hoog -
18 go over
onderzoeken; terugkomen opgo over♦voorbeelden:1 we now go over to our reporter on the spot • we schakelen nu over naar onze verslaggever ter plaatseII 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
19 joy
n. genot, vreugde; blijdschap; vrolijkheid; plezier--------v. zich verheugen; verheugen[ dzjoj]♦voorbeelden:1 vreugde ⇒ genot, blijdschap♦voorbeelden:wish someone joy • iemand geluk toewensenfor/with joy • van vreugde -
20 last
adj. laatste; de laatste; de afgelopen (week e.d.), de vorige (week); einde--------adv. laatste; de laatste; de laatste keer; aan het einde; eindelijk; uiterlijk--------n. laatste; eind; schoenleest; uithoudingsvermogen, levenskracht, last (gewichts eenheid)--------v. verder gaan, door gaan; halen; uithouden; genoeg zijn; in leven blijven, overleven; doorgaanlast1[ la:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 last♦voorbeelden:2 last of herrings/malt/wool • last haring/mout/wol————————last22 meegaan ⇒ intact blijven, houdbaar zijn♦voorbeelden:————————last3〈telwoord; the; als voornaamwoord〉♦voorbeelden:he said his last on the subject • hij sprak zijn laatste woord over dat onderwerpin my last • in mijn vorige brieffight to/till the last • vechten tot het uiterstewe have seen the last of him • die zien we niet meer terug¶ at (long) last • (uit)eindelijk, ten slotte————————last4〈 bijwoord〉3 → lastly lastly/♦voorbeelden:last-mentioned • laatstgenoemdelast but not least • (als) laatste/laatstgenoemde, maar (daarom) niet minder belangrijk, last but not least2 when did you see her last/last see her? • wanneer heb je haar voor het laatst gezien/gesproken?————————last5〈 telwoord〉♦voorbeelden:his last book • zijn laatste/vorige boekon his last legs • met zijn laatste krachtenat the last minute/moment • op het laatste moment/ogenbliklast night • gister(en)avond, vannachthe's the last person I'd invite • hij is de laatste die ik zou uitnodigenlast Tuesday • vorige week dinsdagthe last but one • de voorlaatstethe last few days • de laatste/afgelopen paar dagenthe second last page • de voorlaatste bladzijdethat's the last straw • dat doet de deur dichtthe last word in cars • het nieuwste/laatste snufje op het gebied van auto's
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Straw that broke the camel's back — The idiom the straw that broke the camel s back is from an Arab proverb about how a camel wearing shoes is loaded beyond its capacity to moveFact|date=October 2007. This is a reference to any process by which cataclysmic failure (a broken back)… … Wikipedia
Orlop — The orlop of the Swedish 17th century warship Vasa looking toward the bow. The orlop is the lowest deck in a ship (except for very old ships). It is the deck or part of a deck where the cables are stowed, usually below the water line. It has been … Wikipedia
orlop — [ ɔ:lɒp] (also orlop deck) noun the lowest deck of a wooden sailing ship with three or more decks. Origin ME: from Du. overloop covering , from overlopen run over … English new terms dictionary
orlop deck — noun the fourth or lowest deck • Syn: ↑orlop, ↑fourth deck • Hypernyms: ↑deck * * * ˈȯrˌläp noun Etymology: orlop from Middle English overlop deck of a single decker, fro … Useful english dictionary
or|lop — «AWR lop», noun, or orlop deck, the lowest deck of a ship, especially of a warship, laid over the beams of the hold. ╂[reduction of Scottish ouerlop, overloppe, probably < Middle Low German overlōp < overlopen run over] … Useful english dictionary