-
1 balance due
overschot van een schuld,overschot van een rekeningdebetsaldo, te betalen saldo———————— -
2 demand surplus
overschot verlangen -
3 remainder
overschotrestrestant -
4 surplus or shortage
overschot of tekort -
5 surplus
adj. overschot, rest; overbodig--------n. overvloed, overschotsurplus1[ sə:pləs] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————surplus21 overtollig ⇒ extra, over-♦voorbeelden:surplus population • bevolkingsoverschotsurplus value • meerwaarde -
6 backlog
n. overschot; achterstand--------v. overschot hebben; presenteren van aanvraag van verzendingbacklog -
7 glut
n. overvloed; overschot; overvoering--------v. (over)verzadigen; overladen; overvoeren (de markt)glut1[ glut] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————glut2〈werkwoord; glutted〉♦voorbeelden: -
8 leavings
n. overblijfsel, overschot, kliekjes, afval[ lie:vingz] -
9 public savings
publieke besparingen (overschot staatsbelastingen voor haar uitgaven, overschot van beschikbare geld) -
10 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten -
11 excess
adj. extra-, over(vracht)--------n. overmaat, overlaadexcess1[ ikses, ekses] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 overschot ⇒ surplus, rest♦voorbeelden:1 in/to excess • bovenmate, buitenmate¶ in excess of • meer dan, bovendrink to excess • onmatig drinken————————excess2[ ekses] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:excess fare • toeslagexcess postage • strafport -
12 mortal
adj. kritiek; dodelijk; van de dood; menselijk; vreselijk, afgrijselijk; erg, enorm (slang)--------n. sterveling, schepselmortal1[ mo:tl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mortal2♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:mortal fear • doodsangst(en)it's a mortal shame • het is een grof schandaala mortal sin • een doodzonde3 she did every mortal thing to please him • ze wrong zich in de gekste bochten om het hem naar de zin te maken -
13 oddment
-
14 offal
adj. van uitschot--------n. afval; resten; gedeelten van het beest die oneetbaar zijn[ ofl] -
15 over
adj. voorbij, over, klaar, geëindigd, verleden; samenvattend, concluderend; hoger, boven; hoger in autoriteit of positie; extra, teveel; rest-; dienend als en buitenbedekking, extern, over; overblijvend, over, nog niet op, nog niet opgebruikt (Bv.: " I made so much fish for dinner, there is some left over")--------adv. over; omver; teveel; aan de andere kant; nogmaals--------interj. over--------n. extra, overmatige hoeveelheid; toevoegsel; toegevoegde hoeveelheid; (Cricket) serie van ononderbroken ballen (6 in Engeland, 8 in Australië) gegooid door een speler--------pref. te veel; meer; nog meer; meer dan; bovenaan--------prep. boven, over; meer dan--------v. springen overover1[ oovə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————over25 ten einde ⇒ af, over6 ten einde ⇒ helemaal, volledig7 opnieuw♦voorbeelden:he called her over • hij riep haar bij zichthrow the ball over • gooi de bal naar de overkantshe lives four houses over • ze woont vier huizen verderopover here • hier (te lande)over there • daargindsover against • tegenoverover at your place • bij jou thuishe's over particular • 't is een Pietje preciessome apples were left over • er bleven enkele appelen overa hundred and over • meer dan honderdhe's mud all over • hij zit onder de modderthe show is over • het spektakel is afgelopenit's over and done (with) • het is uitshe thought it over • ze dacht er goed over naI've done it twice over already • ik heb het al twee keer opnieuw gedaanover again • opnieuwover and over again • telkens/altijd weerfive for John (as) over against seven for Pete • vijf voor John tegenover zeven voor Pete————————over3〈 voorzetsel〉6 betreffende ⇒ met betrekking tot, over, om♦voorbeelden:chat over a cup of tea • keuvelen bij een kopje theebuy nothing over fifty francs • koop niets boven de vijftig frankshe hit him over the head • ze sloeg hem op het hoofdthey lived over the post office • ze woonden boven het postkantoorhe has it over Sam • hij wint het van Samwe gained nothing over last year • we hebben geen vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaarover and above these problems there are others • behalve/buiten/naast deze problemen zijn er nog anderespeak over the phone • door de telefoon sprekenover the past five weeks • gedurende de afgelopen vijf wekenall over England • in/over heel Engelandall this fuss over a trifle • zo'n drukte om een kleinigheid→ be over be over/ -
16 overflow
n. overvloeien (ook in computers); overvloed; te veel; (in computers) overvloeien, een storing waarbij het programma meer informatie vasthoudt dan het in het geheugen kan opslaan (informatie overloop)--------v. overlopen; overstromen; opvullen; overvloeienoverflow1————————overflow2〈 werkwoord〉 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden: -
17 pickings
-
18 plus
adj. positief (bij algebra en electriciteit); en nog--------adv. en nog wat (spreektaal); en nog wat (spreektaal)--------n. optelteken; plus; overschot--------prep. en nogplus1[ plus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: Amerikaans-Engels ook plusses〉————————plus21 extra ⇒ bijkomend, gunstig4 ten minste ⇒ minimaal, meer/ouder dan♦voorbeelden:1 a plus benefit • een extra/bijkomend voordeelyou have to be twelve plus for this • hier moet je minimaal twaalf jaar/twaalf of ouder voor zijn————————plus3[ plus] 〈 voorzetsel〉1 plus ⇒ (vermeerderd) met, en; boven nul♦voorbeelden:plus six (degrees centigrade) • zes graden boven nul -
19 relic
-
20 relict
См. также в других словарях:
Manitoba Derby — Nongraded stakes race Manitoba Derby Location Assiniboia Downs Winnipeg, Manitoba, Canada Inaugurated 1930 Race type Thoroughbred Flat racing … Wikipedia
Laurent von Belgien — Prinz Laurent von Belgien Prinz Laurent Benoît Baudouin Marie von Belgien (* 19. Oktober 1963 auf Château du Belvédère in Brüssel, Belgien) ist ein Mitglied der Belgischen Königsfamilie aus dem Hause Sachsen Coburg und Gotha. Er ist Mitglied des… … Deutsch Wikipedia
Bakel (Brabant-Septentrional) — 51°30′9″N 5°44′27″E / 51.5025, 5.74083 … Wikipédia en Français
De Mortel — 51°32′23″N 5°42′30″E / 51.53972, 5.70833 … Wikipédia en Français
De Rips — 51°33′0″N 5°48′38″E / 51.55, 5.81056 … Wikipédia en Français
Elsendorp — 51°34′51″N 5°46′6″E / 51.58083, 5.76833 … Wikipédia en Français
Gemert — 51°33′21″N 5°41′12″E / 51.55583, 5.68667 … Wikipédia en Français
Gemert-Bakel — Héraldique … Wikipédia en Français
Gemert-bakel — Gemert Bakel … Wikipédia en Français
Handel (Pays-Bas) — 51°34′48″N 5°42′39″E / 51.58, 5.71083 … Wikipédia en Français
Milheeze — 51°30′8″N 5°46′44″E / 51.50222, 5.77889 … Wikipédia en Français