-
1 généraliser
généraliser [zĵeeneeraaliezee]♦voorbeelden:1 algemeen worden ⇒ zich algemeen uitbreiden, zich overal verspreiden, overal om zich heen grijpen ⇒ 〈 medisch〉 zich uitzaaienv -
2 partout
-
3 de par le monde
-
4 de-ci de-là
de-ci de-làoveral, hier en daar————————de-ci de-làoveral, hier en daar -
5 par-ci
par-ci, par-làzo'n beetje overal; altijd en eeuwig————————par-ci [paarsie]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ par-ci, par-là • zo'n beetje overal; altijd en eeuwig -
6 argent
argent [aarzĵã]〈m.〉1 zilver2 geld♦voorbeelden:argent mort • renteloos geldêtre à court d'argent • krap (bij kas) zittenfaire beaucoup d'argent • veel geld verdienenfaire travailler son argent • zijn geld beleggenfaire argent de tout • overal munt uit slaanl'argent lui fond dans les mains • hij, zij heeft een gat in zijn, haar handjeter l'argent par les fenêtres • met geld smijtenprendre qc. pour argent comptant • iets voor zoete koek slikkenvous ne verrez pas la couleur de son argent • u krijgt geen cent van hemen avoir pour son argent • waar voor zijn geld krijgenen être pour son argent • zijn geld er bij inschieten〈 spreekwoord〉 point d'argent, point de Suisse • geen geld, geen Zwitserspour de l'argent • tegen betalingêtre près de son argent • op de centen zittenm1) geld2) zilver -
7 blague
blague [blaag]〈v.〉♦voorbeelden:faire une blague à qn. • een grap met iemand uithalenblague à part • alle gekheid op een stokjeprendre tout à la blague • overal de draak mee stekenblague dans le coin • alle gekheid op een stokjef1) grap, mop, lolletje2) flater, blunder3) tabakszakje -
8 bric
bric [briek]♦voorbeelden:meublé de bric et de broc • met samengeraapte meubels ingerichtadv( de bric et de broc) te hooi en te gras -
9 chez
chez [sĵee]〈 voorzetsel〉1 bij ⇒ in het huis, het land, de winkel, de werken van♦voorbeelden:repas bien de chez nous • typisch Franse maaltijdchez soi • thuisrentrer chez soi • naar huis gaanfaites comme chez vous • doe alsof u thuis bentprép1) bij2) naar -
10 cordon
cordon [kordõ]〈m.〉1 snoer ⇒ touw(tje), lint, koord, band♦voorbeelden:cordons de souliers • schoenvetersdesserrer les cordons de sa bourse • geld voor de dag halentenir les cordons de la bourse • het geld, de kas beherentirer les cordons des sonnettes • overal aankloppencordon ombilical • navelstrengcouper le cordon • de navelstreng doorknippenm1) touw, koord2) snoer, draad [elektriciteit]3) reeks, rij4) linie [troepen]5) kordon [politie]6) ordeband, lint8) kartelrand [munt] -
11 curieux
curieux [kuurjeu]3 vreemd ⇒ merkwaardig, bizar♦voorbeelden:1 petite curieuse! • nieuwsgierig Aagje!éloigner les curieux • de nieuwsgierigen verwijderenêtre curieux de tout • overal in geïnteresseerd zijn→ bête= curieuse; adj1) nieuwsgierig2) benieuwd3) vreemd, bizar -
12 embarrasser
embarrasser [ãbaaraasee]2 hinderen ⇒ belemmeren, in de weg staan♦voorbeelden:2 verward raken ⇒ zich verstrikken (in), in de war raken♦voorbeelden:1. v2) hinderen, belemmeren2. s'embarrasserv3) meesjouwen, meenemen -
13 épreuve
épreuve [eepruv]〈v.〉1 proef(neming) ⇒ examen, opgave, toets♦voorbeelden:épreuve de force • krachtproefépreuves d'initiation • inwijdingsrituelenmettre à l'épreuve, à rude épreuve • (zwaar) op de proef stellenà l'épreuve de • bestand tegenà l'épreuve des balles • kogelvrijà l'épreuve du feu • vuurvast, brandvrijà toute épreuve • overal tegen bestandf1) proef, examen, toets2) beproeving3) wedstrijd, rit4) drukproef5) afdruk -
14 latitude
latitude [laatietuud]〈v.〉3 (bewegings)vrijheid ⇒ vrijheid van handelen, speelruimte♦voorbeelden:2 basses, hautes latitudes • tropische streken, poolstrekenf1) breedtegraad2) klimaat -
15 lieu
〈m.〉1 plaats ⇒ plek, oord♦voorbeelden:1 lieux d'aisances • gemak, wclieu de passage • plaats waar veel mensen langskomenl'usage des lieux • het gebruik van de streeken haut lieu • in hooggeplaatste kringenmauvais lieu • huis van ontuchtlieux proches, voisins • omgeving, omstrekenlieu public • openbare weg, gelegenheidlieu saint • heiligdom, tempel, kerkmettre qc. en lieu sûr • iets veilig opbergen, achter slot en grendel stoppenmettre qn. en lieu sûr • iemand in veiligheid brengens'il y a lieu • als daar reden toe isavoir lieu • plaats hebben, gebeurenelle me tenait lieu de tout • zij was alles voor metenir lieu de • vervangen, de plaats innemen vanau lieu de • in plaats vanen tous lieux • overalen son lieu • op zijn beurten lieu et place de qn. • rechtens iemandse rendre sur les lieux • zich naar de plaats van het ongeval, het misdrijf begevensur les lieux • ter plaatse〈 formeel〉 au lieu que 〈+ aantonende wijs〉 • terwijl (daarentegen); 〈+ aanvoegende wijs〉 in plaats dat2 vider les lieus • de woning, zaal (enz.) ontruimen, ophoepelenen dernier lieu • ten slotteen premier lieu • in, op de eerste plaatsavoir lieu de • reden hebben omdonner lieu à • aanleiding geven totdonner lieu à une demande • gevolg geven aan een verzoekil y a tout lieu de • er is alle reden om1. m1) plaats, plek2) aanleiding2. lieuxm plwoning, pand -
16 monde
monde [mõd]〈m.〉1 wereld ⇒ heelal, kosmos2 wereld ⇒ aardbol, planeet♦voorbeelden:il y a un monde entre les deux frères • er is een hemelsbreed verschil tussen de twee broersc'est un monde! • dat is kras!c'est un monde que ce travail • dit is een buitengewoon veelomvattend werkl'autre monde • het hiernamaalsde l'autre monde • van het hiernamaals, uit een ver verleden, uit het jaar nulavoir des idées de l'autre monde • er ouderwetse ideeën op na houdendans le monde entier • in, over de hele wereldcourir le monde • veel reizenil n'est plus de ce monde • hij is heengegaanexpédier, envoyer qn. dans l'autre monde • iemand naar de andere wereld helpenpasser dans l'autre monde • stervenainsi va le monde • zo gaat het in de werelddu train où va le monde • als de dingen zo doorgaanfaire, donner tout au monde pour • er alles voor over hebben omje ne le ferais pour rien au monde • ik zou dat voor geen geld doenmettre un enfant au monde • een kind ter wereld brengenvenir au monde • ter wereld komenêtre seul au monde • alleen op de wereld staande par le monde • overal ter wereldc'est le meilleur homme du monde • het is een bovenste beste manêtre le mieux du monde avec qn. • op zeer goede voet met iemand staantu es fâché? pas le moins du monde • ben je boos? niet in het minstdepuis que le monde est monde • sinds mensenheugenis→ tourle monde antique • de Oudheidle grand monde • de hoogste kringenêtre du même monde • uit hetzelfde milieu komenle petit monde • de kinderenc'est le monde renversé, à l'envers • dat is de omgekeerde wereldle tiers monde • de derde wereldmourir au monde • de wereld verzakenquitter le monde • in het klooster gaanvivre dans le monde • midden in de wereld staan4 le beau monde • de uitgaande wereld, de grote wereldle monde est méchant • de mensen zijn slechttout le monde • iedereenil y a un monde fou • er zijn ontzettend veel mensenconnaître son monde • zijn pappenheimers kennenc'est se moquer du monde • dat is wel heel brutaal¶ (pas) le moins du monde • in het minst niet, allerminstm1) wereld2) mensen -
17 mont
mont [mõ]〈m.〉♦voorbeelden:par monts et par vaux • over berg en dal, overalêtre sans cesse par monts et par vaux • altijd op reis zijnm -
18 nez
nez [nee]〈m.〉1 neus♦voorbeelden:nez d'un animal • snuit van een diernez en bec d'aigle • haviksneusnez en pied de marmite • brede mopsneusnez en trompette • wipneusle nez au vent • met onbezonnen uitdrukking, neus in de wind 〈 jachthond〉nez aquilin • haviksneusfaux nez • feestneusnez fin • fijne neus, speurneusça sent les roses à plein nez • het ruikt hier sterk naar rozenavoir le nez pris • verkouden zijnnez retroussé • wipneusallonger le nez • teleurgesteld kijkenavoir du nez • een fijne neus (voor iets) hebbenbaisser le nez • zich schamenil s'est cassé le nez • hij is misluktse casser le nez à la porte de qn. • z'n neus stoten bij iemandfaire un (long) nez, drôle de nez • op zijn neus kijkense manger le nez • elkaar in de haren vliegenmontrer le nez • zich even laten ziencela lui pend au nez • dat hangt hem, haar boven het hoofd〈 informeel〉 tordre le nez • de neus optrekken, ontevreden zijnil fourre son nez partout • hij steekt overal zijn neus inse trouver nez à nez • plotseling voor iemands neus staandire qc. au nez de qn. • iemand iets recht in zijn gezicht zeggenau nez et à la barbe de qn. • waar iemand bijstaatparler du nez • door de neus sprekenpasser qc. sous le nez de qn. • iemand iets door de neus borenpasser sous le nez de qn. • iemands neus voorbijgaancela se voit comme le nez au milieu de la figure • dat is zonneklaarm1) neus2) kaap, punt -
19 par
par [paar]〈voorzetsel; ook bijwoord〉1 door ⇒ (door middel) van, met2 door(heen) ⇒ over, langs, via3 per ⇒ bij, in, aan4 op ⇒ in, aan, bij5 op ⇒ gedurende, bij, in♦voorbeelden:faire faire qc. par qn. • iemand iets laten doenprouver qc. par des exemples • iets door middel van voorbeelden bewijzenpar ici • hier(langs), deze kant uitpar ce temps • bij dit weerpar lui-même • uit zichzelfqu'entendez-vous par là? • wat verstaat u daaronder?il a fini par comprendre • hij heeft het uiteindelijk begrepenpar trop • al tede par la loi • in naam van de wetde par le monde • overal op de wereldde par sa nature • van natureadv, prép1) door, met2) over, langs, via3) per, bij, in4) op, gedurende, bij5) wegens, uit -
20 porte
porte [port]〈v.〉3 poort ⇒ bergengte, -pas♦voorbeelden:porte de communication • tussendeurporte d'entrée • ingangporte de secours • nooduitgangporte de service • personeelsingangporte à tambour • draaideurporte cochère • koetspoortporte coulissante, roulante • schuifdeurporte vitrée • glazen deurfaire du porte à porte • huis aan huis verkopenfermer, refuser sa porte à qn. • iemand de toegang tot z'n huis ontzeggenfermer sa porte au nez de qn. • iemand bruut wegjagenforcer la porte de qn. • bij iemand binnendringenfrapper à la bonne porte • bij de juiste persoon aankloppenfrapper à toutes les portes • overal om hulp aankloppenmettre qn. à la porte • iemand de deur uitzetten, iemand wegsturenouvrir la porte à qc. • de deur voor iets openzettenouvrir la porte à qn. • iemand gastvrij ontvangenpasser la porte • weggaan; ontslagen wordenporte à porte • naast elkaarà la porte! • d'r uit!à ma (ta, sa …) porte • vlakbij (huis), om de hoekde porte à porte, de porte en porte • van huis tot huis2 les portes de Paris • de invals-, uitvalswegen van Parijsaux portes de • onder de rook van, vlakbijêtre aimable comme une porte de prison • erg onvriendelijk zijnf1) deur2) poort3) toegang
См. также в других словарях:
Overal — Recorded in the spellings of Overal, Overall, Overel, Overell, Oveal, Ovill and others, this is an English medieval surname. It is topographical and describes someone who lived at the upper hall. This may be a reference to a building at the top… … Surnames reference
overal — adv. RG. 375 … Oldest English Words
overal — alasey … Woordenlijst Sranan
Darrell A. Posey — Darrell Addison Posey Born March 14, 1947 Henderson, Kentucky Died March 6, 2001 Oxford, UK Natio … Wikipedia
Carlos A. Peres — Infobox Scientist box width = name = Carlos Augusto da Silva Peres image width = caption = birth date = 1963 birth place = Belém, Brazil death date = death place = residence = Norwich, UK citizenship = Brazilian nationality = flagicon|Brazil… … Wikipedia
Adolpho Ducke — Infobox Scientist box width = name = Adolpho Ducke image width = caption = birth date = October 19, 1876 birth place = Trieste, Italy death date = January 5, 1959 death place = Fortaleza, Ceará, Brazil residence = citizenship = Brazilian… … Wikipedia
Дукке, Адольфо — Адольфо Дукке порт. Adolpho Ducke Дата рождения: 19 октября 1876(1876 10 19) Место рождения: Триест, Королевство Италия … Википедия
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français