-
21 iemand werk opdragen
iemand werk opdragenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand werk opdragen
-
22 iemand werkzaamheden opdragen
iemand werkzaamheden opdragenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand werkzaamheden opdragen
-
23 поручать
opdragen, belasten, toevertrouwen -
24 поручить
opdragen, belasten, toevertrouwen -
25 поручать
opdragen, toevertrouwen -
26 поручить
opdragen, toevertrouwen -
27 поручать
opdragen, toevertrouwen -
28 поручить
opdragen, toevertrouwen -
29 dedicate
-
30 -mannered
(having, or showing, manners of a certain kind: a well- / bad-mannered person.) -opdragen* * *(having, or showing, manners of a certain kind: a well- / bad-mannered person.) -opdragen -
31 celebrate
v. vieren[ sellibreet]2 vierenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vieren2 prijzen ⇒ loven, roemen, huldigen3 opdragen♦voorbeelden: -
32 inscribe
v. graveren; inschrijven; opdragen aan-; afbakenen (wiskunde)[ inskrajb] -
33 célébrer
célébrer [seeleebree]〈 werkwoord〉v1) vieren, plechtig herdenken2) voltrekken [huwelijk]3) mis opdragen4) roemen, bezingen -
34 charger
charger [sĵaarzĵee]1 (be-, op-, in)laden ⇒ bevrachten, bepakken4 getuigen tegen ⇒ ten laste leggen, belasteren♦voorbeelden:charger une valise sur son épaule • een koffer op zijn schouder nemennavire qui charge pour Londres • schip dat een vracht voor Londen aan boord neemt♦voorbeelden:¶ se charger de qc. • zich met iets belasten, iets op zich nemense charger de qn. • iemand onder zijn hoede nemenv1) (be-, op-, in)laden, bevrachten2) overladen, belasten (met)3) getuigen (tegen), belasteren4) overdrijven5) aanvallen -
35 dédicacer
-
36 dédier
-
37 anweisen
-
38 auftragen
auftragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opdragen, de opdracht geven3 af-, opdragen ⇒ verslijten♦voorbeelden: -
39 weihen
weihen1 (in)wijden ⇒ consacreren; officieel in gebruik nemen; plechtig in een kloosterorde opnemen♦voorbeelden:sich dem Tode weihen • zich aan de dood overleveren -
40 zueignen
См. также в других словарях:
opdrage — op|dra|ge vb., r, de el. opdrog, opdraget (foran fælleskønsord opdragen el. opdraget), opdragne el. opdragede (jf. §31 34); en opdragen el. opdraget hund; et opdraget barn; opdragne el. opdragede børn … Dansk ordbog
Geboren — 1. Als was einer geboren, als das wird er sterben. (Lit.) 2. Alsbald wir werden geboren, so sind wir schon verloren. – Henisch, 1391, 65. »Die grösste Sünd ist das Geborensein.« (Calderon, Das Leben ein Traum.) 3. Besser ist nimmer gebor n, denn… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon