-
21 inschieten
1 [iets van betekenis kwijtraken] lose2 [verbrijzelen] smash3 [wapens e.d. testen, het afschieten voorbereiden] find the range of♦voorbeelden:zijn leven erbij inschieten • lose one's life (doing something)2 een ruit inschieten • smash/shatter a window1 [mislopen] fall through2 [vallen in] land in ⇒ go/fall in(to)3 [ergens snel binnengaan] shoot in(to)♦voorbeelden:1 mijn lunch zal er wel bij inschieten • that's my lunch down the drain/gone by the wayside1 [inspelen] warm up2 [in het doel schieten] 〈 onovergankelijk werkwoord〉 score; 〈 overgankelijk werkwoord〉 shoot into the net♦voorbeelden:1 zich inschieten • warm up, knock the ball about -
22 kunnen
kunnen1〈 het〉♦voorbeelden:————————kunnen22 [met betrekking tot mogelijkheid inherent aan onderwerp] 〈 tegenwoordige tijd〉 can/ 〈 verleden tijd〉 could ⇒ it is/was/ 〈enz.〉 possible for … to♦voorbeelden:willen is kunnen • where there's a will there's a wayeen handige man kan alles • a handy man can do anythinghad jij dat gekund? • could you have done that?hij kan er wat van • he's pretty good at ithij liep wat hij kon • he ran as fast as he couldiets beter kunnen dan • be better at something thanhij kon er niet onderuit • he couldn't escape (…ing), he just had toik kan er niet in/uit • I can't get in/outhij kan er niet over uit • he's always talking about ithij kan niet meer • he can't go onbuiten iets kunnen • do without somethingergens tegen kunnen • be able to take something2 dat kan (niet) • it can('t) be done, it's/that's (im)possiblehet deksel kan er niet af • the lid won't come offmorgen kan ik niet • tomorrow's impossible for mehet kan niet op • there's more than enough1 [met betrekking tot mogelijkheid zoals geschat door spreker] may, might, could ⇒ it is possible that …♦voorbeelden:het zou kunnen • could be, maybeIII 〈 hulpwerkwoord〉1 [met betrekking tot toelating] 〈 tegenwoordige tijd〉 can ⇒ be allowed to, 〈 formeel〉 may, 〈 verleden tijd〉 could, 〈 verleden tijd〉 be allowed to, 〈 verleden tijd, indirecte rede, formeel ook〉 might2 [van een bekwaamheid/mogelijkheid gebruik maken] be able to♦voorbeelden:de juf zei dat ik naar huis kon gaan • teacher said that I could go homeje had het me wel kunnen vertellen • you might/could have told me2 de gevangene kon ontsnappen • the prisoner was able to/managed to escape1 [aanvaardbaar zijn] will do♦voorbeelden:1 zo kan het niet langer • it/things can't go on like thishet kan ermee door • it'll do, it's alrightdie trui kán gewoon niet • that sweater's just impossiblezo kan ie wel weer • here we go again -
23 aanleggen
1 [aanbrengen tegen, om] mettre2 [doen overeenkomstig een doel] procéder (à qc.)6 [besteden] investir♦voorbeelden:hoe leg ik dat aan? • comment m'y prendre?het zuinig aanleggen • être chichehet met iemand aanleggen • 〈 zich inlaten met〉 s'acoquiner avec qn.; 〈 ruzie krijgen met〉 se prendre de querelle avec qn.het met de buurvrouw aanleggen • devenir l'amant de sa voisinehet op iets aanleggen • viser qc.1 [voor de wal komen] aborder2 [onderweg stilhouden] s'arrêter (à)1 [richten] épauler (qc.)♦voorbeelden: -
24 aantikken
2 [tikken aan] frapper (à)♦voorbeelden:1 dat tikt lekker aan • cela finit par atteindre une jolie somme; 〈 figuurlijk〉 cela finit par avoir une influence considérable1 [even aanraken] toucher♦voorbeelden: -
25 aborteren
1 [een zwangerschap onderbreken] pratiquer un avortement sur♦voorbeelden:1 [een miskraam hebben] faire une fausse couche -
26 afstompen
♦voorbeelden:het verdriet heeft zijn geest afgestompt • le chagrin l'a rendu insensible1 [minder ontvankelijk worden voor emoties] se dessécher2 [minder scherp worden] s'émousser♦voorbeelden: -
27 afstoten
1 [door stoten verwijderen] faire partir2 [van de hand doen] se débarrasser de3 [biologie] rejeter♦voorbeelden:filialen afstoten • vendre des succursalestaken afstoten • se désengager de certaines tâches1 [onaangenaam aandoen] déplaire2 [natuurkunde] (se) repousser♦voorbeelden:zich afgestoten voelen door iets, iemand • trouver qc., qn. repoussant1 [afketsen] glisser (sur) -
28 aftellen
1 compter♦voorbeelden:geld aftellen • compter de l'argentaan het aftellen zijn • compter les jours avant l'accouchementhet aftellen is onderbroken • on a interrompu le compte à rebours1 [kinderen] réciter une comptine -
29 bijleggen
♦voorbeelden:als ik het zo verkoop, moet ik erop bijleggen • si je le vends ainsi, j'y perdsII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [goedmaken] aplanir♦voorbeelden: -
30 bijverdienen
1 [extra verdienen] gagner en plus1 [een extra inkomen inbrengen] apporter un salaire d'appoint -
31 bomen
1 [praten] tailler une bavette1 [met een vaarboom voortduwen] faire avancer à l'aide d'une perche -
32 bouwen
1 [construeren] bâtir♦voorbeelden:huizen bouwen • bâtir des maisonsde vogels bouwen nesten • les oiseaux font des nidskeurige zinnen bouwen • construire des phrases correctesmen heeft aan het stadhuis verscheidene jaren gebouwd • la construction de l'hôtel de ville a duré plusieurs annéeseen theorie op iets bouwen • baser une théorie sur qc.van steen bouwen • construire en pierre1 [+ op][zich verlaten op] compter (sur) -
33 braken
1 [overgeven] vomir♦voorbeelden:scheldwoorden braken • vomir des injuresde vulkaan braakt vlammen • le volcan vomit des flammeshet braken • le vomissement1 [walgen] être écoeuré♦voorbeelden: -
34 doorreizen
1 [zijn reis voortzetten] continuer son voyage1 [reizend doortrekken] parcourir -
35 eten
eten1〈 het〉♦voorbeelden:iemand het eten uit de mond kijken • regarder manger qn. avec envie————————eten21 [nuttigen] manger (qc.)♦voorbeelden:het is te eten • c'est mangeablegoed kunnen eten • avoir un bon coup de fourchettehij houdt van lekker eten • il aime la bonne cuisineje kunt hier lekker eten • on mange bien icieet smakelijk • bon appétitmet smaak eten • manger de bon appétitom op te eten zijn • être à croquer→ link=pot pot♦voorbeelden:uit eten gaan • (aller) dîner en ville♦voorbeelden: -
36 fantaseren
-
37 grabbelen
1 [grijpen] se jeter (sur qc.)2 [rondtasten, in iets woelen] fouiller (dans)1 [uit een grabbelton halen] retirer qc. d'un tonneau -
38 horen
1 [algemeen] entendre2 [luisteren naar; in aanmerking nemen] écouter♦voorbeelden:muziek horen • entendre de la musiquede Raad van State horen • consulter le Conseil d'Etathet is wel te horen dat je verkouden bent • on entend bien que tu es enrhumélaat eens iets van je horen • donne-nous de temps en temps de tes nouvelleszo mag ik het horen! • voilà qui est parler!ik heb het alleen van horen zeggen • je ne le sais que par ouï-direik hoor nog wel eens wat • parfois j'apprends encore qc.u hoort nog van ons • nous vous écrirons, nous reprendrons contact avec vousdaar heb ik nooit van gehoord • je n'ai jamais entendu parler de cela〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • vous l'avez voulu, George Dandin2 moet je horen! • écoute!zichzelf graag horen praten • s'écouter parlerhoor hem! • écoute-moi ça!1 [geluiden kunnen waarnemen] entendre2 [zijn plaats hebben; toebehoren] appartenir (à)3 [gepast zijn] convenir♦voorbeelden:dit huis hoort aan mijn vader • cette maison appartient à mon pèredit deksel hoort bij die pot • ce couvercle va avec ce potergens bij horen • appartenir à qc.hij hoort tot de genodigden • il fait partie des invitésvoor wat hoort wat • donnant donnantje hoort niet te fluisteren in gezelschap • ce n'est pas bien de chuchoter en publicdat hoort zo • c'est ce qui se fait -
39 indikken
♦voorbeelden: -
40 inspelen
1 [geschikt maken voor gebruik] essayer♦voorbeelden:1 [+ op][vooruit lopen op] anticiper (sur)♦voorbeelden:inspelen op een rage • sacrifier à une mode
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Французский
onovergankelijk
Страницы