-
1 meerekenen
♦voorbeelden:alles meegerekend kost het … • cela coûte … tout compriswe rekenen hem niet mee • il ne compte pas… niet meegerekend • sans compter … -
2 meerekenen
♦voorbeelden:alles meegerekend kost het … • everything included it costs …we rekenen hem niet mee • we're not counting him -
3 meerekenen
учесть, включить в; причислить к* * *(d)учитывать, включать* * *гл.общ. включать, учитывать -
4 meerekenen
v. include, take into account -
5 meerekenen
hesaba katmak [-ar] v -
6 comprendre
comprendre [kõprãdr]1 begrijpen ⇒ beseffen, verstaan, duidelijk inzien2 bevatten ⇒ omvatten, bestaan uit3 meerekenen ⇒ meetellen, inbegrepen doen zijn (bij)♦voorbeelden:comprendre un code • een code kunnen ontcijferencomprendre la plaisanterie • tegen een grapje kunnencomment comprenez-vous le rôle d'un conseiller? • hoe ziet u de rol van een raadsman?voilà comme je comprends des vacances • dat is voor mij de ideale vakantiefaire comprendre qc. à qn. • iemand iets duidelijk makense faire comprendre • zich verstaanbaar maken, zich duidelijk uitdrukkenje n'y comprends rien • ik begrijp er niets vancomprendre qc. à demi-mot • maar een half woord nodig hebbenj'ai compris que 〈+ aantonende wijs〉 • ik heb bemerkt dat, ik heb ingezien datje comprends • ik snap het¶ je comprends! • nou en of!♦voorbeelden:1 cela se comprend (de soi) • dat is te begrijpen, dat spreekt vanzelf1. v1) begrijpen, beseffen2) bestaan uit3) meerekenen2. se comprendrev -
7 включать
vgener. interpoleren, inlijven (bij-âî ÷òî-ô.), invlechten, aandraaien (свет, ток), aanzetten (радио), inschakelen (ток, лампу и т.п.), insluiten, invoegen, mederekenen, medetellen, meerekenen, meetellen, schakelen, tussenvoegen -
8 учитывать
vgener. in rekening brengen, aannemen, bedacht zijn op, bijrekenen, bijtellen, in aanmerking nemen, mederekenen, meerekenen, (что-л.) verdesconteren (iets) -
9 count
n. telling; beschuldigingsclausule; graaf--------v. rekenen; meetellencount1[ kaunt]♦voorbeelden:1 telling ⇒ tel, getal♦voorbeelden:1 keep count • de tel(ling) bijhouden, (mee)tellenlose count • de tel kwijt raken/zijn♦voorbeelden:1 I take no count of his opinion • ik trek me niets aan van/sla geen acht op zijn mening————————count21 tellen ⇒ meetellen, gelden♦voorbeelden:count for little/nothing • weinig/niets voorstellen→ count upon count upon/1 tellen ⇒ optellen, tellen tot♦voorbeelden:2 rekenen tot ⇒ beschouwen (als), achten♦voorbeelden:1 there were 80 victims, not counting (in) the crew • er waren 80 slachtoffers, de bemanning niet meegerekendyou can count me in • ik ben van de partijhe counts prominent politicians among his friends • hij telt vooraanstaande politici onder zijn vrienden¶ they'll count it against you … • ze zullen het je kwalijk nemen/aanrekenen …→ count out count out/ -
10 include out
include outuitsluiten, niet meerekenen -
11 include
v. incluseren; inhouden[ inkloe:d]1 omvatten ⇒ bevatten, insluiten2 (mede) opnemen ⇒ bij/toevoegen♦voorbeelden:〈informeel; schertsend〉 include out • uitsluiten, niet meerekenen -
12 reckon
v. rekenen (op), afgaan (op)[ rekkən]♦voorbeelden:3 if you do that you'll have to reckon with me • als je dat doet, krijg je het met mij aan de stokII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 meerekenen ⇒ meetellen, rekening houden met3 beschouwen ⇒ aanzien (voor), houden (voor)♦voorbeelden:1 have you reckoned it all up? • heb je het allemaal opgeteld?2 ten guests, not reckoning the children • tien gasten, de kinderen niet meegerekend -
13 compter
compter [kõtee]2 meetellen ⇒ in tel zijn, belangrijk zijn, gelden♦voorbeelden:à compter de • vanafcompter de tête • uit het hoofd rekenencompter parmi, au nombre de • behoren tot, gerekend worden totcomptez sur moi • reken op mijcompter sur les doigts • op de vingers natellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tellen ⇒ optellen, uittellen3 verwachten ⇒ willen, van plan zijn4 berekenen ⇒ uitbetalen, betalen♦voorbeelden:on peut compter ses lettres • men kan zijn brieven op de vingers van een hand tellensans compter que • afgezien daarvan dat3 compter que • verwachten dat, ermee rekenen datv1) rekenen2) meetellen, belangrijk zijn3) (op)tellen4) (mee)rekenen5) verwachten, van plan zijn6) berekenen, betalen -
14 включать
vgener. interpoleren, inlijven (bij-âî ÷òî-ô.), invlechten, aandraaien (свет, ток), aanzetten (радио), inschakelen (ток, лампу и т.п.), insluiten, invoegen, mederekenen, medetellen, meerekenen, meetellen, schakelen, tussenvoegen -
15 учитывать
vgener. in rekening brengen, aannemen, bedacht zijn op, bijrekenen, bijtellen, in aanmerking nemen, mederekenen, meerekenen, (что-л.) verdesconteren (iets) -
16 meetellen
♦voorbeelden:… niet meegeteld • sans compter … -
17 einkalkulieren
einkalkulieren1 meerekenen, incalculeren ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 mede in aanmerking nemen, rekening houden met -
18 einrechnen
einrechnen1 meerekenen, erbij rekenen -
19 einschließen
-
20 rechnen
rechnen3 rekenen, vertrouwen4 rekening houden met, bedacht zijn op♦voorbeelden:im Kopf rechnen • hoofdrekenenin Gulden rechnen • met guldens rekenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 rekenen bij, tot♦voorbeelden:1 renderen, rendabel zijn, iets opleveren
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский