-
1 meetellen
1 [in een telling opnemen] count also/in ⇒ include1 [mede van belang zijn] count♦voorbeelden:1 laten meetellen • count as well, give great weight tohij telt daar niet mee • he doesn't count (for much)/doesn't matter theredat telt niet mee • that doesn't countniet meer meetellen • no longer count (for anything) -
2 meetellen
♦voorbeelden:… niet meegeteld • sans compter … -
3 meetellen
гл.общ. включать, причислять -
4 meetellen
v. take into account, count, include -
5 meetellen
ww1) compter, inclure2) compter, importer -
6 meetellen
1) räkna2) greve -
7 meetellen
saymak [-ar] v -
8 laten meetellen
laten meetellencount as well, give great weight toVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > laten meetellen
-
9 niet meer meetellen
niet meer meetellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niet meer meetellen
-
10 ubrojiti
meetellen -
11 counts for something
meetellen, gelden, v. betekenis -
12 count
n. telling; beschuldigingsclausule; graaf--------v. rekenen; meetellencount1[ kaunt]♦voorbeelden:1 telling ⇒ tel, getal♦voorbeelden:1 keep count • de tel(ling) bijhouden, (mee)tellenlose count • de tel kwijt raken/zijn♦voorbeelden:1 I take no count of his opinion • ik trek me niets aan van/sla geen acht op zijn mening————————count21 tellen ⇒ meetellen, gelden♦voorbeelden:count for little/nothing • weinig/niets voorstellen→ count upon count upon/1 tellen ⇒ optellen, tellen tot♦voorbeelden:2 rekenen tot ⇒ beschouwen (als), achten♦voorbeelden:1 there were 80 victims, not counting (in) the crew • er waren 80 slachtoffers, de bemanning niet meegerekendyou can count me in • ik ben van de partijhe counts prominent politicians among his friends • hij telt vooraanstaande politici onder zijn vrienden¶ they'll count it against you … • ze zullen het je kwalijk nemen/aanrekenen …→ count out count out/ -
13 compter
compter [kõtee]2 meetellen ⇒ in tel zijn, belangrijk zijn, gelden♦voorbeelden:à compter de • vanafcompter de tête • uit het hoofd rekenencompter parmi, au nombre de • behoren tot, gerekend worden totcomptez sur moi • reken op mijcompter sur les doigts • op de vingers natellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tellen ⇒ optellen, uittellen3 verwachten ⇒ willen, van plan zijn4 berekenen ⇒ uitbetalen, betalen♦voorbeelden:on peut compter ses lettres • men kan zijn brieven op de vingers van een hand tellensans compter que • afgezien daarvan dat3 compter que • verwachten dat, ermee rekenen datv1) rekenen2) meetellen, belangrijk zijn3) (op)tellen4) (mee)rekenen5) verwachten, van plan zijn6) berekenen, betalen -
14 intervenir
intervenir [ẽtervənier]〈 werkwoord〉1 tussenbeide komen ⇒ zich mengen, zich bemoeien, ingrijpen5 zich voordoen ⇒ gebeuren, geschieden6 tot stand komen ⇒ gesloten worden, bereikt worden♦voorbeelden:faire intervenir l'armée • het leger inschakelenv1) tussenbeide komen, bemiddelen6) meespelen, meetellen [factoren] -
15 включать
vgener. interpoleren, inlijven (bij-âî ÷òî-ô.), invlechten, aandraaien (свет, ток), aanzetten (радио), inschakelen (ток, лампу и т.п.), insluiten, invoegen, mederekenen, medetellen, meerekenen, meetellen, schakelen, tussenvoegen -
16 причислять
vgener. bijrekenen, bijtellen, medetellen, meetellen, rekenen (tot-ê) -
17 ball game
-
18 be around
be around, 〈in betekenis 1 ook〉 be round3 〈alleen in voltooide tijd; informeel〉 heel wat meegemaakt hebben 〈 in het bijzonder op seksueel gebied〉4 → be about be about/ -
19 be in the ball game
be in the ball game -
20 be out of the picture
be out of the pictureniet meetellen, er niet bij horen; niet op de hoogte zijn
Страницы