-
1 zaak
♦voorbeelden:het ministerie van Buitenlandse Zaken • le Ministère des Affaires étrangèresbemoei je met je eigen zaken! • mêle-toi de tes affaires!gemene zaak maken met iemand • faire des affaires louches avec qn.de goede zaak • la bonne causehet hele zaakje • tout le bazardat is een kwade zaak • c'est une affaire fâcheuseeen advocaat van kwade zaken • l'avocat du diableeen onaangename zaak • une fâcheuse affaireonverrichter zake terugkeren • revenir bredouilledat is een vies zaakje • c'est une sale affairehij heeft een voordelig zaakje gedaan • il a fait une bonne affaireeen voordelige zaak • une bonne affairezaken met iemand doen • être en relation d'affaires avec qn.hoe gaan de zaken? • comment vont les affaires?z'n zaakjes goed geregeld, voor elkaar hebben • bien mener sa barquede zaak is dat … • le fait est que …de zaak is beklonken • l'affaire est régléede zaken nemen zoals zij zijn • prendre les choses comme elles viennenthoe staan de zaken? • comment ça va?zoals de zaken nu staan • au point où en sont les chosesiemands zaak verdedigen • plaider la cause de qn.iemands zaken waarnemen, behartigen • gérer les affaires de qn.een zaak winnen • obtenir gain de causedat is jouw zaak niet • cela ne te regarde pasdat is zijn zaak • c'est son affairehet fijne van de zaak weten • savoir le fin mot de l'affairevoor een zaak gewonnen zijn • être acquis à une causeiemand voor z'n zaak winnen • gagner qn. à sa cause〈 spreekwoord〉 zaken gaan voor het meisje • le travail d'abord, le plaisir ensuitelopende zaken • affaires couranteszeker zijn van zijn zaak • être sûr de son faitter zake (komen) • (en venir) au faitdat doet niets ter zake • cela est hors de proposin zake van • en matière de¶ de zaak is deze … • voilà de quoi il s'agit …hij stond met z'n zaakje te kijk • il était dans le plus simple appareilniet veel zaaks zijn • n'être pas fameux -
2 gebeuren
2 [gedaan worden] se faire3 [overkomen] arriver à♦voorbeelden:1 is er een ongeluk gebeurd? • est-ce qu'il y a eu un accident?dat kan de beste gebeuren • cela peut arriver à tout le mondelaat dit niet meer gebeuren! • que ça ne se renouvelle pas!wat (er) ook gebeuren moge • quoi qu'il arrivealsof er niets gebeurd was • comme si de rien n'étaitwat gebeurd is, is gebeurd • ce qui est fait est faitdat gebeurt niet meer, begrepen? • cela ne se reproduira plus, compris?een waar gebeurd feit • un fait authentiquehet is gebeurd met hem • il est finieen gebeuren • un événementer moet nog heel wat gebeuren voor … • on aura un bon bout de chemin à faire avant …het is gebeurd • c'est faiter moet iets gebeuren, zo kan het niet blijven • il faut faire qc., cela ne peut pas continuer comme celahet is zó gebeurd • c'est simple comme bonjour3 het zal je gebeuren! • imaginez que cela vous arrive!wat is er met jou gebeurd? • que t'est-il arrivé? quotidienne -
3 feit
♦voorbeelden:een voldongen feit • un fait accomplide verdachte heeft het feit bekend • le suspect a reconnu les faitszich bij een voldongen feit neerleggen • s'incliner devant le fait accomplide feiten spreken voor zichzelf • les faits parlent d'eux-mêmesiemand voor een (voldongen) feit stellen • mettre qn. devant le fait accompliin feite • en fait -
4 dat kun je niet meer ongedaan maken!
dat kun je niet meer ongedaan maken!ce qui est fait est fait!Deens-Russisch woordenboek > dat kun je niet meer ongedaan maken!
-
5 eenmaal
1 [één keer] une fois♦voorbeelden:eenmaal, andermaal, voor de derde maal, verkocht! • une fois, deux fois, trois fois, adjugé!als hij eenmaal op dreef is, houdt hij niet meer op • une fois lancé, il ne s'arrête plus2 als dat nu maar eenmaal gebeurd is! • vivement que ça soit fait!als het eenmaal zover komt • si jamais on en arrive làeenmaal komt de tijd dat • le jour viendra oùzo is het leven nu eenmaal • c'est la viedat is nu eenmaal zo • le fait est là -
6 enfin
-
7 enfin, het is nu eenmaal gebeurd
enfin, het is nu eenmaal gebeurdenfin, que voulez-vous, ce qui est fait est faitDeens-Russisch woordenboek > enfin, het is nu eenmaal gebeurd
-
8 gedane zaken nemen geen keer
gedane zaken nemen geen keer -
9 ongedaan
♦voorbeelden:¶ iets ongedaan laten • ne pas faire qc.niets ongedaan laten (om) • ne rien négliger (pour)iets ongedaan maken • 〈m.b.t. fout〉 réparer qc.; 〈m.b.t. koop, contract〉 annuler qc.dat kun je niet meer ongedaan maken! • ce qui est fait est fait! -
10 wat gebeurd is, is gebeurd
wat gebeurd is, is gebeurd -
11 dat is nu eenmaal zo
dat is nu eenmaal zo -
12 de zaak is dat …
de zaak is dat …le fait est que … -
13 het is een feit dat
het is een feit datle fait est que 〈+ aantonende wijs〉 -
14 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:¶ iemands doen en laten • les faits et gestes de qn.uit zijn gewone doen zijn • ne pas être dans son assiettein goeden doen zijn • vivre dans l'aisanceergens mee van doen hebben • avoir à voir dans qc.voor hun doen • pour euxdat is geen doen • ça n'est pas faisable————————doen21 [algemeen] faire2 [ergens plaatsen; ook m.b.t. tijdsduur] mettre3 [+ het][gewenste (uit)werking hebben] faire♦voorbeelden:1 iemand iets cadeau doen • faire cadeau de qc. à qn.die toeristen deden Europa in 7 dagen • ces touristes ont fait l'Europe en 7 joursze doet het erom • elle le fait exprèsde kamer doen • faire le ménageeen oproep doen • faire un appelgewichtig doen • faire l'importantiemand doen begrijpen dat … • faire comprendre à qn. que …wat heeft dat kind gedaan? • qu'est-ce qu'il a fait de mal, ce petit?het is met hem gedaan • c'en est fait de luinu is het gedaan • c'est la fin de toutiets gedaan weten te krijgen • obtenir qc. (de qn.)als je het dan toch moet doen … • tant qu'à faire …roken doet hij niet • il ne fume pasdoen toenemen • augmenterdat wordt altijd zo gedaan • c'est l'habitudedat doet men niet • cela ne se fait pasik doe het • d'accordhet deed me niets • ça ne m'a rien faitwat doet die man (voor de kost)? • que fait cet homme (dans la vie)?moet je wat doen? • tu dois aller quelque part?zo'n ervaring doet je wat • une expérience comme ça, ça (te) fait quelque choseal doende leert men • en faisant, on apprendwat moet ik daarmee doen? • qu'est-ce que vous voulez que j'en fasse?u zou er beter aan doen uw mond te houden • vous feriez mieux de vous taireik doe er twee uur over • je mets deux heures (à <+ onbepaalde wijs>); 〈m.b.t. werk ook〉 je le fais en deux heureszout erbij doen • ajouter du seldat doet mij goed • cela me fait du bienheb ik daar kwaad aan gedaan? • est-ce que j'ai mal fait?lief doen • se montrer aimablehij heeft het meer gedaan • il n'en est pas à son coup d'essaizij deed niets dan praten • elle n'a fait que parlerverstandig doen • agir de façon raisonnablevreemd doen • avoir un comportement bizarrehij zingt beter dan hij vroeger deed • il chante mieux qu'avantzij doen niets aan hun geloof • ils ne sont pas pratiquantsaan de slanke lijn doen • faire un régime (amaigrissant)aan sport doen • faire du sporthij doet in textiel • il est dans le textilehij doet lang over dat boek • il met du temps à lire ce livreveel te doen hebben • avoir beaucoup à fairein die stad is veel te doen • dans cette ville on peut faire un tas de chosesniet weten wat te doen • ne savoir que fairedat is te doen • c'est faisableer is veel over te doen geweest • cela a fait du bruitkunt u iets voor hem doen? • pouvez-vous (faire) qc. pour lui?je doet maar! • (tu) fais ce que tu veux!2 iets in zijn zak doen • mettre qc. dans sa pochedie poster doet het daar goed • cette affiche fait bien à cet endroithet zijn onze programma's die het hem doen • c'est la qualité de nos programmes qui fait notre succèsde kleur doet het hem • tout est dans la couleurik doe het ermee • avec ça, j'arrive à m'en tirerhij kan het ermee doen • ça lui apprendrahet moeten doen met … • devoir se contenter de …ik kan er niets aan doen • je n'y peux rienkan ik er iets aan doen! • qu'est-ce que tu veux que j'y fasse!er het zwijgen toe doen • préférer se tairedat doet er niets toe • cela ne fait rienmet iemand te doen hebben • 〈 ruzie〉 avoir un compte à régler avec qn.; 〈 medelijden〉 avoir pitié de qn.met iemand te doen krijgen • avoir affaire à qn.het is hem te doen om • ce qu'il veut, c'esthet is me niet om het geld te doen • ce n'est pas pour ce que ça me rapportezich aan iets te goed doen • se régaler de qc. 〈 ook figuurlijk〉 -
15 zo
zo1〈 bijwoord〉1 [overeenstemmend met een werkelijkheid] ainsi3 [op deze wijze] comme ça4 [aanstonds] bientôt5 [zeer] si♦voorbeelden:dat is zo • c'est effectivement le caszo iemand • une personne pareillezo iets heb ik nog nooit gezien • je n'ai jamais vu une chose pareilleik zoek zo iets • je cherche qc. comme çaen zo verder • et ainsi de suiteeen jaar of zo • à peu près un anzo groot is hij nou ook weer niet! • il n'est pas si grand que ça!zo helder als kristal • aussi clair que du cristalzo koud is het nog niet geweest • il n'a pas encore fait si froid que çahij is zo oud als ik • il a le même âge que moihij is zo verstandig geweest om … • il a eu la sagesse de …, il a été assez sage pour …minstens (zeker, net) zo interessant • tout aussi intéressantonze vijver is ongeveer zo bij zo • notre étang fait à peu près tant sur tantom zo en zo laat • à telle heure3 o, gaat dat zo! • ah! c'est comme ça qu'on fait!zo moet je het doen • c'est ainsi qu'il faut fairehet is zo gebeurd • ce sera fait en un instantik kom zo • j'arrive tout de suite5 is het al zo laat? • il est déjà si tard?die fiets is nog zó • cette bicyclette est encore en excellent étatdie vrouw is zó • cette femme est fantastiquedat heb ik al zo dikwijls gehoord • je l'ai déjà entendu (dire) si souvent————————zo2〈 voegwoord〉1 si♦voorbeelden:zo ja, waarom, zo nee, waarom niet • si oui, pourquoi?, si non, pourquoi pas?zo niet, dan … • sinon …————————zo31 [verrassing, verwondering] tiens!2 [voldaanheid] bien!♦voorbeelden:1 hoe zo? • comment cela?o zo • tu parles!2 zo, dat is dat! • voilà! c'est fait! -
16 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
17 zijn
zijn11 [algemeen] être3 [gebeuren] arriver4 [+ van][behoren aan] être (à, de)5 [bezig zijn met] être en train de6 [bedragen] s'élever (à)7 [weersgesteldheid] faire8 [leeftijd] avoir♦voorbeelden:1 〈 bijbel〉 God zei: ‘daar zij licht’. En daar was licht • Dieu dit: ‘que la lumière soit’. Et la lumière futdie man is er geweest • 〈 heeft het hoogstwaarschijnlijk niet overleefd〉 cet homme ne va pas s'en tirer; 〈 is gestorven〉 cet homme n'est pluser zijn mensen die … • il y a des gens qui …bang zijn • avoir peurdaar is niets van waar • il n'y a pas un mot de vrai là-dedansdat is te doen • c'est faisablehij is geprezen (geworden) • il a été approuvédat kan wel (zo) zijn • c'est bien possibledat boek is overal te krijgen • ce livre se trouve partouthij is uitgegaan • il est sortihet is maar dat je het weet • à titre d'informationhet is laat • il est tardhet is avond • c'est le soirhet was op een woensdag • c'était un mercredihet is woensdag vandaag • nous sommes mercredizij het • cependantdat is 'm • c'est luiwat is er? • qu'est-ce qu'il y a?〈bijv. in café〉 wat zal het zijn? • et pour Monsieur, Madame?er was eens een koning … • il était une fois un roi …hoe was dat ook weer? • comment était-ce encore?als het ware • pour ainsi direals ik jou was, zou ik … • (si j'étais) à ta place, je …zij het dat … • bien que …,het is of ik hem meer gezien heb • il me semble que je l'ai déjà vuben ik? • c'est à moi?2 hoe ver ben je? • où en es-tu?waar is hij nu toch? • mais où est-il (donc)?er was vroeger iets tussen die twee • il s'est passé qc. entre eux autrefoishet zij zo • soit4 van wie is dat potlood? • à qui est ce crayon?van welke auteur is dat boek? • de quel auteur est ce livre?wij zijn met de trein • nous sommes venus en train————————zijn21 [bijvoeglijk gebruikt]son, sa, ses2 [zelfstandig gebruikt]le sien, la sienne♦voorbeelden:te zijner tijd • en temps utilehet zijne ervan zeggen • donner son avishij wilde er het zijne van weten • il voulut en avoir le coeur net -
18 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
19 zeggen
zeggen1〈 het〉♦voorbeelden:volgens zeggen • à ce qu'on dit————————zeggen21 dire♦voorbeelden:goedendag zeggen • dire bonjourdat boek kost, zeg tien gulden • ce livre coûte disons dix florinsoom tegen iemand zeggen • être le neveu, la nièce de qn.daar zeg je zoiets • ce que tu dis là n'est pas idiotonder ons gezegd en gezwegen • (soit dit) entre nousik heb mij laten zeggen dat … • je me suis laissé dire que …zich iets niet laten zeggen • ne pas encaisser qc.laten we zeggen, dat • disons queje mag, kunt zeggen wat je wilt • tu peux dire ce que tu veuxdat wil niet zeggen dat … • cela ne veut pas dire que …dat wil wat zeggen • cela veut dire quelque chosezal ik maar zeggen • pour ainsi direhet zal je maar gezegd zijn! • 〈 ironisch〉 ça fait toujours plaisir à entendre!zeg het met bloemen • dites-le avec des fleurshet zegt me niets • cela ne me dit riendat zegt niets • ça ne prouve rienwat zeg je me nou? • qu'est-ce que tu dis?wie zal het zeggen? • qui le dira?al zeg ik het zelf • sans me vanterdat is toch zo, zeg nou zelf • c'est vrai, avoue-lezeg eens a • dites aeerlijk gezegd • à vrai direhet zijne ervan zeggen • exprimer son avisdat is gemakkelijker gezegd dan gedaan • c'est plus facile à dire qu'à fairehij is dom, liever (beter) gezegd stom • il est bête, ou plutôt idiot〈 schertsend〉 ik zeg maar zo, ik zeg maar niks • comme dit l'autre: pas de commentaire!ronduit gezegd: neen! • pour être tout à fait clair: non!terloops gezegd • soit dit en passantzeg dat wel! • à qui le dites-vous!zo gezegd, zo gedaan • aussitôt dit, aussitôt faitom zo te zeggen • pour ainsi direbij zichzelf zeggen • se direom niet te zeggen • pour ne pas direhij heeft op alles wat te zeggen • il a à redire à toutom zo te zeggen klaar zijn • être pour ainsi dire prêtdat is te zeggen • c'est-à-diredaar valt veel voor te zeggen • on peut avancer beaucoup d'arguments en faveur de celahou je dat voor gezegd! • tiens-le-toi pour dit!het voor het zeggen hebben • être le patrondat zegt me weinig • cela ne me dit pas grand-choseik zeg geen nee • je ne dis pas noneens gezegd, blijft gezegd • ce qui est dit est dit→ link=horen horen -
20 zitten
1 [algemeen] être2 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train de3 [m.b.t. kleding] aller4 [+ op][lid zijn van, beoefenen] faire (de qc.)5 [gevangen gehouden worden] faire de la taule♦voorbeelden:het blijft niet zitten • cela ne tient paser eens voor gaan zitten • 〈 ergens werk van maken〉 s'y mettre; 〈 de tijd nemen〉 prendre son temps (pour)hoe zit dat in elkaar? • 〈 juiste toedracht〉 qu'est-ce qu'il en est exactement?; 〈m.b.t. mechanisme〉 comment est-ce que cela fonctionne?daar zit 'm de moeilijkheid • voilà le hicergens heel aardig zitten • être très bien qp.〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • il y a qc. là-dessoushet zit er (dik) in • il y a (bien) des chanceshet zit er dik in dat … • il y a gros à parier que …er zit niets anders op dan … • il n'y a rien d'autre à faire que de … 〈+ onbepaalde wijs〉dat zit wel goed • pas de problèmeshet zit los • cela ne tient paszit stil! • ne bouge pas!hij zit altijd thuis • il ne sort jamais de chez luiwaar zit hij toch? • où peut-il bien être?aan het raam zitten • être à la fenêtreaan tafel zitten • être à tableaan de koffie zitten • être en train de prendre le café〈 figuurlijk〉 ik zit al een uur boven mijn opstel • cela fait déjà une heure que je travaille à ma rédactionin het bestuur zitten • être membre du comitéin het derde jaar zitten • être en troisième annéenog in de kleine kinderen zitten • avoir encore des enfants en bas âgehet zit in de familie • c'est dans la familleonder de verf zitten • être couvert de peintureop een kantoor zitten • travailler dans un bureauop school zitten • aller à l'écoleer zit een vlek op je jurk • il y a une tache sur ta robe〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier! • j'en ai jusque-là!zit! • assis!die stoel zit lekker • cette chaise est confortablehet zit eraan te komen • ça vientwegens diefstal zitten • être en prison pour volwij zijn (hier) blijven zitten • nous sommes restés iciergens mee blijven zitten • ne pas arriver à se débarrasser de qc.op school blijven zitten • redoubler une classe〈 figuurlijk〉 laat maar zitten • 〈doe niets; ook m.b.t. gesprek〉 laisse(z) tomber; 〈m.b.t. wisselgeld〉 garde(z) la monnaiehij heeft zijn vrouw laten zitten • il a abandonné sa femme〈 figuurlijk〉 het er niet bij laten zitten • 〈 er werk van maken〉 s'occuper de qc.; 〈 iemand belonen〉 exprimer sa gratitudeiets niet op zich laten zitten • ne pas accepter qc.die zit! • 〈 rake opmerking〉 c'est bien envoyé!daar zit het hem niet in • ce n'est pas çadaar zit wat in • il y a du vrai là-dedans〈 figuurlijk〉 en als dat gebeurt, dan zit je • et si cela arrive, te voilà dans le pétrinerdoorheen zitten • n'en plus pouvoirhet zit erop • voilà une bonne chose de faite!de vakantie zit erop • les vacances sont terminéesdat zal hem niet glad zitten • il le payera cherdat idee zit mij niet lekker • cette idée ne me plaît pashet zit dat meisje niet mee • cette fille n'a pas de chancewaar zit het hem in? • à quoi cela tient-il?aan iets zitten • toucher à qc.achter iemand, iets aan zitten • courir après qn., qc.hoe zit het dan met …? • qu'en est-il de …?〈 figuurlijk〉 met iets zitten • ne pas savoir que faire de qc.met een probleem zitten • avoir un problème
См. также в других словарях:
Fait Juridique — En droit civil français, un fait juridique est un fait qui entraine des conséquences juridiques sans qu elles aient été directement recherchées. Soit le fait est volontaire mais il ne constitue pas d acte juridique parce que les effets liés à ce… … Wikipédia en Français
FAIT — s. m. Action, chose faite, ce qu on fait, ce qu on a fait. Chacun répond de son fait. Il est garant de ses faits et promesses. Répondre, être garant du fait d autrui. Par le fait d un tel. Joindre le fait à la menace. Il nie le fait. Si l on… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
FAIT — n. m. Ce que quelqu’un fait, a fait ou fera. Il nie le fait. On lui impute des faits graves. C’est par des faits que je veux lui prouver mon attachement. Ses faits ne répondent pas à ses promesses. Se vanter ainsi ne peut être que le fait d’un… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Fait — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Le mot « fait » est employé pour composer les locutions : Fait par opposition aux valeurs (voir Distinction fait valeur) Faits divers. Fait … Wikipédia en Français
Fait Majoritaire — On appelle fait majoritaire, en droit constitutionnel français, l une des caractéristiques du régime de la Vème république, qui tend à favoriser l émergence d une nette majorité. Le fait majoritaire se produit lorsque le président est soutenu à l … Wikipédia en Français
Fait Social — Le fait social est l objet d étude de la sociologie selon Durkheim et comprend tous les phénomènes, tous les comportements, toutes les représentations qui répondent à ces quatre critères: Le premier critère est celui de la généralité : un… … Wikipédia en Français
Fait de société — Fait social Le fait social est l objet d étude de la sociologie selon Durkheim et comprend tous les phénomènes, tous les comportements, toutes les représentations qui répondent à ces quatre critères: Le premier critère est celui de la… … Wikipédia en Français
Fait majoritaire — Fait majoritaire, en droit constitutionnel français, est l une des caractéristiques du régime de la Ve République qui tend à favoriser l émergence d une nette majorité. Le fait majoritaire se produit lorsque le président est soutenu à l Assemblée … Wikipédia en Français
Fait Générateur De Responsabilité — Droit de la responsabilité Fondamentaux Responsabilité civile · Responsabilité pénale · Responsabilité administrative Faute · Garantie Dommage · Fait générateur · Lien de causalité … Wikipédia en Français
Fait generateur de responsabilite — Fait générateur de responsabilité Droit de la responsabilité Fondamentaux Responsabilité civile · Responsabilité pénale · Responsabilité administrative Faute · Garantie Dommage · Fait générateur · Lien de causalité … Wikipédia en Français
Fait Du Prince — Le fait du Prince, qui dans le langage courant désigne un acte arbitraire du gouvernement, désigne en droit administratif français, une mesure prise par l administration qui a un impact sur un contrat auquel elle est partie. La théorie du fait du … Wikipédia en Français