-
1 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
2 entêté
entêté [ãtettee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 koppig ⇒ eigenwijs, halsstarrig♦voorbeelden:adjkoppig, eigenwijs -
3 obstiné
obstiné [opstienee]1 koppig ⇒ eigenzinnig, halsstarrig, onverzettelijk2 hardnekkig ⇒ aanhoudend, onverdrotenadjkoppig, hardnekkig -
4 tenace
tenace [tənaas]1 koppig ⇒ halsstarrig, onverzettelijk♦voorbeelden:douleur tenace • aanhoudende pijnmémoire tenace • ijzersterk geheugenpréjugés tenaces • onuitroeibare vooroordelenadj1) hardnekkig, koppig2) volhardend, taai -
5 têtu
-
6 volontaire
volontaire [vollõter]♦voorbeelden:1. m/fvrijwilliger/-gster2. adj1) vrijwillig2) wilskrachtig3) eigenzinnig, koppig4) opzettelijk -
7 carré
carré1 [kaaree]〈m.〉7 tuinbed♦voorbeelden:élever au carré • in het kwadraat verheffen————————carré2 [kaaree]1 vierkant ⇒ vierkantig, kwadraat2 hoekig ⇒ breed, groot3 vierkant ⇒ duidelijk, beslist♦voorbeelden:nombre carré • getal in het kwadraatracine carrée • vierkantswortelmât carré • razeilêtre carré en affaires • eerlijk in zaken zijn→ trait1. m1) vierkant2) veld [schaakbord]3) carré [leger]4) kwadraat, tweede macht [wiskunde]5) tuinbed2. adj1) vierkant2) hoekig3) duidelijk -
8 inflexible
inflexible [ẽfleksiebl]1 onverbiddelijk ⇒ onverzettelijk, koppig♦voorbeelden:1 homme inflexible • onbuigzame, koppige mandemeurer inflexible • niet te vermurwen zijnadjonbuigzaam, onverzettelijk -
9 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
10 mule
-
11 persistance
persistance [persiestãs]〈v.〉1 volharding ⇒ hardnekkigheid, koppigheid2 (het) voortduren ⇒ (het) (blijven) voortbestaan, (het) aanhouden♦voorbeelden:1 avec persistance • koppig, hardnekkigf1) volharding2) (het) voortduren, blijven voortbestaan -
12 avec opiniâtreté
avec opiniâtretékoppig, hardnekkig -
13 avec persistance
avec persistancekoppig, hardnekkig -
14 avoir la tête dure
avoir la tête duretraag, slecht van begrip zijn; 〈 ook〉 koppig zijn -
15 bourrique
bourrique [boeriek]〈v.〉1 ezelin♦voorbeelden:faire tourner qn. en bourrique • iemand hoorndol maken -
16 buté
-
17 buter
buter [buutee]1 〈+ contre〉stoten (tegen, op) ⇒ botsen (tegen), struikelen (over)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 koppig, bokkig, halsstarrig maken -
18 capiteux
capiteux [kaapieteu] -
19 avoir une tête de cochon, de mule
avoir une tête de cochon, de muleDictionnaire français-néerlandais > avoir une tête de cochon, de mule
-
20 entêter
- 1
- 2
См. также в других словарях:
koppig — tranga ede … Woordenlijst Sranan
Surakarta — Infobox City official name = Surakarta native name = nickname = Solo motto = imagesize = image caption = image image shield = mapsize = map caption = Location of Surakarta in Indonesia pushpin subdivision type = Country subdivision name =… … Wikipedia
Köpfisch — * Köpfisch, er, te, adj. et adv. in den gemeinen Sprecharten, besonders Niedersachsens, seinen eigenen Kopf habend, d.i. eigensinnig, starrköpfig seyn; Nieders. koppig, koppsk, wo auch Koppigheit und Koppskheit Eigensinn ist. Im mittlern Lat.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Kopf — Jemanemd den Kopf waschen: ihm die Meinung sagen, jemanden tadeln, wird meist in übertragener Bedeutung gebraucht (ebenso wie ›Auf einen grindigen Kopf gehört scharfe Lauge‹), ⇨ Lauge. Die Redensart taucht in der zuerst angeführten Form… … Das Wörterbuch der Idiome