-
1 een blik van verstandhouding
een blik van verstandhouding————————een blik van verstandhoudinga knowing look/glanceVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een blik van verstandhouding
-
2 veelbetekenend
♦voorbeelden:1 een veelbetekenende blik • a meaning/knowing look -
3 alwetendheid
n. omniscience, quality of being all-knowing -
4 intellect
n. intellect, intelligence, power of knowing, mental capacity -
5 schrander
adj. sagacious, intelligent, perspicacious, shrewd, sharp-witted, nimble witted, knowing, bright, acute--------adv. perspicaciously -
6 wetenswaardig
adj. worth knowing, interesting -
7 wetenswaardigheid
n. thing worth knowing -
8 air
♦voorbeelden:een air hebben van ik-weet-het-wel • have a knowing airmet het air van • with an air of -
9 alwetend
-
10 bewust
4 [in het bewustzijn aanwezig] conscious♦voorbeelden:politiek bewust (worden) • (become) politically consciousvoor zover ik mij bewust ben • to my knowledgezich bewust zijn van • be aware/conscious of 〈 verantwoordelijkheid〉/awake to 〈 gevaar〉 ; appreciatezich bewust worden van • become aware/conscious ofzich van geen gevaar bewust • (quite) unaware of any dangerik ben me (er) niet bewust (van) dat ooit beweerd te hebben • I am unaware of having ever said thatII 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉♦voorbeelden:iemand bewust navolgen • (consciously) follow in someone's footsteps -
11 blik
I 〈de〉3 [vermogen om te zien] eye(sight)♦voorbeelden:1 een vluchtige blik werpen in/op iets • take a quick glance/look at somethingiemand met geen blik verwaardigen • not deign to look at someone2 een blik van verstandhouding • a knowing look/glance3 een geoefende/scherpe blik • a trained/sharp eyeiemand met een vooruitziende blik • a man/woman of foresightII 〈 het〉1 [plaatstaal] tin(plate)3 [voorwerp om vuil op te vegen] dustpan♦voorbeelden: -
12 dat
dat11 [zelfstandig (gebruikt)] that2 [bijvoeglijk] that♦voorbeelden:zo, denk je dat? • is that what you think?dat doet maar! • some people!zij heeft dat en dat gezegd • she said such and suchdat is nog eens een man • there's a real man for youdat is het hem nu juist • that's just it, that's the problemziezo, dat is/was dat • right, that's that (then), so much for thatnou, dat is/was het dan • okay, that's that, that was itdat lijkt er meer op • that's more like itwat moet dat? • what's all this about?wat zou dat? • what of it?zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • they only seek (whatever is to) their own advantagemijn boek en dat van jullie • my book and yoursdat mens • that (dreadful) woman1 [beperkend] that, which; 〈 met betrekking tot personen〉 that, who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom 〈in informeel stijl kan het betrekkelijk voornaamwoord vervallen behalve wanneer het het onderwerp is van de betrekkelijk bijzin〉2 [uitbreidend] which; 〈 met betrekking tot personen〉 who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom♦voorbeelden:1 het bericht dat hij mij bracht … • the message (that/which) he brought me …het bericht dat mij gebracht werd … • the message that/which was brought me …het jongetje dat ik een appel heb gegeven • the little boy (that/who) I gave an apple tohet kind dat net riep, is mijn zoon • the child that/who just called out is my sonhier woont een meisje dat ik vroeger kende • a girl (that/who) I used to know lives here2 het huis, dat onlangs opgeknapt was, werd verkocht • the house, which had recently been done up, was sold————————dat2〈 voegwoord〉2 [met betrekking tot graadaanduidend gevolg] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot reden, oorzaak] that, because4 [met betrekking tot doel] so that5 [met betrekking tot beperking] as far as6 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij kregen bericht dat hij niet op tijd zou zijn • they got a message (to say) that he would be latein plaats (van) dat je me het vertelt … • instead of telling me, you …de reden dat hij niet komt is … • the reason (why) he's not coming is …uit vrees dat • for fear thatik denk dat hij komt • I think (that) he'll comebehalve dat • except thatzonder dat ik het wist • without me knowingzij zongen dat het een (lieve) lust was • they sang with great gustohet regende dat het goot • it was pouring (down)hij vloekte dat de honden er geen brood van lustten • he swore like a trooper3 hij is kwaad, dat hij niet mee mag • he is angry that/because he can't comeben je ziek dat je zo bleek ziet? • don't you feel well, you look so pale5 is ze handig, dat u weet? • is she any good as far as you know?is hier ook een bioscoop? niet dat ik weet • is there a cinema here? not that I know6 smerig dat het er uit zag! • you should have seen how dirty it was!dat mij nu juist zoiets moest overkomen! • that such a thing should happen to me right now!stommeling dat je bent! • you stupid fool! -
13 een air hebben van ik-weet-het-wel
een air hebben van ik-weet-het-welVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een air hebben van ik-weet-het-wel
-
14 een veelbetekenende blik
een veelbetekenende blika meaning/knowing lookVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een veelbetekenende blik
-
15 einde
————————einde, eind1 [plaats] end2 [moment] end ⇒ 〈van toneelstuk/boek/verhaal/film ook〉 ending, cessation 〈 van vijandigheden〉, finish 〈van wedren/loop〉3 [resultaat] upshot, result, conclusion♦voorbeelden:daar moet maar eens een einde aan komen • something has to be done about iter komt geen einde aan • there's no end to itdaar kunnen we niet aan beginnen, dan is het einde zoek • we mustn't start on that because there'd be no end to iteen verhaal met een open einde • an story with an open endingaan zijn einde komen • meet one's endhet was of er nooit een einde aan zou komen • it seemed endlesser kwam geen einde aan • there was no end to them/it 〈enz.〉een einde maken aan iets • 〈 doen ophouden〉 put an end to something; 〈 regelen, bijvoorbeeld met betrekking tot staking/argument/ruzie〉 settlelaten we er nu maar een einde aan maken • let's finish off nowhet einde nadert • the end is near〈 figuurlijk〉 aan het eind van zijn Latijn zijn • be at the end of one's tether; 〈 uitgeput ook〉 be shatteredlelijk aan zijn einde komen • come to meet a nasty endik ben nog niet aan het einde gekomen van mijn betoog • I have not yet finished my argumentik kom hiermee aan het einde van mijn betoog • this brings me to the end of my argumentze loopt op haar/het einde • she's near her timede wereld loopt op haar einde • the world is coming to an endhet loopt met hem op een einde • he's nearing his endop het einde van de middag • in the late afternoonmijn geduld loopt ten einde • my patience is wearing thinten einde raad besloot hij … • not knowing what else to do he decided to …het jaar loopt langzaam ten einde • we are coming to the end of the yearten einde raad zijn • be at one's wits' endtot het einde toe • to the very endvan het begin tot het einde • from beginning to end/start to finishtot het einde der tijden • to the end of timewij moeten tot het einde volhouden • we must see it through3 het einde van de besprekingen was, dat … • the result of the discussions was that …het einde van het liedje was, dat … • the upshot (of the affair)/the end of it was, that …iets tot een goed einde brengen • bring something to a favourable conclusion¶ dat is het einde! • that's fantastic!voor hem is Picasso het einde • he thinks Picasso is the tops/the cat's whiskers, he thinks the world of Picasso -
16 er is geen peil op te trekken
er is geen peil op te trekkenthere is no telling/knowing what will happenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er is geen peil op te trekken
-
17 fijntjes opmerken
fijntjes opmerkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > fijntjes opmerken
-
18 fijntjes
1 [tenger, teer] delicate ⇒ slight, 〈 met betrekking tot vrouwen ook〉 petite, 〈 met betrekking tot vrouwen ook〉 daintyII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
19 het kind is wijs voor zijn leeftijd
het kind is wijs voor zijn leeftijdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het kind is wijs voor zijn leeftijd
-
20 iets (niet) doen in de weet dat
iets (niet) doen in de weet datVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets (niet) doen in de weet dat
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Knowing Me — Knowing Me, Knowing You Saltar a navegación, búsqueda «Knowing Me, Knowing You» Sencillo de ABBA del álbum Arrival Lado A «Knowing Me, Knowing You» Lado B «Happy Hawaii» … Wikipedia Español
Knowing — Título Presagio o Cuenta regresiva (Hispanoamérica) Señales del futuro (España) Knowing (U.K) Ficha técnica Dirección Alex Proyas Guion Ryne Douglas Pearson Juliet Snowden St … Wikipedia Español
Knowing Me — Knowing Me, Knowing You «Knowing Me, Knowing You» Сингл ABBA c альбома «Arrival» Выпущен 14 февраля 1977 года Формат 7 сингл Жанр поп Длительность 4:00 … Википедия
knowing — know·ing adj 1: having or reflecting knowledge a knowing and intelligent waiver of counsel see also intelligent 2: deliberate (2) knowing possession … Law dictionary
Knowing — Know ing, a. 1. Skilful; well informed; intelligent; as, a knowing man; a knowing dog. [1913 Webster] The knowing and intelligent part of the world. South. [1913 Webster] 2. Artful; cunning; as, a knowing rascal. [Colloq.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Knowing — may refer to: *knowledge * Knowing, a song by OutKast from their 2003 album Speakerboxxx/The Love Below * Knowing (film), an upcoming science fiction film directed by Alex Proyas and starring Nicolas Cage … Wikipedia
knowing — ► ADJECTIVE 1) suggesting that one has secret knowledge. 2) chiefly derogatory experienced or shrewd, especially excessively or prematurely so. ► NOUN ▪ the state of being aware or informed. ● there is no knowing Cf. ↑there is no knowing … English terms dictionary
Knowing — Know ing, n. Knowledge; hence, experience. In my knowing. Shak. [1913 Webster] This sore night Hath trifled former knowings. Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
knowing — • We won t lunch till late, knowing her Mary Wesley, 1983. This use as an unattached participle is well established and unexceptionable … Modern English usage
knowing — [nō′iŋ] adj. 1. having knowledge or information 2. shrewd; clever 3. implying shrewd understanding or possession of secret or inside information [a knowing look] 4. deliberate; intentional n. awareness or familiarity knowingly adv. knowingness n … English World dictionary
knowing — (adj.) with knowledge of truth, late 14c., from prp. of KNOW (Cf. know) (v.). Related: Knowingly … Etymology dictionary