-
1 kletteren
-
2 kletteren
♦voorbeelden: -
3 kletteren
бряцать; греметь; грохнуться* * *(d)бряцать, барабанить* * *гл.общ. бряцать, падать с шумом (о дожде, граде), звенеть -
4 kletteren
v. clang, clank, make a sharp metallic sound -
5 kletteren
ww -
6 kletteren
1) rassel2) skallra3) spraka4) rassla5) rossling -
7 kletteren
claquer, tinter -
8 met de wapens kletteren
гл.общ. бряцать оружием -
9 fouetter
fouetter [foe.ettee]→ queueII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met de zweep slaan ⇒ (op)zwepen, voortzwepen2 geselen ⇒ kastijden, met de roede slaan3 kloppen ⇒ klutsen, slaan5 aansporen ⇒ prikkelen, opwekken, aanwakkeren♦voorbeelden:→ chatv1) kletteren, slaan2) stinken3) 'm knijpen4) (op)zwepen5) kastijden, geselen6) kloppen7) aansporen -
10 clang
n. metalige klank--------v. rinkelen, kletterenclang1[ klæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————clang2〈 werkwoord〉1 (metalig) (doen) ken ⇒ luiden, rinkelen, kletteren, (doen) galmen -
11 jangle
n. schril geluid; luidruchtige ruzie--------v. krijsen; rammelen, rinkelenjangle1[ dzjængl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 wanklank————————jangle21 kletteren ⇒ rinkelen, rammelen2 vals/schril ken ⇒ wanklank geven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen kletteren ⇒ doen rinkelen/rammelen2 vals/schril doen ken♦voorbeelden: -
12 patter
n. gemompel; getrippel, geluid van voetstappen; gebabbel; slang--------v. snateren; kletterenpatter1[ pætə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:salesman's patter • verkoperstaaltje————————patter2〈 werkwoord〉1 ratelen2 kletsen -
13 pelt
n. vacht; huid--------v. (neer)kletteren, (neer)kletsenpelt1[ pelt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vacht ⇒ huid, vel→ full full/————————pelt21 (neer)kletteren ⇒ (neer)kletsen/plenzen4 vuren ⇒ gooien, schieten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 raken♦voorbeelden:1 the journalists pelted the president with questions • de journalisten onderwierpen de president aan een vragenvuur -
14 plash
n. plassen; plonzen; kletteren--------v. plassen; plonzen; kletterenplash1————————plash2 -
15 cliqueter
-
16 бряцать
vgener. kletteren, rammelen -
17 бряцать оружием
vgener. met de wapens kletteren -
18 звенеть
vgener. beieren, ruisen (в ушах), klinken, bommen, galmen, gonzen, kletteren, klingelen, rinkelen, rinkinken, schallen, tinkelen, tinken, tjingelen -
19 падать с шумом
vgener. kletteren (о дожде, граде) -
20 clatter
n. tumult--------v. gekletter, gerammelclatter1[ klætə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gekletter ⇒ gerammel, geklepper————————clatter2〈 werkwoord〉
Страницы
См. также в других словарях:
Parque Estadual da Serra dos Pireneus — Karte … Deutsch Wikipedia