-
1 possible
possible [possiebl]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉♦voorbeelden:est-ce possible! • hoe is 't mogelijk!aussitôt que, dès que possible • zo spoedig mogelijkautant que possible • voor zover mogelijkle mieux possible, aussi bien que possible • zo goed mogelijk(ce n'est) pas possible! • 't is niet waar!, hoe kan dat nou!gentil au possible • allervriendelijkstle possible • 't mogelijkesi possible • zo mogelijkpossible • misschien, 't kan zijn→ mesure————————misschien, 't kan zijn→ mesureadj -
2 autant
autant [ootã]〈 bijwoord〉6 〈+ bijvoeglijk naamwoord; met herhaling van ‘autant’〉zo … (als), zo …♦voorbeelden:autant de garçons que de filles • evenveel jongens als meisjesautant que possible • zoveel mogelijkétaient-ils autant qu'hier? • waren ze met evenveel als gisteren?vous, autant que vous êtes • ieder van u, stuk voor stukje ne l'ai jamais vu manger autant • ik heb hem nooit zoveel zien etenil travaille autant qu'il peut • hij werkt zoveel hij kanils sont autant que nous • zij zijn met evenveel als wijil travaille autant qu'il peut • hij werkt zoveel hij kanintelligent, il l'est autant que toi • hij is even intelligent als jijj'en souffre autant que toi • ik lijd daar evenzeer onder als jijil est modeste autant qu'habile • hij is even bescheiden als (hij) slim (is)autant dire que … • het komt erop neer dat …autant parler à un sourd • je kunt net zo goed tegen dovemansoren pratenc'est un homme mort ou autant vaut • hij is zo goed als doodautant vaut rester à la maison • je kan beter thuis blijvenfaites en autant • doe evenzoen faire autant à qn. • iemand hetzelfde behandelenje ne puis en dire autant • dat geldt niet voor mij5 je ne pensais pas qu'il aurait autant de patience • ik dacht niet dat hij zoveel geduld zou hebben6 autant il est charmant avec elle, autant il est désagréable avec nous • zo aardig (als) hij is tegen haar, zo onaangenaam doet hij tegen onsd' autant mieux que … • des te beter, naarmate …d' autant moins, plus que … • des te minder, meer omdat …d' autant plus! • daarom des te meer!pour autant • daarom (echter)il a beaucoup travaillé, il n'a pas réussi pour autant • hij heeft hard gewerkt, toch is hij niet geslaagd(pour) autant que je sache • voor zover ik weetautant qu'il est possible • voor zover mogelijk(pour) autant qu'on puisse prévoir • voor zover dat te voorzien valt→ vent -
3 applicable
applicable [aapliekaabl]1 die, dat aangebracht kan worden (op)♦voorbeelden:2 être applicable à qn., à qc. • op iemand, op iets van toepassing zijnadj2) die, dat aangebracht kan worden -
4 balancer
balancer [baalãsee]1 schommelen ⇒ heen en weer wieg(el)en, wippen, bengelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (heen en weer) slingeren ⇒ zwaaien, wieg(el)en3 in evenwicht brengen ⇒ evenwichtig, regelmatig verdelen♦voorbeelden:balancer les hanches • met de heupen wiegenil a été balancé de l'usine • hij is uit de fabriek gegooid2 qu'est-ce qu'il m'a balancé! • wat heeft hij me niet allemaal naar het hoofd geslingerd!il y a des moments où j'ai envie de tout balancer • soms heb ik zin om de hele boel erbij neer te gooien1 schommelen ⇒ heen en weer, op en neer wippen♦voorbeelden:1. v1) schommelen2) aarzelen4) eruit gooien2. se balancerv1) schommelen -
5 bec
bec [bek]〈m.〉♦voorbeelden:claquer du bec • rammelen van de hongerclore, clouer le bec à qn. • iemand de mond snoerenferme ton bec! • hou je bek!ouvrir le bec • zijn waffel opendoenbec d'une cruche • tuit van een kanbec de gaz • gaslantaarnavoir (caquet) bon bec • een roddelaar(ster) zijnêtre, rester le bec dans l'eau • uit het veld geslagen zijntomber sur un bec (de gaz) • op een onverwachte moeilijkheid stuitenm1) snavel, snuit2) bek, smoel3) pit [van lamp]4) punt, puntig uiteinde5) tuit [van kan]6) mondstuk [van muziekinstrument] -
6 bidon
bidon [biedõ]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kan ⇒ fles, bus♦voorbeelden:bidon d'essence • benzineblik, jerrycanc'est pas du bidon • ik belazer je niet1. m1) metalen/blikken kan of bus2) veldfles3) pens, balg4) bluf2. adj -
7 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
8 jurer
jurer [zĵuuree]2 vloeken♦voorbeelden:on ne jure plus que par lui • men zweert alleen nog maar bij hem2 jurer après, contre qn., qc. • iemand uitvloeken, iets vervloekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zweren ⇒ bezweren, met klem verzekeren♦voorbeelden:〈 informeel〉 ah, je vous jure! • dat is me toch wat!→ dieuv1) zweren2) vloeken -
9 loin
loin1 [lwẽ]〈m.〉♦voorbeelden:au loin • in de vertepartir au loin • ver weg gaande loin • van verre; verrewegdater de loin • van lang geleden daterenrevenir de loin • van een ernstige ziekte herstellence spectacle ne peut, et de loin, soutenir la comparaison • dit schouwspel kan in de verste verte niet de vergelijking doorstaande loin en loin • hier en daar; nu en danvoir venir qn. de loin • iemand doorhebben————————loin2 [lwẽ]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:affaire qui peut aller loin, qui risque d'aller loin • zaak die verstrekkende gevolgen kan hebbentout cela est bien loin • dat is allemaal al lang geledenêtre loin • ver(af) zijn; lang geleden zijnêtre loin • ver weg zijn; in gedachten verzonken zijnvoir loin • vooruitziend zijnne pas aller loin • het niet lang meer maken; van weinig waarde zijnaller plus loin que qn. • iemand voorbijstrevenje suis loin de prétendre • het komt niet in me op om te bewerenil n'est pas loin de consentir • hij is genegen toestemming te gevencela ne fait pas loin de trois kilomètres • dat is bijna drie kilometerloin de là • integendeelloin de moi • dat zij verre van mijd'aussi loin que, du plus loin que 〈+ aantonende of aanvoegende wijs〉 • zodra, zolang als(bien) loin que 〈+ aanvoegende wijs〉 • in plaats van dat, wel verre van dat→ oeil1. mverte, afstand2. advver, veraf [plaats/tijd] -
10 mieux
mieux [mjeu]〈bijwoord; ook m.〉♦voorbeelden:aimer mieux • liever willenil ferait mieux de • hij zou er beter aan doen teà qui mieux mieux • om strijdqui mieux est • wat nog beter isd'autant mieux, tant mieux • des te beterde mieux en mieux • hoe langer hoe beterun exemple qui n'est pas des mieux choisis • een niet zo goed gekozen voorbeeldil a changé en mieux • hij is zijn voordeel veranderdau mieux • op zijn bestêtre au mieux avec qn. • een zeer goede verstandhouding hebben met iemandle mieux du monde • uitstekendpour le mieux • zo goed als het kanun léger mieux • een lichte verbeteringon ne peut mieux • uitstekend, prima→ tardadvbeter, best -
11 on
1 men ⇒ je3 〈 informeel〉hij, zij4 〈 informeel〉jij, jullie, u5 〈 informeel〉ik♦voorbeelden:quand on veut, on peut • wie (werkelijk) wil, kan (ook)on s'en va • we gaan4 on ne dit même pas merci? • zeg je niet eens ‘dank je wel’on a frappé à la porte • er is geklopton vous demande au téléphone • er is telefoon voor upron -
12 pot
pot [poo]〈m.〉1 pot ⇒ kan, bus♦voorbeelden:pot (de chambre) • po, potpot d'échappement • knalpotêtre sourd comme un pot • potdoof, stokdoof zijn2 payer les pots cassés • 't gelag betalen, met de brokken zittenprendre un pot • een glaasje drinken3 avoir du pot • mazzel hebben, boffenmanquer de pot • geen mazzel hebbenun vrai pot de peinture • een opgedirkte tantepot à tabac • propje, dikkerdjec'est le pot de terre contre le pot de fer • het is een ongelijke strijddécouvrir le pot aux roses • ergens achter komen, iets op het spoor komentourner autour du pot • ergens omheen draaien————————pot (de chambre)po, potm1) pot2) kan3) glas4) mazzel -
13 réductible
réductible [reeduuktiebl]1 te herleiden ⇒ herleidbaar, terug te brengen2 die verminderd, verkleind, verlaagd kan worden♦voorbeelden:adj1) reduceerbaar2) herleidbaar -
14 trouver
trouver [troevee]1 vinden ⇒ ontdekken, ontwaren, uitdenken2 vinden ⇒ aantreffen, ondervinden, ontmoeten4 vinden ⇒ van mening zijn, oordelen5 vinden ⇒ noemen, aanwijzen♦voorbeelden:trouver à redire à qc. • ergens iets op aan te merken hebbentrouver la porte fermée • voor een gesloten deur staanje l'ai trouvé fouillant dans mon tiroir • ik heb hem betrapt toen hij mijn la doorzochtaller trouver qn., venir trouver qn. • iemand (gaan, komen) opzoeken〈 informeel〉 où avez-vous trouvé cela? • hoe komt u erbij?où peut-on vous trouver? • waar kan men u bereiken?→ plaisir〈 informeel〉 la trouver mauvaise, saumâtre • iets vervelend, zuur vinden1 zich bevinden ⇒ zijn, liggen, staan♦voorbeelden:1 se trouver court • niet verder kunnen, blijven stekense trouver laid • zich lelijk vindens'en trouver bien • zich er wel bij bevindense trouver mal • zich niet lekker voelença se trouve bien! • dat treft goed!1. v 2. se trouverv2) zich voelen3) blijken -
15 utile
utile [uutiel]♦voorbeelden:ce livre vous renseignera utilement • dit boek kan u nuttige informatie verschaffenutile à consulter • nuttig om te raadplegenjoindre l' utile à l'agréable • het nuttige met het aangename verenigenadj1) nuttig2) bruikbaar -
16 voir
voir [vwaar]1 zien♦voorbeelden:il voit trouble • het schemert hem, alles danst hem voor de ogenon ne voit pas à dix pas • je kunt geen hand voor ogen zienne voir que par les yeux de qn. • blindelings op iemands oordeel afgaanje n'y vois goutte • ik zie niets2 il va voir à nous loger • hij zal zien, proberen ons ergens onder te brengenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zien ⇒ getuige zijn van, beleven, meemaken2 bezoeken ⇒ opzoeken, bezichtigen3 ontmoeten ⇒ zien, spreken met, omgaan met4 (in)zien ⇒ constateren, ondervinden5 bekijken ⇒ nagaan, zien6 bezien ⇒ beoordelen, beschouwen7 voor zich zien ⇒ zich een voorstelling maken van, begrijpen♦voorbeelden:vous m'en voyez ravi • ik ben er verrukt vanse faire voir • zich vertonen, zich laten zienvoir venir qn. • iemand doorhebbenen voir (de belles, de toutes les couleurs) • heel wat narigheid meemakenen avoir vu bien d'autres • nog wel wat anders meegemaakt hebbenen faire voir à qn. • iemand het leven zuur makenon aura tout vu • dat is het toppuntje voudrais vous y voir • ik zou u wel eens in mijn plaats willen zienregarder qn. sans le voir • door iemand heen kijkenil faut voir venir • we moeten afwachtenaller voir qn. • iemand opzoekenje ne peux pas le voir • ik kan hem niet uitstaanje ne le vois plus • ik heb het contact met hem verbroken3 pourrais-je voir le patron? • zou ik de baas kunnen spreken?allez voir là-bas si j'y suis • hoepel op, laat me met rustvoyons! • kom aan!c'est à voir • dat staat te bezienne voir que l'argent • alleen maar oog voor het geld hebbenvoir les choses en noir • een pessimistische kijk hebbenje ne le vois pas en médecin • ik zie geen dokter in hemvoir qn. en bienfaiteur • iemand als zijn weldoener zien¶ essaie voir • probeer het maar, als je durftje vois • ik begrijp hetn'avoir rien à voir dans, avec une affaire • niets te maken hebben met een zaakcela n'a pas grand-chose à voir avec mes idées • dat heeft niet veel te maken met mijn ideeënessaie un peu pour voir! • probeer maar eens als je durft!cela n'a rien à voir • dat heeft er niets mee te maken♦voorbeelden:elle s'est vu refuser l'entrée • men heeft haar de toegang geweigerd→ nez1. v1) zien2) bezoeken3) ontmoeten4) inzien, constateren5) bekijken6) bezien7) begrijpen2. se voirv2) zich zien3) gebeuren5) elkaar zien -
17 vouloir
vouloir1 [voelwaar]〈m.〉 〈 formeel〉1 wil————————vouloir2 [voelwaar]1 graag willen ⇒ genoegen nemen (met), accepteren♦voorbeelden:il ne veut pas de nos excuses • hij wil onze verontschuldigingen niet accepterenne pas vouloir de qn. • niets van iemand willen wetenen vouloir à qn. de qc. • iemand iets kwalijk nemenen vouloir à qc. • het op iets gemunt hebbenen vouloir à la vie de qn. • iemand naar het leven staanne m'en veuille pas, ne m'en veuillez pas 〈 informeel〉, ne m'en veux pas, ne m'en voulez pas • neem mij niet kwalijkII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 willen ⇒ verlangen, wensen2 vragen ⇒ eisen, willen bezitten3 beweren♦voorbeelden:vouloir qn. heureux • iemand gelukkig willen zienveuillez poursuivre • wees zo goed om door te gaan〈 spreekwoord〉 vouloir c'est pouvoir • waar een wil is, is een wegje voudrais vous y voir • ik zou u wel eens op mijn plaats willen zienvous l'avez voulu, bien voulu! • bent u nu tevreden?veux-tu bien sortir? • wil je wel eens vlug naar buiten gaan?je veux bien que tu aies raison • je kunt best gelijk hebbenmoi, je veux bien • mij bestsi vous voulez bien • als u het ermee eens bentcomment voulez-vous que je fasse • wat kan ik eraan doenvouloir qc. à qn. • iemand iets toewensenvouloir du bien à qn. • het goede met iemand voorhebbensans le vouloir • per ongeluk, zonder opzetcomme vous voulez • zoals u wenstque tu le veuilles ou non • of je het nu wilt of nietque voulez-vous (que je fasse, que je dise)? • wat kan ik eraan doen?Dieu veuille • moge God het gevenque me voulez-vous? • wat wilt u van me?, wat wilt u dat ik doe?que veut dire ce gribouillis • wat moet dit gekrabbel voorstellen〈 informeel〉 je veux! • nou en of!♦voorbeelden:¶ s'en vouloir de qc. • zichzelf iets kwalijk nemen, zichzelf iets verwijten1. m 2. v1) graag willen, accepteren2) willen, wensen3) vragen, eisen4) beweren -
18 avouable
avouable [aavoe.aabl] -
19 emmerder
emmerder [ãmerdee]〈 vulgair〉♦voorbeelden:3 je l'emmerde • hij kan me wat, hij kan de pot opje les emmerde • ze kunnen barstenêtre salement emmerdé avec qc. • lelijk in zijn maag met iets zitten1 zich stierlijk, kapot vervelen♦voorbeelden: -
20 il travaille autant qu'il peut
il travaille autant qu'il peut————————il travaille autant qu'il peutDictionnaire français-néerlandais > il travaille autant qu'il peut
См. также в других словарях:
KAN — steht für: einen Fluss in Russland, siehe Kan (Russland) einen Fluss in der Elfenbeinküste, siehe Kan (Elfenbeinküste) eine japanische Gewichtseinheit, siehe Kan (Gewichtseinheit) eine spezielle Art der NiMH Akkus, siehe KAN (Akku) Kan ist der… … Deutsch Wikipedia
KAN — (также называлась Little Joe) ранняя американская зенитная управляемая ракета морского базирования, разработанная в 1945 году. Разрабатыв … Википедия
Kan — steht für: einen Fluss in Russland, siehe Kan (Russland) einen Fluss in der Elfenbeinküste, siehe Kan (Elfenbeinküste) eine japanische Gewichtseinheit, siehe Kan (Gewichtseinheit) eine spezielle Art der NiMH Akkus, siehe KAN (Akku) Kan ist der… … Deutsch Wikipedia
Kán — is the name of a Hungarian noble family which gave bans (governors) to Croatia and Slavonia, voivodes to Transylvania, and palatines to Hungary in the 13th and 14th centuries.HistoryThe Kán family were members of the Hermány clan. They crossed… … Wikipedia
kan — 1. (kan) s. m. Mot qui signifie prince ou commandant, et qui est le titre de l autorité souveraine en Tartarie. Le kan des Tartares. Le grand kan. Dans l empire ottoman, le sultan seul prend le titre de kan après son nom, tout en conservant… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Kan — can refer to: * One of the Bacabs of Mayan mythology * Gan, the Wade Giles spelling of the Pinyin word * Kan River in Russia * Kanye West * Kán, a Hungarian noble family * Daniel Kan, a mathematician * Catty, or kan (斤), a Chinese unit of weight… … Wikipedia
Kan'ei — (寛永, Kan ei?) fue una era japonesa situada después de la era Genna y antes de la era Shōhō y abarcó de 1624 a 1643. Los emperadores reinantes fueron Go Mizunoo, Meishō y Go Kōmyō. Cambio de era … Wikipedia Español
Kan — abbrev. Kansas * * * (as used in expressions) Kan su Kan River T a k o la ma kan Sha mo * * * … Universalium
kan — kañ interj. 1.; kliu, kliu (reikšti garsui, girdimam pilant iš butelio): Kañ kañ ir pripylė man „klebonišką“ Alk. 2. tan (suskambėjimui reikšti): Kai meti akmeniuką į kalno skylę, kañ nuskamba Skr … Dictionary of the Lithuanian Language
kan — «kahn, kan», noun. = khan1 (def. 2). (Cf. ↑khan) Kan., Kansas. * * * Kan n. var. of *Gan n.2 … Useful english dictionary
Kan — Kan, Flüssigkeitsmaß in den Niederlanden, 1 Kan = 10 Maatjes = 1 l (seit 1830). In Niederländisch Indien (Indonesien) galt 1 Kan = 1,49 l. … Universal-Lexikon