Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

Со всех языков на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Нидерландский
Французский

iemand+uit+zijn+tent+lokken

Толкование Перевод

1 iemand uit zijn tent lokken

iemand uit zijn tent lokken

provoquer qn.

Deens-Russisch woordenboek > iemand uit zijn tent lokken
2 iemand uit zijn tent lokken

iemand uit zijn tent lokken

〈 figuurlijk〉 draw someone out

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand uit zijn tent lokken
3 tent

tent

1 [verplaatsbaar verblijf] tent

2 [kraam] tent ⇒ stand

3 [openbaar lokaal] place ⇒ joint

♦voorbeelden:

1   ergens zijn tenten opslaan • pitch one's tent somewhere; 〈 ook figuurlijk〉 camp somewhere

     een tent opslaan/opzetten/afbreken • pitch/put up/take down a tent

     iemand uit zijn tent lokken • 〈 figuurlijk〉 draw someone out

3   een gezellige tent • a friendly/fun place

     ze braken de tent bijna af • you could hardly keep them in their seats

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tent
4 tent

tent

1 [verplaatsbare woonruimte] tente 〈v.〉

2 [kraam] baraque 〈v.〉

3 [openbaar lokaal] 〈 danslokaal〉 boîte 〈v.〉

♦voorbeelden:

1   ergens zijn tenten opslaan • 〈m.b.t. soldaten〉 établir un bivouac qp.; 〈 figuurlijk〉 s'établir qp.

     een tent opzetten • dresser une tente

     〈 figuurlijk〉 iemand uit zijn tent lokken • provoquer qn.

3   een gezellige tent • une boîte sympa

     〈 figuurlijk〉 het publiek brak de tent af • le public était en délire

Deens-Russisch woordenboek > tent
5 herauslocken

herauslocken

1 (er)uit lokken ⇒ naar buiten lokken

2 ontlokken ⇒ loskrijgen

♦voorbeelden:

2 jemanden aus seiner Reserve herauslocken • iemand uit zijn tent lokken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > herauslocken
6 Bau

Bau¹

〈m.; Bau(e)s〉

1 bouw ⇒ aanleg, constructie

2 structuur, bouw ⇒ opbouw

3 lichaamsbouw ⇒ bouw

4 〈 soldaten(taal)〉 arrest

5 〈 soldaten(taal)〉arrestgebouw, arrestlokaal

♦voorbeelden:

1    auf dem Bau arbeiten • (a) in de bouw werken; (b) op de bouwwerf werken

im, in Bau sein • in aanbouw, aanleg zijn

zum Bau, auf den Bau gehen • de bouw ingaan

¶    Leute vom Bau • mannen van 't vak, vakgenoten

————————

Bau²

〈m.; Bau(e)s, Bauten〉

1 gebouw, bouwwerk

————————

Bau³

〈m.; Bau(e)s, Baue〉

1 hol

2 〈 informeel〉 huis ⇒ tent

3 mijngang

♦voorbeelden:

2    sich nicht aus seinem Bau rühren • zijn huis niet uitkomen

¶    jemanden aus seinem Bau locken • iemand uit zijn tent lokken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Bau
7 Reserve

Reserve

〈v.; Reserve, Reserven〉

1 reserve, (nood)voorraad

2 〈 leger〉 reserve

3 〈 sport en spel〉 reserve

4 〈 geen meervoud〉 reserve ⇒ gereserveerdheid

♦voorbeelden:

1    〈 economie〉 offene, stille Reserven • open, stille reserve

3    in die Reserve kommen • reservespeler worden

4    jemanden aus der Reserve locken • iemand uit zijn tent lokken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Reserve
8 jemanden aus der Reserve locken

jemanden aus der Reserve locken

iemand uit zijn tent lokken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden aus der Reserve locken
9 jemanden aus seinem Bau locken

jemanden aus seinem Bau locken

iemand uit zijn tent lokken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden aus seinem Bau locken
10 jemanden aus seiner Reserve herauslocken

jemanden aus seiner Reserve herauslocken

iemand uit zijn tent lokken

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden aus seiner Reserve herauslocken
11 draw

n. attractie, trekking; (uit)verloting; gelijk spel, remise
--------
v. tekenen; trekken; opnemen; trekken (v.e. pistool)

draw¹

[ dro:] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 trek ⇒ het trekken

2 〈 Amerikaans-Engels〉 trekje ⇒ haal 〈 bij het roken〉

3 aantrekkingskracht ⇒ attractie, trekpleister

4 〈 loterij〉 trekking ⇒ (uit/ver)loting

5 gelijkspel ⇒ remise

6 getrokken kaart ⇒ getrokken lot

♦voorbeelden:

1   he is quick on the draw • hij kan snel zijn revolver trekken; 〈 figuurlijk〉 hij reageert snel

————————

draw²

〈drew [droe:], drawn [dro:n]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 komen ⇒ gaan

2 aantrekkingskracht uitoefenen ⇒ publiek trekken

3 〈 sport, spel〉 gelijkspelen ⇒ in gelijkspel eindigen, remise maken

4 trekken 〈 in het bijzonder van thee〉

♦voorbeelden:

1   draw to an end/a close • ten einde lopen

     draw level • gelijk komen 〈 in race〉

     draw near • naderen, dichterbij komen

     draw off • (zich) terugtrekken, weggaan

     he drew alongside the bus • hij ging naast de bus rijden

2   the play was drawing well • het stuk liep goed

→ draw apart draw apart/, draw away draw away/, draw back draw back/, draw in draw in/, draw on draw on/, draw out draw out/, draw up draw up/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 trekken ⇒ slepen; spannen 〈 boog〉; te voorschijn halen 〈 wapen〉; dichtdoen 〈 gordijn〉

2 tekenen ⇒ schetsen

3 loten ⇒ door loting verkrijgen

4 putten 〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1   draw the blinds • de jaloezieën neerlaten

     the chimney doesn't draw • de schoorsteen trekt niet

     draw one's sword against • ten strijde trekken tegen

     draw along • voorttrekken

     draw aside • opzij trekken, apart nemen

     draw back the curtains • de gordijnen opentrekken/doen

     draw down • naar beneden trekken; 〈 figuurlijk〉teweegbrengen, uitlokken

     draw off • uittrekken, afdoen

     draw together • samentrekken, nader tot elkaar komen

     draw someone into a conversation • iemand in een gesprek betrekken

2   draw a circle • een cirkel trekken/beschrijven

     〈 figuurlijk〉 one has to draw the line somewhere • je moet ergens een grens trekken

3   let us draw for it • laten we erom loten

4   draw consolation from • troost putten uit

     draw inspiration from • inspiratie opdoen uit

     draw on/upon • een beroep doen op, putten uit, gebruik maken van

     I'll have to draw upon my savings • ik zal mijn spaargeld moeten aanspreken

¶ draw a conclusion • een conclusie trekken

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (aan)trekken ⇒ (aan)lokken

2 (in)halen

3 ertoe brengen ⇒ overhalen

4 (te voorschijn) halen ⇒ uittrekken; 〈 figuurlijk〉 ontlokken; naar buiten brengen/halen; (af)tappen 〈bier enz.〉

5 van de ingewanden ontdoen ⇒ ontweien, schoonmaken

6 opstellen 〈 tekst〉 ⇒ opmaken, formuleren, uitschrijven 〈 cheque〉

7 trekken 〈 geld, loon〉 ⇒ opnemen, ontvangen

8 〈 geldwezen〉 opbrengen

9 〈 sport, spel〉 in gelijkspel doen eindigen

10 〈 sport〉een bepaald(e) richting/effect geven aan 〈 de bal〉 ⇒ 〈 biljart〉 trekken; 〈 cricket, golf〉 (te veel) naar s slaan 〈 van rechtshandige〉; (te veel) naar rechts slaan 〈 van shandige〉

♦voorbeelden:

1   draw attention to • de aandacht vestigen op

2   draw a deep breath • diep inademen, diep ademhalen

4   draw blood • bloed doen vloeien; 〈 figuurlijk〉 iemand gevoelig raken

     his story drew tears • zijn verhaal maakte de ogen vochtig

     he refused to be drawn • hij liet zich niet uit zijn tent lokken

     draw forth • te voorschijn halen

7   draw one's salary regularly • regelmatig zijn salaris ontvangen

     she drew all her savings from her account • zij nam al haar spaargeld op (van haar rekening)

8   capital drawing interest • rentedragend kapitaal

9   the game is drawn • het is gelijkspel; 〈 schaakspel, damspel〉 de partij is remise

¶ draw off • afleiden 〈 aandacht〉; weglokken; aftappen

→ draw on draw on/, draw out draw out/, draw up draw up/

English-Dutch dictionary > draw
12 chercher

chercher [sĵersĵee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zoeken

2 proberen ⇒ trachten

♦voorbeelden:

1    〈 informeel〉 chercher après qn. • naar iemand zoeken

2    chercher à 〈+ onbepaalde wijs〉 • proberen (om) te, ernaar streven (om) te

¶    〈 informeel〉 ça va chercher dans les mille francs • dat zal in de duizend frank lopen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (op)zoeken ⇒ proberen te vinden, streven naar

2 (af)halen ⇒ ophalen

3 〈 informeel〉 uit zijn tent lokken ⇒ ruzie maken met

♦voorbeelden:

1    chercher fortune • (zijn) fortuin zoeken

〈 informeel〉 chercher des histoires à qn. • mot met iemand zoeken

il l'a cherché, c'est bien fait pour lui! • hij heeft erom gevraagd, net goed!

qu'allez-vous chercher là? • wat haalt u zich daar in uw hoofd?, wat zoekt u daarachter?

chercher qc. dans sa mémoire • zich iets proberen te herinneren

  → pou

III se chercher 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zichzelf proberen te leren kennen

2 elkaar zoeken

1. v
1) zoeken

2) proberen, trachten

3) streven (naar)

4) (af)halen, ophalen
2. se chercher
v

1) zichzelf proberen te leren kennen

2) elkaar zoeken

Dictionnaire français-néerlandais > chercher

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

iemand+uit+zijn+tent+lokken

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

iemand+uit+zijn+tent+lokken

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: