-
1 hij weet (niet) wat hij wil
hij weet (niet) wat hij wilVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij weet (niet) wat hij wil
-
2 weten
weten1〈 het〉♦voorbeelden:buiten/zonder mijn weten • without my knowledgenaar/bij mijn (beste) weten • to (the best of) my knowledge————————weten2♦voorbeelden:1 dat weet zelfs een kind! • even a fool knows that!zij die het kunnen weten zeggen … • the well-informed say …ik had het kunnen weten • I might have knownik zal het u laten weten • I'll let you knowzij weet met iedereen om te gaan • she has a way with everyoneweten te ontkomen • manage to escapezich weten te redden • cope, managehij wil (graag) weten, dat hij communist is • he makes no secret about being a communistniets van iemand willen weten • not want to have anything to do with someoneik zou wel eens willen weten waarom hij dat zei • I'd like to know why he said thatje zou eens moeten weten …, als je eens wist … • if only you knewdaar weet ik alles van • I know all about itmet haar weet je het nooit • you never know with herik weet het! • I've got it!het is maar dat u het weet • I thought you ought to know, just so you knowweet je het al, hij is failliet • have you heard the news, he's gone bankruptik ga hier weg; nu weet je het! • I'm leaving this place; so there!voor je het weet, ben je er • you're there before you know itze hebben het geweten • they found out (to their cost)hij wou er niets van weten • he wouldn't hear of itnu weet ik nóg niets! • I'm no wiser than I was (before)!ik weet wat …, weet je wat … • I know what …, you know what …hij weet (niet) wat hij wil • he doesn't know his own mindweten wat je doet • beware what you are abouthij weet wel wat een goede fles wijn is! • he knows a good bottle of wine when he sees one!je weet wie het zegt • look who's talkingwie weet • who knowsje moet het zelf (maar) weten • it's your decisionhij weet niet beter of het hoort zo • he doesn't know any betterje zou beter moeten weten • you should know better (than that), you should have known betterik weet niet beter dan dat hij morgen komt • as far as I know he's coming tomorrowhij weet ervan • he's aware of itik weet het niet meer • I really can't rememberik zou het niet weten • I wouldn't knowhij wist niet hoe gauw hij weg moest komen • he couldn't get away fast enoughals dat geen zwendel is dan weet ik het niet (meer) • if that isn't a fraud I don't know what isik zou niet weten waarom (niet) • I don't see why (not)ik weet nog zo net niet of ik kom • I don't know if I'll comehij heeft ik-weet-niet-hoeveel huizen • he owns I don't know how many housesweet je wel, je weet wel • you knowzeker weten! • no buts about it!weet je het zeker? • are you (absolutely) sure?iets zeker weten • be sure about somethingvoor zover ik weet • as far as I knownaar ik weet • to my knowledgeergens iets op weten • have an answer to somethingte weten • namelyiets te weten komen • find out somethingik weet van niks • I know nothing about itwat weet jij nu van tuinieren? • much you know about gardeningvan geen wijken (willen) weten • stick to one's gunsvan geen ophouden weten • not know when to stopkinderen weten van geen vermoeidheid • children know no fatiguezonder dat iemand het wist, had hij … • unknown to anyone, he had …als je dat maar weet! • keep it in mind!hij wil niet weten dat hij ziek is • he won't admit to being illniet dat ik weet • not that I knowweet je nog? • (do you) remember?〈 informeel〉 weet ik veel! • search me!〈 spreekwoord〉 wat niet weet, dat niet deert • what the eye doesn't see the heart doesn't grieve overje weet wel beter • you know better (than that)ik vermoeid? dat weet ik nog zo (zeker) niet! • me tired? I don't knowik wist niet wat ik zag! • I couldn't believe my eyes!je weet ('t) maar nooit • you never know -
3 hebben
2 [getroffen zijn door] have, be3 [in genoemde omstandigheden verkeren] have, be4 [(gevoelens) koesteren] have ⇒ be5 [beschikken over] have (got)6 [krijgen] have8 [met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have9 [aantreffen] be, have11 [verdragen] stand, take12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)♦voorbeelden:1 heb jij een auto? • have you got a car?ze heeft een boetiekje/reclamebureau • she has a boutique/an advertising agencyiemands hele hebben en houden • all someone's belongingsiets moeten hebben • need somethingiets willen hebben • want somethinghet heeft er veel van dat … • it looks very much as if …iets bij zich hebben • be carrying something, have something with oneiets vrolijks over zich hebben • make a cheerful impression, have a certain cheervan wie heeft hij dat? • who/where has he got that from?veel van iemand/iets hebben • look very much/be very like someone/somethingik heb het niet van mezelf • I haven't thought/dreamt that up myselfwat heb je? • what's the matter/wrong with you?wat heb je toch? • what's come over you?iets aan de voet hebben • have something wrong with one's foot/foot trouble3 ik hoop dat je mooi weer hebt • I hope you'll have good weather/the weather will be finehet koud/warm hebben • be cold/hothoe heb ik het nu met je? • what's up with you?ik wist niet hoe ik het had • I didn't know what to make of ithoe heb je het gehad? • did you have a good time?, how did you get on?hebben jullie wel eens wat met elkaar? • is there anything between you?hij heeft iets tegen mij • he has grudge against mehij heeft er niets op tegen • he has no objectionshoe wilt u het hebben? • how would you like it? 〈 bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉ze heeft het helemaal • she's really got itik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. • my new pc has given me a lot of pleasureik heb het • I've got itvan wie heb je dat? • who told/gave you that?ik heb nooit Spaans gehad • I've never learned Spanishik moet nog een tientje van hem hebben • he still owes me ten guilders〈 beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? • what do you want (from me)?ik moet er niets van hebben • I want nothing to do with itdat heb je ervan • that's what you getzo, dat hebben we ook weer gehad • well, that's that(het) met iemand te doen hebben • be/feel sorry for someonedagelijks met iemand te doen hebben • see someone every daydaar heb je het al • I told you soje hebt/men heeft ook groene • there are/you get green ones as wellwat zullen we nu hebben • hey, what's this?(kijk eens) wie we daar hebben • look who's here!zo wil ik het hebben • that's how I want itiets (gedaan) willen hebben • want (to see) something donedaar heb ik je • (I've) got you thereik heb hem zover • I've managed to persuade himeen klap van heb ik jou daar • a stunning blow/mighty thump11 hij kan veel/niet veel hebben • he can take a lot, he can't take much〈 ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! • oh, a (fat) lot of good that will do menu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben • at least now we know where we standwat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? • what's the use of a beautiful car if you can't drive?¶ 〈 sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben • that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉ik moest je net hebben • you're just the person I want/have been looking formoet je net Freek hebben • you can imagine Freek's reaction!iedereen heeft het erover • everybody's talking about ithij had het niet meer • it was all just too much for himwel heb ik ooit! • well, I never!ik heb het niet op hem • I don't like/trust himik zal het er met hem over hebben • I'll talk to him about itik weet niet waar je het over hebt • I don't know what you're talking aboutdaar heb ik het straks nog over • I'll come (back) to that later on/in a momentnu we het daar toch over hebben • now that you mention it …daar wil ik het nu niet over hebben • I won't go into that nowik heb het tegen jou • I'm talking to youiemand als vriend hebben • be friends with someoneII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have♦voorbeelden:1 gelachen dat we hebben • did we have a laugh!had ik dat maar geweten • if (only) I had known (that)had dat maar gezegd • if only you'd told me (that)ik heb met hem op school gezeten • I went to school with himhij had gezwommen • he had been swimming -
4 hebben
1 [algemeen] avoir2 [verdragen] supporter♦voorbeelden:gelijk hebben • avoir raisonmag ik dat potlood even van je hebben? • je peux t'emprunter ton crayon une seconde?〈 zelfstandig〉 iemands hele hebben en houden • toutes les possessions de qn.(het) met iemand te doen hebben • plaindre qn.dagelijks met iemand te doen hebben • avoir journellement affaire à qn.je hebt alleen maar te doen wat ik zeg • tu n'as qu'à faire ce que je te disgeen klagen hebben • ne pas avoir à se plaindremag ik dat hebben? • je peux l'avoir?iets moeten hebben • vouloir absolument qc.van wie heb je dat? • qui t'a dit ça?hoe laat heb je het? • quelle heure as-tu?hoe heb ik het nu, hoe hebben we het nu met elkaar? • que faut-il penser de tout cela?het druk hebben • être très occupéwij hebben het goed met elkaar • nous nous entendons bienhoe heb ik het nu met je? • qu'est-ce que tu me fais là?ik heb het niet uit mijzelf • je ne l'ai pas inventéhebt u nog iets? • d'autres questions?het heeft er veel van dat … • tout porte à croire que … 〈+ aantonende wijs〉men weet niet wat men aan hem heeft • on ne sait jamais à quoi s'en tenir sur son compteiets bij zich hebben • avoir qc. sur soihet in zijn rug hebben • souffrir du doszij hebben iets met elkaar • ils ont une liaisoniets vrolijks over zich hebben • avoir l'air joyeuxiemand tot man hebben • avoir qn. pour marivan wie heeft hij dat? • de qui tient-il cela?veel van iemand hebben • tenir beaucoup de qn.zij heeft het niet van een vreemde • elle a de qui tenirhij heeft er niets op tegen • il n'a rien contreeen klap van heb ik jou daar • une gifle magistrale2 hij kan niet veel hebben • 〈m.b.t. drank〉 il ne supporte guère l'alcool; 〈 vlug overstuur〉 il panique très viteiets kunnen hebben • pouvoir supporter qc.iets niet willen hebben • ne pas vouloir de qc.〈 pejoratief〉 wat moet je (van me) hebben? • qu'est-ce que tu me veux?ik moet er niets van hebben • 〈 niets mee te maken〉 je ne veux pas en entendre parler; 〈 houd er niet van〉 très peu pour moi, mercimoet je net Freek hebben • et c'est à Freek que tu demandes ça?; 〈 dat is dé man〉 oh! alors Freek, c'est l'homme qu'il (te, nous) fautwaar wil je me hebben? • où veux-tu que je me mette?nu kom je waar ik je hebben wil • maintenant tu vois où je veux en venirwat had u gehad willen hebben? • vous désirez?iets zus of zo (gedaan) willen hebben • vouloir (qu'on fasse) qc. de telle ou telle façonwe zullen hem hebben • on l'auradan heb je dat • voilà, c'est ce qui arrivedaar zullen we (zul je) het hebben • il va y avoir du pétarddaar hebben we het (gedonder) • ça y est, voilà les emmerdements qui (re)commencentdaar heb je het al • nous y voilàje hebt ook groene druiven • il y a aussi des raisins verts〈 in opsommingen〉 daar heb je … • (alors) voilà …ik heb niets aan die prullen • cette camelote ne me sert à rienwat zullen we nu hebben • allons bon, quoi encore?daar heb je hem lelijk mee • là tu le tiens biendat heb je ervan • on pouvait s'y attendrede hoeveelste hebben we? • on est le combien aujourd'hui?liever hebben • aimer mieuxhij had het niet meer • il n'en pouvait pluswel heb ik ooit! • a-t-on jamais (vu)!heb je ooit van je leven! • a-t-on jamais vu de la vie!ik heb het niet op hem • je ne l'aime pasik zal het er met hem over hebben • je lui en parleraiik heb het tegen jou • c'est à toi que je parlehem om hebben • être bourré→ link=god godII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoorden] avoir ⇒ 〈 met wederkerend werkwoord, sommige werkwoorden die een beweging uitdrukken〉 être♦voorbeelden:gelachen dat we hebben! • qu'est-ce qu'on a ri!hij heeft het weggegeven • il l'a donné -
5 ne
ne [nə],n' [n]〈 bijwoord〉2 〈 zonder betekenis〉♦voorbeelden:si je ne me trompe • indien ik me niet vergisj'évite, j'empêche qu'il ne vienne • ik verhinder dat hij komtà moins qu' il ne soit fermé • tenzij hij dicht isavant qu' il ne soit parti • voordat hij vertrokken issans qu' il n'ait dit un mot • zonder dat hij een woord gezegd had= n'...pas; adv -
6 né
ne [nə],n' [n]〈 bijwoord〉2 〈 zonder betekenis〉♦voorbeelden:si je ne me trompe • indien ik me niet vergisj'évite, j'empêche qu'il ne vienne • ik verhinder dat hij komtà moins qu' il ne soit fermé • tenzij hij dicht isavant qu' il ne soit parti • voordat hij vertrokken issans qu' il n'ait dit un mot • zonder dat hij een woord gezegd hadadj -
7 Wort
Wort1〈o.; Wort(e)s, Wörter〉♦voorbeelden:ein Wort mit vier Buchstaben • een woord van vier letters————————Wort2〈o.; Wort(e)s, Worte〉♦voorbeelden:zwischen ihnen ist kein böses Wort gefallen • zij hebben geen woorden gehadjemandem böse Worte geben • op iemand scheldenmit dürren Worten • in nuchtere bewoordingenein ernstes Wort mit jemandem sprechen • een hartig woordje met iemand sprekendas große Wort führen • het hoogste woord voerengroße Worte machen • holle frasen verkopenein gutes Wort für jemanden einlegen • een goed woordje voor iemand doenleere Worte • holle frasenein offenes Wort reden, sagen • openhartig sprekendas rechte Wort zur rechten Zeit • een woord op zijn passchöne Worte machen • veel kletsen en weinig doenviele Worte machen • omstandig, breedvoerig sprekendaran ist kein wahres Wort • daar is geen woord van waarjemandem das Wort abschneiden • iemand in de rede vallenjemandem das Wort entziehen • iemand het woord ontnemendas Wort ergreifen, nehmen • het woord nemenjemandem fehlen die Worte • iemand weet niet wat te zeggenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het (tot) het anderehast du Worte?, hat der Mensch Worte? • niet te geloven!er will es nicht Wort haben • hij wil het niet wetenso rede doch ein Wort! • zeg dan toch wat!jemandem das Wort reden • voor iemand opkomendarüber braucht man kein Wort zu verlieren • daaraan hoef je geen woord vuil te makenkein Wort weiter! • hou er maar over op!ich weiß kein Wort davon • ik weet er niets vanauf ein Wort! • kan ik u heel even spreken?auf jemandes Wort(e) hören • naar iemand(s raad) luisterenaufs Wort gehorchen • meteen, onvoorwaardelijk gehoorzamenjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond halenein Wort viel im Munde führen • een woord veel gebruikeneinem das Wort im Munde (her)umdrehen • iemands woorden (opzettelijk) verdraaienin Worten • voluit, zegge, in lettersin Wort und Bild, Schrift • in woord en beeld, geschriftetwas in Worte fassen, kleiden • iets onder woorden brengen, verwoordenjemandem ins Wort fallen • iemand in de rede vallenmit einem Wort • in één woordmit anderen Worten • met andere woordenzu Worte kommen • aan het woord komensich zu Wort melden • het woord vragen————————Wort3〈o.; Wort(e)s〉1 (ere)woord, belofte♦voorbeelden:sein Wort halten • zijn woord houdensein Wort zurücknehmen • zijn belofte terugnemenauf jemandes Wort • op iemands (ere)woordjemanden beim Wort nehmen • iemand aan zijn woord houdenbei jemandem im Wort sein • aan iemand zijn woord gegeven hebbenein Mann von Wort • een man van zijn woord -
8 at
anti tankenAT (anti-tank)at6 door ⇒ naar aanleiding van, als gevolg van, door middel van, via♦voorbeelden:at Christmas • met Kerstmisat the corner • op de hoekbake at 150° degrees centigrade • bakken bij een temperatuur van 150° Celsiusat dinner • bij het dinerat 20 miles an hour • met 20 mijl per uurat noon • 's middagscheap at 10 p. • goedkoop voor 10 penceI am still at school • ik zit nog op schoolat sea • op zeeat full speed • in volle vaartat that time • toen, in die tijdat forty • op veertigjarige leeftijdwe'll leave it at that • we zullen het daarbij latenthe president is hard to get at • het is moeilijk om de president te pakken te krijgensomebody has been at my things • iemand heeft in mijn spullen geneusd/gerommeldat work • aan het werkthey're at it again • ze zijn weer bezighe doesn't know what he's at • hij weet niet wat hij doet/wilhave men at one's command • het bevel voeren over mannenat a glance • met/in één oogopslag→ that that/ -
9 he doesn't know what he's at
hij weet niet wat hij doet/wil -
10 il ne sait ce qu'il veut
il ne sait ce qu'il veutDictionnaire français-néerlandais > il ne sait ce qu'il veut
-
11 weten
weten1〈 het〉♦voorbeelden:bij mijn weten is hij niet weggegaan • je ne sache pas qu'il soit partibij mijn weten • à ma connaissancebuiten mijn weten • à mon insuiets naar zijn beste weten doen • faire qc. de son mieux————————weten21 [kennis hebben van; enig idee, vermoeden hebben] savoir2 [+ te + onbepaalde wijs][erin slagen] réussir (à)♦voorbeelden:1 weet je mijn agenda ook (te liggen)? • sais-tu où est mon agenda?God mag weten hoe lang … • Dieu sait combien de temps …een hele hoop weten (over) • en savoir long (sur qn., qc.)dat weet zelfs een kind! • c'est élémentaire!ik weet z'n naam niet • je ne connais pas son nomeen goed restaurant weten • connaître un bon restaurantzeker weten! • pour sûr!hij kan het weten • il est payé pour le savoirik zal het u laten weten • je vous préviendraije moest beter weten • cela m'étonne de ta partu moet weten dat … • sachez que …hij wist te vertellen dat … • il a pu nous raconter que …hij wil (graag) weten dat hij rijk is • il ne cache pas qu'il est richeiets niet willen weten • refuser d'admettre qc.niets van iets willen weten • ne rien vouloir entendre de qc.er het zijne van willen weten • vouloir en avoir le coeur netalles van iets weten • s'y connaîtremet haar weet je het nooit • on ne sait jamais avec elleweet je wat … • écoute …je weet wie het zegt • prends-le pour ce que ça vautwie weet • qui sait?je moet het zelf (maar) weten • fais comme tu voudrashij weet niet beter of het hoort zo • il est persuadé que c'est la coutumezij weten niet beter • il ne faut pas leur en vouloir, ils n'y peuvent rienhij weet wel beter • il est plus malin que çahij weet ervan • il est au courantweten hoe je iets aan moet pakken • savoir s'y prendre〈 ironisch〉 dat zal jij niet weten! • ne fais pas l'innocent!iets niet weten • ignorer qc.ik zou het niet weten • je ne saurais vous le direhij wist niet hoe gauw hij weg moest komen • il n'avait qu'une hâte: s'enfuirze zullen niet weten waar ik blijf • ils se demanderont où je suis (passé)niet weten waar je blijven moet • ne pas savoir où se mettreweet je wel • tu saisvoor zover ik weet • pour autant que je sacheergens iets op weten • avoir une idéete weten • à savoiriets te weten komen • apprendre qc.ik weet van niks • je n'en sais rienniets van het leven weten • ne rien connaître de la vieals je maar weet dat … • sache bien que …als je dat maar weet! • maintenant, te voilà prévenu!niet dat ik weet • pas que je sachehij wil niet weten dat hij ziek is • 〈 aanvaardt het niet〉 il ne veut pas admettre qu'il est malade; 〈 wil niet dat men het weet〉 il ne veut pas que l'on sache qu'il est maladeje weet heel goed dat … • tu n'ignores pas que …hij wist niet beter of ik was vertrokken • pour lui je devais être partiweet je nog? • tu t'en souviens?weet ik veel! • qu'est-ce que je sais, moi!weten wat men aan iemand heeft • être fixé sur le compte de qn.er heel wat van af weten • en savoir longweten wat honger is • connaître la faimnu weet je 't ook • te voilà au courant〈 spreekwoord〉 wat niet weet, dat niet deert • ce que les yeux ne voient pas, ne fait pas mal au coeurweten te ontkomen • réussir à s'échapperniets weten te zeggen • ne plus savoir quoi dire¶ ze hebben het geweten • 〈 ze waren gewaarschuwd〉 ça leur a coûté cher; 〈 ze hebben ervoor moeten boeten〉 ils s'en sont mordu les doigtsvoor je het weet, ben je er • tu y seras en moins de rienzij weet het altijd beter • elle veut toujours avoir le dernier motje weet wel beter • tu n'en penses pas un motje weet ('t) maar nooit • on ne sait jamaiszij weet van geen ophouden • elle ne sait pas s'arrêter -
12 horen
1 [met het gehoor waarnemen] hear♦voorbeelden:het is wel te horen dat je verkouden bent • you can hear that you've got a coldnu kun je het me vertellen, hij kan ons niet meer horen • you can tell me now, he is out of earshotzo mag ik het horen • that's what I like to hearzijn naam horen noemen • hear one's name mentionedik heb het alleen van horen zeggen • I only have it on hearsayik hoor het hem nog zeggen • I can still hear him saying itwij hoorden zingen/schreeuwen 〈enz.〉 • we heard singing/shouting 〈enz.〉zichzelf graag horen praten • like to hear oneself talkhij deed alsof hij het niet hoorde • he pretended not to hear (it)ik hoor je wel! • 〈 met betrekking tot schreeuwen〉 you don't need to shout!; 〈 met betrekking tot herhaling〉 I heard you the first timeik kon aan zijn stem horen dat hij zenuwachtig was • I could tell by his voice that he was nervousze kromp ineen bij het horen van zijn stem • she winced at the sound of his voice1 [geluiden kunnen waarnemen] hear2 [zijn plaats hebben] belong3 [gepast zijn] 〈zie voorbeelden 3〉4 [toebehoren] belong (to)♦voorbeelden:hij hoort slecht • he is hard of hearing〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • he who will not listen to advice must suffer for itwij horen hier niet • we don't belong herede kopjes horen hier • the cups go herebij elkaar horen • belong togetherhij hoort niet bij/tot de vlugsten • he's not one of the fastest3 dat hoor je te weten • you should/ought to know thatvoor wat hoort wat • you scratch my back and I'll scratch yoursze weet niet hoe het hoort • she doesn't know how to behaveje hoort niet te fluisteren in gezelschap • you shouldn't whisper in companydat hoort niet • it's not donedat hoort zo • that's how it should been zo hoort het ook • and that's how it should be tooze weten niet beter of het hoort zo • they don't know any betterdat is niet zoals het hoort • that's not good manners2 [in aanmerking nemen] listen (to)♦voorbeelden:laat eens iets van je horen • keep in touchlaat zijn vrouw het maar niet horen • don't let his wife (get to) know (about it)hij heeft niets van zich laten horen • he hasn't been in touchdat moet je dan nog jaren horen • you'll never hear the last/end of itik moet altijd horen dat ik vergeetachtig ben • I'm constantly being told that I'm forgetfulzij wil geen kwaad van hem horen • she won't hear a word said against himzij wil geen nee horen • she won't take no for an answerhij vertelde het aan iedereen die het maar horen wilde • he told it to anyone who would listenik wist niet wat ik hoorde • I could hardly believe my earstoevallig horen • overhearbij het horen van het nieuws • on hearing the newshij wilde er niets meer over horen • he didn't want to hear any more about itdaar heb ik nooit van gehoord • I've never heard of itdaarna hebben we niets meer van hem gehoord • that was the last we heard from himu hoort nog van ons • 〈 neutraal〉 you'll be hearing from us; 〈 als bedreiging〉 you've not heard the last of thisdaar hoor je nog meer van • you've not heard the last of thisik hoor niets dan goeds van hem • I've heard nothing but good of himnou hoor je het ook eens van een ander • so I'm not the only one who says sodat hoor ik voor het eerst • that's the first I've heard of itzo te horen gaat het goed met hem • it sounds like he's doing wellik hoor het nog wel • let me know (about it)moet je horen wie het zegt! • 〈 ironisch〉 look who's talking!moet je hem horen!, hoor hem! • (just) listen to him!als je hem hoort zou je denken dat • (from) the way he talks you'd think thathoor eens • listen, (I) say -
13 hoe
1 [op welke wijze; in welke graad/mate] how2 [waarom; waardoor] how3 [hoedanig] how4 [welk(e)] what5 [met welke naam] what♦voorbeelden:hoe eerder hoe liever/beter • the sooner the betterhet gaat hoe langer hoe beter • it is getting better all the timehoe ouder ze wordt, des te minder ziet ze/hoe minder ze ziet • the older she gets, the less she seeshoe ver bent u? • how are you getting on?hoe fietst zij naar school? • which way does she cycle to school?hij wist niet hoe hij het had • he didn't know what had come over himhoe is het (toch/in hemelsnaam) mogelijk? • well I never!, well I'll be blowed!hoe moet dat nu verder? • where do we go from here?hoe dat met jou moet, als het echt gevaarlijk wordt … • what is to become of you when things get really dangerous …hij vertelde, hoe zij één voor één te voorschijn kwamen • he related how they came out one by onezij wil nu wel eens weten hoe of wat • she wants to know where she standshet wordt hoe langer hoe moeilijker • it's getting increasingly difficulthoe dan ook • anyway, anyhow; no matter how; 〈 op welke wijze ook〉 by hook or by crook; 〈 wat er ook gebeurt〉 no matter whathoe het ook zij • be that as it may, in any eventhoe vreemd het ook lijkt, hoe duur het ook is • strange as it may seem, expensive though it ishet hoe en waarom • the whys and the whereforeshet hoe en het wat • what's what, the ins and outsniet meer weten hoe of wat • not know which way to turn2 hoe kom je erbij? • how can you think such a thing?ik weet niet hoe het komt • I don't know why (this is happening)hoe komt het dat je zo laat bent? • 〈 informeel〉 how come you're so late?hoezo?, hoe dat zo? • how/what do you mean?, why do you ask?3 hoe is het weer? • what is the weather like?, how's the weather?hoe vind je mijn kamer? • how do you like my room?4 hoe is uw naam? • what is your name?5 hoe noemen jullie de baby? • what are you going to call the baby?kunst, kitsch of hoe je het ook maar noemen wilt • art, kitsch, or whatever you want to call it¶ zij danste, en hoe! • she danced, and how! -
14 aan
aan11 [m.b.t. kleding] mis2 [in werking] en fonctionnement3 [brandend] allumé♦voorbeelden:daar heeft zij niets aan • cela ne lui sert à riendaar ben ik nog niet aan toe • je n'en suis pas encore làhij moet er aan • 〈 het onderspit delven〉 il aura le dessous; 〈 het ontgelden〉 il devra payer les pots cassés; 〈 dood〉 il faudra le supprimerzij is er aan toe • 〈 gaat beginnen〉 elle est prête à commencer; 〈 heeft het nodig〉 elle en a vraiment besoiner beroerd aan toe zijn • aller maldat is maar net aan • c'est tout justedaar is niets van aan • il n'en est rienrustig aan! • doucement!zij weet niet waar zij aan toe is • elle ne sait pas à quoi s'en tenirzo zoetjes aan • tout doucementdaar is niets, weinig aan • 〈 gemakkelijk〉 ce n'est pas (bien) difficile; 〈 oninteressant〉 ce n'est pas (très) intéressant; 〈 niet stuk〉 l'objet n'est pas (tellement) abîméaan vakantie toe zijn • avoir besoin de vacanceswe zijn aan hoofdstuk drie toe • nous en sommes au chapitre trois→ link=boot boot————————aan2〈 voorzetsel〉1 [algemeen]à2 [tengevolge van; wat betreft] de♦voorbeelden:doen aan • faire (qc.), pratiquer (qc.)aan het werk gaan • se mettre au travaildat is aan het toenemen • cela va (en) augmentanthet is aan mij er voor te zorgen dat … • c'est moi qui dois veiller à ce que …hoe kom je aan dat spul? • où as-tu déniché cela?dat ligt aan haar • 〈 het ligt in haar macht〉 cela dépend d'elle; 〈 het is haar schuld〉 c'est de sa fautesterven aan een ziekte • mourir d'une maladieaan de Maas • sur la Meuseaan zee • au bord de la merhij gaf het pakje aan de bode • il donna le paquet au messagerhij wil niet aan een auto • il ne veut pas de voitureaan de haven wonen • habiter le quartier du portaan het lezen • en train de lire→ link=twee twee -
15 way
adv. hoe dan ook; op grote wijze--------n. weg; manier, wijze; kant; richting; afstandway1[ wee]4 richting5 opzicht♦voorbeelden:that's the way (it is/goes) • zo gaat het nu eenmaallose the/one's way • verdwalen, de weg kwijtraken〈 figuurlijk〉 pave the way (for something/someone) • de weg banen/effenen (voor iets/iemand)〈 figuurlijk〉 pay one's way • geen schulden maken, zonder verlies werkenpay one's way through college • zelf zijn universiteitsstudie (kunnen) betalenwork one's way through college • werkstudent zijnway home • thuisreisway in • ingangbetter weather is on the way • er is beter weer op komstwe're on our/the way • we komen eraan, we zijn onderwegout of the way • ver weg, afgelegenout of one's way • niet op de routeway of thinking • denkwijzeto her way of thinking • naar haar mening, volgens haarfall into evil/bad ways • slechte gewoontes krijgengo the right/wrong way about something • iets op de juiste/verkeerde wijze aanpakkendo something a certain way • iets op een bepaalde manier doen〈 figuurlijk〉 find a way • een manier vinden, er raad op wetenhave a way of doing something • er een handje van hebben iets te doenmend one's ways • zijn leven beterenset in one's ways • met vast(geroest)e gewoontesone way and another • alles bij elkaar (genomen)one way or another/the other • op de een of andere manierin its way • in zijn soortin this way • op deze manier, zoit's only his way • zo is hij nu eenmaalthere are no two ways about it • er is geen twijfel (over) mogelijkstep this way, please • hierheen, graagthe other way around/about • andersomin no way • helemaal nietno way better • in geen enkel opzicht beterin more ways than one • in meerdere opzichten6 a long way away/off • een heel eind weg, ver wegyour birthday is still a long way off • je bent nog lang niet jarigall the way • helemaal, tot het (bittere) eindego all the way • het echt doen, met iemand neukenways and means • geldmiddelenhave ways and means of getting something • de juiste wegen weten om iets (gedaan) te krijgenthat's the way of the world • zo gaat het nu eenmaal (in de wereld)cut both ways • goede en slechte gevolgen hebbenget one's (own) way, have (it) one's (own) way • zijn zin krijgen, doen wat men wilgo out of one's/the way to … • zijn (uiterste) best doen om …have a way with elderly people • met ouderen om weten te gaanyou can't have it both ways • óf het een óf het andersee one's way (clear) to doing something • zijn kans schoon zien om iets te doenwind one's way into someone's affections • bij iemand in de gunst proberen te komenby the way • terloops, trouwens, à proposthey had done nothing out of the way • zij hadden niets bijzonders/extreems/verkeerds gedaanany way • in ieder geval, hoe dan ookeither way • hoe dan ook〈Amerikaans-Engels; informeel〉 every which way • overal, in alle hoeken en gaten〈Amerikaans-Engels; informeel〉 no way! • geen sprake van!1 (voort)gang ⇒ snelheid, vaart♦voorbeelden:gather/lose way • vaart krijgen/minderen 〈 van schip〉negotiations are well under way • onderhandelingen zijn in volle ganggive way • toegeven, meegeven 〈 ook figuurlijk〉; wijken, voorrang geven; doorzakken, bezwijkengive way to • toegeven aan, wijken voormake way for • plaats/ruimte maken voorput someone in the way of something • iemand op weg helpen (met iets), iemand aan iets helpenstand in the way • in de weg staanget something out of the way • iets uit de weg ruimen, iets afhandelenput someone out of the way • iemand uit de weg ruimenmake one's (own) way (in life/the world) • in de wereld vooruitkomenhe's by way of being a musician • hij is om zo te zeggen een muzikantby way of Brighton • via Brightonby way of illustration/example • als illustratie/voorbeeld♦voorbeelden:————————way2〈 bijwoord〉1 ver ⇒ lang, een eind♦voorbeelden:1 way back • ver terug, (al) lang geleden〈 Amerikaans-Engels〉 someone from way back • iemand uit een afgelegen gebied/ver verleden -
16 purpose
n. doel; bedoeling--------v. zich voornemen, van plan zijnpurpose1[ pə:pəs]1 doel ⇒ bedoeling, reden, plan, voornemen2 zin ⇒ (beoogd) effect, resultaat, nut♦voorbeelden:1 does this serve your purpose? • beantwoordt dit aan je verwachtingen?accidentally on purpose • per ongeluk expreshe came for/with the purpose of seeing us, he came on purpose to see us • hij kwam met het doel om ons te bezoekenhe did it on purpose • hij deed het met opzet2 these talks have certainly answered/fulfilled/served their purpose(s) • deze besprekingen zijn zeker zinvol geweestall your help will be to no purpose • al je hulp zal tevergeefs zijnthese money cuts will come to little purpose • deze bezuinigingen zullen weinig effect hebben♦voorbeelden:————————purpose2♦voorbeelden:1 he purposes to spend his holidays with us • het ligt in zijn bedoeling zijn vakantie bij ons door te brengen -
17 wel
wel1I 〈de〉II 〈 het〉1 [het goede] welfare, well-being♦voorbeelden:'s levens wel en wee • the vicissitudes of life————————wel2I 〈 bijwoord〉1 [om een bevestiging uit te drukken] 〈zie voorbeelden 1〉2 [om een ontkenning tegen te spreken] 〈zie voorbeelden 2〉3 [goed, juist] well4 [nogal] rather, quite5 [vermoedelijk] probably6 [weliswaar] 〈zie voorbeelden 6〉7 [om bereidwilligheid uit te drukken] 〈zie voorbeelden 7〉8 [ter geruststelling] 〈zie voorbeelden 8〉9 [ter vermaning] 〈zie voorbeelden 9〉10 [om aan te duiden dat er sprake is van een grote hoeveelheid] 〈 met enkelvoud〉 as much as; 〈 met meervoud〉 as many as; 〈 met bijwoord van frequentie〉 as often as11 [minstens] at least, just as15 [in verbinding met ‘en’, na een bijvoeglijk naamwoord] [helemaal] completely, all16 [na een zelfstandig naamwoord; om aan te geven dat de genoemde zaak of persoon ongewone kenmerken heeft] quite (a)♦voorbeelden:1 ik heb je wel gezien! • I saw you!heeft hij het wel gedaan? • did he really do it?hij komt wel • he will come (all right)dat mag wel • that's all right/allowedhij moet wel • he's got tokom jij? misschien wel! • will you come?, I might!ik geloof van wel • I think sohij zegt van wel! • he says yes, he has/will/can 〈enz.〉‘ik doe het niet’, ‘je doet het wel!’ • ‘I won't do it’, ‘oh yes you will!’jij wil niet? ik wel! • you don't want to? well I do!wat deed hij dan wel? • what díd he do, then?meer wel dan niet • more often than notliever wel dan niet • as soon as notniet(es)! wél(les) • 〈 Brits-Engels〉 'tisn't! 'tis!; 〈 Amerikaans-Engels〉 it isn't, it is so/too!; 〈 afhankelijk van werkwoord in voorafgaande zin〉 didn't! did!als hij het niet weet, wie dan wel? • if he doesn't know, who does?als ik me wel herinner • if I remember correctlyen (dat) nog wel op zondag • and on a Sunday, too!‘hoe is het ermee?’ ‘het gaat wel’ • ‘how are you?’ ‘all right’ik mag haar wel • I rather like herik mag dat wel • I quite like thathet kan er wel mee door • it'll dodat zal wel niet • I suppose notje zult wel denken • what will you think?we kunnen nu wel zeggen dat hij de winnaar is • we can assume he's the winnerhij zal het wel niet geweest zijn • I don't think it was himdat kan wel (zijn) • that may be (so)hij zal nu wel in bed liggen • he'll be in bed by now6 dat is wel juist, maar … • true enough, but …Jaap heeft het wel gezegd, maar … • Jaap did say so, but …dát wel • granted, agreedlaat maar, ik ga wel/ik doe het wel • never mind, I'll go/I'll do it8 maak je maar geen zorgen, hij redt zich wel • don't worry, he'll managehet gaat wel weer over • it'll passweet je wel wat dat kost! • do you know what it costs!wil je wel eens luisteren! • will you just listen (to me)!Piet is wel 10 kilo afgevallen • Piet must have lost a good 10 kiloswat moet dat wel niet kosten • I hate to think what that costswel twee keer per week • as often as twice a weekdat is wel zo makkelijk • it would be a lot easier that wayhet lijkt me wel zo verstandig • it seems sensible to mewel een week later • a full week laterdat heb ik wel gezegd • I told you so (didn't I?)dat zeggen er wel meer • they all say that13 wat zullen de mensen er wel van zeggen? • what'll people say?14 och, ik mag hem wel • oh, I think he's all righthij weet wel degelijk dat … • he knows very well that …je kent Piet toch wel? • you know Piet, don't you?je hebt het toch wel vaker gedaan? • surely you've done that before16 hij is me de bedrijfsleider wel • he calls himself a manager?dat was me het dagje wel • that was quite a daydat komt wel eens voor • it happens at timesheb je wel eens Japans gegeten? • have you ever eaten Japanese food?enkelen, en wel de rijksten, … • a few, (namely) the richest, …het kan niet, en wel omdat … • it's not possible, (and that) because …II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [formeel] [gezond] well♦voorbeelden:————————wel31 [met betrekking tot een vraag] well2 [met betrekking tot verwondering] well, why♦voorbeelden:1 ik kon mijn les niet leren, jij wel? • I couldn't do my lessons, could you?wel? wat zeg je daarvan? • well? what do you say to that?wel? hoe denk jij erover? • so/well? how about it?2 wel allemachtig! • well I'll be blowed!wel, wel! • well, well!; 〈 misprijzend ook〉 tut tut!wel, wel, wie hebben we daar! Jantje Smit! • (why) if it isn't John Smith!¶ wel nee! • of course not!wel ja! • yes of course!; 〈 ironisch〉 come off it! -
18 like
adj. gelijken, gelijkenis; lijkt op; in de vorm van-; alsof (aan het einde van het woord)--------adv. ongeveer; zo'n, zo een--------conj. zoals--------n. gelijke, weerga; neiging; voorliefde; soort--------prep. als; zoals; lijkend op; overeenkomstig--------v. houden van; aardig vinden; willenlike1[ lajk]♦voorbeelden:I've never seen/heard the like • zo iets heb ik nog nooit meegemaakt/gehoordII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————like2♦voorbeelden:like quantities • gelijksoortige grootheden————————like3♦voorbeelden:if you like • zo u wilt, als je wiltII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden van ⇒ (prettig) vinden, (graag) willen♦voorbeelden:1 I'd like a beer • mag ik een pilsje?I like fish • ik hou van viswould you like a cup of tea? • wilt u een kopje thee?I don't like asking him • ik vraag het hem niet graagI'd like to do that • dat zou ik best willenhe likes fishing • hij vist graag〈 ironisch〉 I like that! • mooi is dat!how do you like my new car? • wat vind je van mijn nieuwe auto?how do you like your egg? • hoe wilt u uw ei?how do you like that! • wat zeg je me daarvan!————————like42 〈 voornamelijk aan het eind van de zin, om een onuitgesproken implicatie van de opmerking daarvoor te corrigeren of af te zwakken, in het laatste geval vaak gevolgd door but〉 hoor ⇒ wel4 〈 om aan te geven dat men moeite heeft om iets precies te omschrijven, of om het geschikte woord te vinden〉 nou ⇒ zoiets als♦voorbeelden:and then this guy came up to the counter like, and, like, hit the salesgirl right in the face • en toen kwam een kerel op de toonbank af, weet je, en, nou, sloeg de verkoopster recht in haar gezicht2 Liverpool were good yesterday. Not that I, like, saw the game, like • Liverpool heeft gisteren goed gespeeld. Niet dat ik nou de match gezien heb, hoorI wouldn't mind, like, it's just that/but I prefer not to • ik zou het best wel leuk vinden hoor, alleen/maar ik doe het liever niet3 ‘did you see John at the party?’ ‘no, was he there, like?’ • ‘heb je John op het feest gezien?’ ‘nee, was hij er dan?’4 it was … like … strange, you know • het was … nou … raar, weet jehe had … like … a hat on • hij had zoiets als een hoed op————————like5〈 voorzetsel〉1 als ⇒ zoals, gelijk aan♦voorbeelden:it is like John to forget it • typisch voor John om het te vergetenit looks like rain • er is regen op komstit looks like a good walk • het belooft een fe wandeling te wordenit's not like her • het is haar stijl nietI never saw anything like it • ik heb nog nooit zoiets meegemaaktlike that • zo, op die wijzejust like that • zo maar (even)he is like that • zo is hij nu eenmaalwhat is he like? • wat voor iemand is hij?what's it like outside? • wat voor weer is het?more like ten pounds than nine • eerder tien pond dan negenher hobbies, like reading and writing • haar hobby's, zoals lezen en schrijventhat's more like it • dat begint er op te lijkenthere's nothing like a holiday • er gaat niets boven een vakantiesomething like five days • om en nabij vijf dagenthis is something like a car • dit is nog eens een autobe like that with • op goede voet staan met————————like6〈 voegwoord〉♦voorbeelden:he left early like usual • hij vertrok vroeg zoals gewoonlijkI want a dress like Mary has • ik wil zo'n jurk als Mary heeftit was like in the old days • het was zoals vroeger -
19 maar
maar1〈 het〉1 but♦voorbeelden:er is één maar aan verbonden/bij • there is one (large) but————————maar2〈 bijwoord〉4 [met betrekking tot een wens] (if) only5 [aanmaning, waarschuwing] just6 [aanhoudend] just♦voorbeelden:1 je hoeft maar te bellen • you only/just have to phoneal was het maar om haar te pesten • if only to make life difficult for herzeg het maar: koffie of thee? • which will it be: coffee or tea?we konden alleen nog maar huilen • we could do nothing but cryhij is nog maar pas hier • he has only just arrivedzonder ook maar goedendag te zeggen • without so much as a goodbyehij is maar twintig jaar (oud) geworden • he only lived to be twentyzij bloost al, als je maar naar haar kijkt • she blushes if you so much as look at herals ik ook maar een minuut te lang wegblijf • if I stay away even a minute too longlaten we hem maar gelijk geven • let's just agree with him and be done with itdat doet hij maar al te graag • he'd be only too happy to do itdat komt maar al te vaak voor • that happens only/all too oftenhet is misschien maar goed dat we de bus gemist hebben • perhaps it's (just) as well we missed the bushet is maar goed dat je gebeld hebt • it's a good thing you Brangje hebt het maar voor het zeggen • it's up to you, just say the wordik wil wel doorgaan, als het maar klaar komt • I'm prepared to go on, as long as/so long as it's finishedwas ik maar nooit getrouwd • if only I'd never marriedwas ik maar dood • I wish I were deadgeef het nou maar toe • you may as well admit ithet is maar dat je het weet • as long as you know; 〈 je kunt het maar beter weten〉 it's (just) as well you knowlet maar niet op hem • don't pay any attention to himpas maar op • watch out/itschiet nou maar op • hurry up, will you?ik zou maar uitkijken • you'd better be carefulen dan maar klagen dat iedereen zakt • and then go on about everybody failinghet is maar goed ook • a good thing, toowees daar maar niet bang voor • rest assured that that won't happenrustig maar • (just) calm downje gaat je gang maar • go ahead (and do it)en wij maar wachten/werken • and we just wait(ed) and wait(ed)/work(ed) and work(ed)het houdt maar niet op • it never seems to endik vind het maar niks • I'm none too happy about itzij koopt maar raak • she just throws her money abouthé daar, dat gaat zo maar niet • hey you, you can't just sit down/walk in/run off 〈enz.〉like that!en maar kletsen, die vrouwen • talk, talk, that's all they do, these women¶ wat wil je drinken? geef maar een pilsje • what'll you have? a beer, please/I'll have a beerwat je maar wil • whatever you wantgeef dan maar een glas wijn • a glass of wine will be finewaarom doe je dat? zo maar • why do you do that? just for the fun of itdat kun je niet zo maar even doen • you can't do it just like thatzo'n vraag kun je niet zo maar beantwoorden • one can't answer such a question offhandhij gaf het kind zo maar een klap • he hit the child for no reasonzoveel als je maar wilt • as much/many as you like————————maar3〈 voegwoord〉1 [tegenstellend] but2 [in zijdelingse tegenwerpingen] but♦voorbeelden:ik had je willen bellen, maar ik wist je nummer niet • I would have phoned, but/only I didn't know your numberja maar, als dat nu niet zo is • yes, but what if that isn't true?maar ja, wat wil je voor vijftig gulden • but then what do you expect for fifty guildersmaar begrijpt u dat dan niet • but don't you understand?¶ hij keek in de koelkast, maar zag dat die leeg was • he looked in the refrigerator only to find it was emptynee maar! • really! -
20 dat
dat11 [zelfstandig (gebruikt)] that2 [bijvoeglijk] that♦voorbeelden:zo, denk je dat? • is that what you think?dat doet maar! • some people!zij heeft dat en dat gezegd • she said such and suchdat is nog eens een man • there's a real man for youdat is het hem nu juist • that's just it, that's the problemziezo, dat is/was dat • right, that's that (then), so much for thatnou, dat is/was het dan • okay, that's that, that was itdat lijkt er meer op • that's more like itwat moet dat? • what's all this about?wat zou dat? • what of it?zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • they only seek (whatever is to) their own advantagemijn boek en dat van jullie • my book and yoursdat mens • that (dreadful) woman1 [beperkend] that, which; 〈 met betrekking tot personen〉 that, who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom 〈in informeel stijl kan het betrekkelijk voornaamwoord vervallen behalve wanneer het het onderwerp is van de betrekkelijk bijzin〉2 [uitbreidend] which; 〈 met betrekking tot personen〉 who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom♦voorbeelden:1 het bericht dat hij mij bracht … • the message (that/which) he brought me …het bericht dat mij gebracht werd … • the message that/which was brought me …het jongetje dat ik een appel heb gegeven • the little boy (that/who) I gave an apple tohet kind dat net riep, is mijn zoon • the child that/who just called out is my sonhier woont een meisje dat ik vroeger kende • a girl (that/who) I used to know lives here2 het huis, dat onlangs opgeknapt was, werd verkocht • the house, which had recently been done up, was sold————————dat2〈 voegwoord〉2 [met betrekking tot graadaanduidend gevolg] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot reden, oorzaak] that, because4 [met betrekking tot doel] so that5 [met betrekking tot beperking] as far as6 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij kregen bericht dat hij niet op tijd zou zijn • they got a message (to say) that he would be latein plaats (van) dat je me het vertelt … • instead of telling me, you …de reden dat hij niet komt is … • the reason (why) he's not coming is …uit vrees dat • for fear thatik denk dat hij komt • I think (that) he'll comebehalve dat • except thatzonder dat ik het wist • without me knowingzij zongen dat het een (lieve) lust was • they sang with great gustohet regende dat het goot • it was pouring (down)hij vloekte dat de honden er geen brood van lustten • he swore like a trooper3 hij is kwaad, dat hij niet mee mag • he is angry that/because he can't comeben je ziek dat je zo bleek ziet? • don't you feel well, you look so pale5 is ze handig, dat u weet? • is she any good as far as you know?is hier ook een bioscoop? niet dat ik weet • is there a cinema here? not that I know6 smerig dat het er uit zag! • you should have seen how dirty it was!dat mij nu juist zoiets moest overkomen! • that such a thing should happen to me right now!stommeling dat je bent! • you stupid fool!
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Fisch — 1. Abgestandene Fisch will Gott nicht haben auf seinen Tisch. – Parömiakon, 2653. 2. Alle fische im Meere stehen Gott zu gebot. – Petri, II, 5. 3. Alle Fische schnellen den Schwanz, selbst das Alte Weib1. – Wullschlägel. 1) Name eines Fisches. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Witwe — 1. Alle Witwen sind reich. Engl.: Widows are always rich. (Bohn I, 43.) 2. Alte Witwen sind die besten. – Petri, II, 12. 3. An Witwen und Jungfrauen, an Rüben und Schoten am Wege rupft jedermann. Böhm.: Ušklubná semena, v poli hrách ařepa,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wissen — 1. A Niada woas, wou n da Schuig druckt. (Steiermark.) – Firmenich, II, 765, 21. Ein jeder weiss, wo ihn der Schuh drückt. 2. Ach gott, wie gerne ich wissen wolt, wem ich auf erden vertrawen solt. Wenn einer zu mir spricht: Gott grüsse dich! so… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kuh — 1. A Kü moalkat trog a Hols. (Nordfries.) – Johansen, 72. Die Kuh milcht durch den Hals. 2. A Kuh söüft â méa, ässe vertroa kô. (Henneberg.) Auch eine Kuh säuft wol mehr als sie vertragen kann. Mit Anwendung auf Säufer. 3. A Küh wal t egh wed,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon