-
1 гак
haak -
2 крюк
haak -
3 крючок
haak -
4 hook
haakhaakje -
5 hook
n. haak; ophang-haak--------v. vangen; (om-) buigen; vastmakenhook1[ hoek] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 hoek ⇒ kaap, landtong♦voorbeelden:by hook or by crook • hoe dan ook, op eerlijke of oneerlijke wijze————————hook21 vast gehaakt worden/zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastgrijpen met een haak ⇒ vasthaken, aanhaken3 〈 cricket, golf〉 als rechtshandige de bal hoog en hard naar s slaan 〈 in cricket een goede slag, in golf een fout〉♦voorbeelden:→ hook up hook up/ -
6 crochet
-
7 décrocher
décrocher [deekrosĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in de wacht slepen ⇒ gaan strijken met, aan de haak slaan, op de kop tikkenv1) afhaken3) onderbreken [radio]4) loshaken, afkoppelen7) uit zijn baan brengen [ruimtevaart]8) losmaken -
8 patère
-
9 багор
(boots)haak, (brand)haak -
10 clasp
n. gesp, klemmetje; een hand geven; omhelzing--------v. omhelzen; vasthouden, vastklampen; vastmakenclasp1[ kla:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 greep3 handdruk————————clasp2〈 werkwoord〉1 voorzien van een gesp/slot/haak2 vastmaken ⇒ dichthaken, vastgespen3 vastgrijpen ⇒ vasthouden, vastklemmen4 omvatten ⇒ omhelzen, tegen zich aan klemmen♦voorbeelden:clasp one's hands (together) • de handen ineenvouwenclasp someone by the arm • iemand bij de arm grijpenclasp something in the hand • iets in de hand klemmen -
11 cradle
n. wieg--------v. in de wieg leggencradle1[ kreedl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 draagtoestel ⇒ stellage; 〈 scheepvaart〉 (constructie)bok; haak 〈 van telefoon〉; hangstelling; goudwastrog; zeisboog♦voorbeelden:————————cradle2〈 werkwoord〉2 in een wieg leggen/stoppen♦voorbeelden:3 cradle the receiver • ophangen, opleggen -
12 cramp
n. kramp, samentrekking; klem, tang--------v. stoppen, beperken; verkrampen; versmallen; beklemmencramp1[ kræmp]1 (muur)anker ⇒ kram, klamp2 klem(haak) ⇒ spanijzer, lijmtang————————cramp2〈 werkwoord〉1 kramp veroorzaken bij/in ⇒ verkrampen2 krammen ⇒ vastzetten met een (muur)anker/klem(haak)3 onderdrukken ⇒ tegengaan, belemmeren -
13 hooked
adj. gebogen, gehaakt; verslaafd aan-[ hoekt]2 met een haak/haken♦voorbeelden:1 a hooked nose • een haak/haviksneusII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden: -
14 cambrel
n. haak(gewricht) van een paard, enkel van een paard; haak gebruikt door slagers om stukken vlees aan op te hangen, slagershaak -
15 accrocher
accrocher [aakrosĵee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) haperen2) vastmaken, vastpennen, ophangen4) licht aanrijden [auto]5) aanklampen, tegenhouden6) bemachtigen, aan de haak slaan2. s'accrocherv2) volharden, doorzetten -
16 agrafe
-
17 draguer
draguer [draagee]1 op de versiertoer gaan ⇒ achter de vrouwtjes, de kerels aangaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉v2) vangen met een schrobnet, dreggen3) uitbaggeren4) ruimen, vegen [mijn] -
18 patte
patte [paat]〈v.〉2 poot ⇒ klauw, been4 haak ⇒ schilderijhaak, vleeshaak♦voorbeelden:1 pattes d'araignée • lange, magere vingerspattes de mouche • kriebelpootpatte d'oie •〈zie ‘patte-d'oie’〉avoir la, une patte folle • met één been trekkenen avoir plein les pattes • bekaf zijn; er de balen van hebbenà quatre pattes • op handen en voetentraîner la patte • met z'n been slepenbas les pattes! • blijf er af met je poten!à pattes • met de benenwagen3 patte d'épaule • epaulet, passantmontrer patte blanche • het wachtwoord geven, zich netjes gedragenavoir les pattes croches • hebzuchtig, vrekkig zijnça ne casse pas trois pattes à un canard • dat is niet om over naar huis te schrijven, dat is niet denderendgraisser la patte à qn. • iemand omkopen, smeergeld geven aan iemandtirer dans les pattes à qn. • iemand dwars zittentomber sous la patte de qn. • in iemands handen vallenf1) poot [dier]2) klauw, been3) klep, pat -
19 Haken
Haken〈m.; Hakens, Haken〉1 haak, kram♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 was ein guter Haken werden soll, krümmt sich beizeiten • het moet vroeg krommen, zal het een goede punthaak geven -
20 anlachen
anlachen♦voorbeelden:♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Haak — ist der Familienname folgender Personen: Bob Haak (1926–2005), niederländischer Kunsthistoriker Dieter Haak (* 1938), deutscher Politiker (SPD) Friedhelm Haak (* 1945), deutscher Verleger Jur Haak (1892–1945), niederländischer Fußballspieler Nico … Deutsch Wikipedia
Haak — (h[=a]k), n. (Zo[ o]l.) A sea fish. See {Hake}. Ash. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
haak — Hake Hake, n. [Also {haak}.] [Akin to Norweg. hakefisk, lit., hook fish, Prov. E. hake hook, G. hecht pike. See {Hook}.] (Zo[ o]l.) One of several species of marine gadoid fishes, of the genera {Phycis}, {Merlucius}, and allies. The common… … The Collaborative International Dictionary of English
Haak — Haack(e) … Wörterbuch der deutschen familiennamen
haak — aka … Woordenlijst Sranan
haak — … Useful english dictionary
haak-en-steek — ˈhäkənˌstēk noun ( s) Etymology: Afrikaans, literally, hook and sting; from the fact that it has some curved and some straight thorns : umbrella thorn … Useful english dictionary
Theodore Haak — Theodor Haak (* 1605 in Worms Neuhausen; † 1690 in London) war ein gelehrter deutscher Calvinist. Inhaltsverzeichnis 1 Leben und Wirken 2 Quellen 3 Fußnoten 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Theodore Haak, F. R. S — Theodor Haak (* 1605 in Worms Neuhausen; † 1690 in London) war ein gelehrter deutscher Calvinist. Inhaltsverzeichnis 1 Leben und Wirken 2 Quellen 3 Fußnoten 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Theodore Haak F. R. S — Theodor Haak (* 1605 in Worms Neuhausen; † 1690 in London) war ein gelehrter deutscher Calvinist. Inhaltsverzeichnis 1 Leben und Wirken 2 Quellen 3 Fußnoten 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Theodor Haak — (* 1605 in Worms Neuhausen; † 1690 in London) war ein gelehrter deutscher Calvinist. Inhaltsverzeichnis 1 Leben und Wirken 2 Quellen 3 Fußnoten 4 … Deutsch Wikipedia