-
101 af
afI 〈 bijwoord〉1 [m.b.t. een verwijdering] de2 [m.b.t. het uitgangspunt] à partir de3 [m.b.t. tijd] depuis4 [m.b.t. een nadering] vers♦voorbeelden:af en aan lopen • aller et veniraf en toe • de temps en tempseen eindje van de weg af • à une certaine distance de la route〈 figuurlijk〉 van iemand af zijn • être débarrassé de qn.van elkaar af zijn • être séparéje bent nog niet van me af • tu auras de mes nouvellesvan de brug af (gerekend) het derde huis • la troisième maison à partir du pontop de minuut af • exactement〈m.b.t. dier〉 af! • couché!iemand te vlug af zijn • être plus rapide que qn.II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [afgemat] éreinté2 [afgewerkt; uit] fini3 [sport en spel] éliminé♦voorbeelden: -
102 afdoen
1 [afleggen; wegnemen] enlever2 [schoonmaken] enlever la poussière de3 [ten einde brengen] liquider♦voorbeelden:iets van de prijs afdoen • rabattre une somme du prix (à payer)dat doet er niets toe of af • cela ne change rien à l'affaireeen zaak haastig afdoen • expédier une affaireiets afdoen met een lachertje • s'en tirer avec une plaisanterie〈 figuurlijk〉 hij heeft voor mij afgedaan • lui, pour moi c'est fini -
103 baan
4 [sport en spel] piste ⇒ 〈 tennis〉 court 〈m.〉 ⇒ 〈 bij zwemmen, atletiek〉 couloir 〈m.〉 ⇒ 〈 auto〉 circuit 〈m.〉7 [techniek] voie♦voorbeelden:wat een baan! • quel métier!een baan bij de overheid • un emploi dans l'Administration2 iets op de lange baan schuiven • reporter qc. indéfiniment〈 figuurlijk〉 ruim baan geven • donner carte blanche (à qn.)〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iemand over de baan kunnen • s'entendre avec qn.dat is van de baan • il n'en est plus question4 een baantje trekken • 〈m.b.t. schaatsen〉 faire un tour de piste; 〈m.b.t. zwemmen〉 faire une longueur de bassin -
104 bal
I 〈de〉1 [sport en spel] 〈 klein〉 balle 〈v.〉 ⇒ 〈 groter〉 ballon 〈m.〉 ⇒ 〈 klein, massief〉 boule 〈v.〉 ⇒ 〈 biljart, ook〉 bille 〈v.〉♦voorbeelden:de bal terugkaatsen • renvoyer la balle〈 spreekwoord〉 wie kaatst moet de bal verwachten • qui s'y frotte, s'y pique¶ mooie bal! • bien joué!de ballen van iets begrijpen • ne piger que dalle à qc.geen bal zin hebben • avoir autant envie (de ça) que d'aller se pendregeen bal uitvoeren • ne rien fiche(r)geen bal van iets weten • être complètement nul sur un sujetde ballen! • à un de ces quatre!II 〈 het〉♦voorbeelden:na afloop bal, bal na • la soirée se terminera par un bal -
105 barsten
1 [splijten] se fendre2 [scheuren] se fêler3 [van grond, huid] se crevasser4 [van muur] se lézarder5 [uit elkaar springen] éclater♦voorbeelden:iemand laten barsten • planter là qn.zich te barsten lachen • crever de rirehet barst hier van de cafés • les cafés, ça pullule ici〈 figuurlijk〉 barst! • va te faire foutre! -
106 bed
♦voorbeelden:het bed opmaken • faire le litin bed liggen • être au litnaar bed gaan • aller se couchermet iemand naar bed gaan • coucher avec qn.op bed liggen • être (couché) sur son litontbijt krijgen op bed • recevoir le petit déjeuner au litiemand uit zijn bed trommelen • réveiller qn. en fanfareiemand van zijn bed lichten • arrêter qn. à son domicile en pleine nuit -
107 binden
3 [boekwezen] relier♦voorbeelden:hij weet zijn personeel aan zich te binden • il sait s'attacher son personnelII 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉1 [dik worden] épaissir2 [figuurlijk][een band smeden] créer un lien -
108 bodem
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iets de bodem inslaan • réduire à néant qc.tot op de bodem (toe) leeg • complètement vide〈 figuurlijk〉 iets tot de bodem uitzoeken • examiner qc. à fondde bodem raakt in zicht • on voit le fond -
109 boord
4 [scheepswand; schip, luchtvaartuig] bord♦voorbeelden:een stijve boord • un col dur4 aan boord van … • à bord de …aan boord gaan • monter à bordbinnen boord • à bordeen lijk over boord zetten • immerger un corpsman over boord! • un homme à la mer!〈 figuurlijk〉 iets over boord werpen • laisser tomber qc.van boord gaan • débarquer→ link=man man -
110 boter
♦voorbeelden:boter gebruiken bij het koken • faire la cuisine au beurreboter smeren op iets • beurrer qc.boter op brood smeren • étendre du beurre sur du paintoastjes met boter • toasts beurrészo mals als boter • tendre comme la rosée→ link=gat gat -
111 cent
♦voorbeelden:ik zing niet tweemaal (geen twee liedjes) voor één cent • une fois, ça va, deux fois, c'est tropzonder een cent neer te tellen • sans débourser un souhij zou een cent in tweeën bijten • il tondrait un oeuf2 iemand voor geen cent vertrouwen • ne pas faire confiance à qn. pour un soudat deugt voor geen cent • 〈 ondeugdelijk〉 ça ne ressemble à rien; 〈 niet pluis〉 ça ne me dit rien de bongeen cent om iemand, iets geven • n'attacher aucune valeur, aucun prix à qn., qc.ik geef geen cent voor dat boek • je ne donne pas deux sous de ce livrehij is geen cent rijk • il n'a pas un souik ben er geen cent wijzer van geworden • je n'y ai rien gagnébulken van de centen • rouler sur l'orcenten zat hebben • en avoir plein les pocheshij heeft centen • il a de quoihij doet het alleen om de centen • il fait ça uniquement pour l'argentom de centen trouwen • faire un mariage d'argenterg op de centen zijn • être près de ses soushij zou op een (halve) cent doodvallen • il tondrait un oeufzonder een cent zitten • être sans le sou -
112 christelijk
♦voorbeelden:de christelijke leer • le dogme chrétieneen christelijke levenswandel leiden • vivre en bon chrétiende christelijke partijen • les partis confessionnelschristelijke school • école confessionnellehij is erg christelijk • il est très croyantchristelijk stemmen • voter pour un parti confessionnel -
113 dag
dag1〈de〉♦voorbeelden:de dag van de mensenrechten • la Journée des Droits de l'Hommedag en nacht • jour et nuithet nieuws van de dag • les nouvelles du jourdat tafeltje heeft zijn beste dagen gehad • cette petite table a fait son tempsde hele dag • toute la journéede jongste dag • le jour du jugement dernierbij klaarlichte dag • en plein jouropen dag • journée (des) portes ouvertesde oude dag komt met gebreken • les misères viennent avec l'âgehij wordt een dagje ouder • il se fait vieuxeen vrije dag • un jour de congéeen dagje bij vrienden doorbrengen • passer une journée chez des amishij heeft vandaag zijn dag niet • ça n'est pas son jourdie dag hoop ik nog te beleven • j'espère vivre ce jour-làhet wordt dag • le jour se lèvewelke dag hebben wij nu? • quel jour sommes-nous?dag in dag uit • jour après jourhet is kort dag • il nous reste peu de tempshet is lang dag • le jour est longvandaag de dag • à l'heure actuellehet is morgen vroeg dag • il faudra se lever tôt demaindag aan dag • jour après jourmoed aan de dag leggen • faire preuve de couragebij dag • pendant la journéein mijn dagen • de mon tempsin de dagen van het schrikbewind • au temps de la Terreurmet de dag veranderen • changer de jour en jourhet wordt met de dag slechter • cela s'aggrave de jour en jourde dag na • le lendemain detwee dagen na • le surlendemain devan de ene dag op de andere • du jour au lendemainop een (goede) dag • un (beau) jourop de dag dat • le jour oùop de dag af negen maanden na … • neuf mois, jour pour jour, après …ten eeuwigen dage • à (tout) jamaisik weet het nog als de dag van gisteren • je m'en souviens comme si c'était hierde dag voor • le veille detwee dagen voor • l'avant-veille devoor dag en dauw • à l'aubemet een voorstel voor de dag komen • lancer une propositionhij haalde zijn pistool voor de dag • il sortit son revolverzo kan ik niet voor de dag komen • je ne suis pas présentabledat is zo klaar als de dag • c'est clair comme le jourde dag der dagen • le jour J〈 spreekwoord〉 elke dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar • petit à petit l'oiseau fait son nid〈 spreekwoord〉 hoe later op de dag, hoe schoner het volk • ±bienvenue aux combattants de la dernière heure!————————dag21 [begroeting] bonjour!2 [afscheidsgroet] au revoir!♦voorbeelden:dag zeggen • dire bonjour〈 figuurlijk〉 ja dag! • tu peux toujours courir!dáág! • ciao! -
114 doorbraak
♦voorbeelden: -
115 draad
♦voorbeelden:de draad van een verhaal (weer oppakken) • (reprendre) le fil d'une histoiregeen droge draad aan het lijf hebben • être trempé jusqu'aux oseen draad spinnen • filerde draad in de naald steken • enfiler l'aiguilletot op de draad versleten • usé jusqu'à la cordedeze slaboontjes zijn zonder draad • ces haricots verts sont sans fil(met iets) voor de draad komen • vider son sachup, voor de draad ermee! • alors, tu accouches? -
116 draaien
1 [algemeen] tourner2 [telefoonnummer kiezen] composer3 [afspelen] passer♦voorbeelden:hoe men de zaak ook draait • on a beau tourner et retourner le problème dans tous les senseen deur op slot draaien • fermer une porte à clézij draait die winkel in haar eentje • elle fait marcher ce commerce toute seule1 [algemeen] tourner (autour de)2 [vertoond worden] passer♦voorbeelden:een draaiende motor • un moteur qui tourneeen fabriek draaiend houden • faire tourner une usinezit niet zo te draaien! • ne gigote donc pas tant!het begint me te draaien • la tête me tournemet het hoofd draaien • tourner la tête→ link=brij brij -
117 drijven
♦voorbeelden:het wrakhout is naar de kust gedreven • l'épave a dérivé vers la côtehout drijft op water • le bois flotte sur l'eaude zaak drijft op hem • c'est lui qui fait marcher l'affaireop zijn rug drijven • faire la plancheII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [voor zich uit doen gaan] pousser (devant soi)2 [figuurlijk][bewegen tot] pousser (qn. à)3 [bedrijven] faire♦voorbeelden:vee naar de weide drijven • mener le bétail au préde vijand uit het land drijven • repousser l'ennemi hors des frontièresdoor woede gedreven • poussé par la colère→ link=handel handel -
118 duim
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand onder de duim houden • serrer la bride à qn.op zijn duim zuigen • sucer son pouce -
119 dwars
1 [in een richting loodrecht op een andere] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 transversal; 〈 bijwoord〉 en travers♦voorbeelden:dwars gestreept • à lignes transversalesdwars tegen iets ingaan • s'opposer radicalement à qc.ergens dwars doorheen gaan • traverser qc.hij stak hem dwars door het lijf • il lui transperça le corpsdwars door het veld • à travers champsdwars op de golven liggen • être en travers à la lamedwars over de weg • en travers du cheminiemand dwars in de weg, voor de voeten komen • 〈 hinderen〉 mettre des bâtons dans les roues à qn.; 〈 onverwacht aantreffen〉 faire une rencontre inattendue→ link=dubbel dubbel〈 figuurlijk〉 iemand dwars zitten • tirer dans les pattes de qn. -
120 gal
♦voorbeelden:ik heb het aan de gal • ma vésicule me joue des tours
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia