-
61 royaal met geld omspringen
royaal met geld omspringen -
62 royaal met zijn geld omspringen
royaal met zijn geld omspringenDeens-Russisch woordenboek > royaal met zijn geld omspringen
-
63 royaal
2 [ruim van opvattingen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 large (d'esprit); 〈 bijwoord〉 sans étroitesse (d'esprit)♦voorbeelden:royaal met geld omspringen • avoir l'argent facileroyaal de kost verdienen • gagner amplement sa viete royaal leven • vivre sur un trop grand pied -
64 smeerbaar
♦voorbeelden: -
65 spreken
1 [algemeen] parler2 [+ uit][blijken] se manifester♦voorbeelden:deze cijfers spreken (voor zich) • ces chiffres sont éloquentseen vreemde taal spreken • parler une langue étrangèreeen paar sprekende voorbeelden • quelques exemples frappantsalleen de feiten laten spreken • se baser uniquement sur les faitshet spreken viel hem moeilijk • il lui était difficile de parlerje spreekt nu heel anders • ce n'est pas ce que tu disais (avant)spreek mij er niet van • ne m'en parle(z) pasjij hebt goed spreken • c'est facile à diregunstig over iemand spreken • dire du bien de qn.luid spreken • parler hautiemand te na spreken • dire du mal de qn.het spreekt vanzelf • cela va de soihet spreekt vanzelf dat … • il est évident que … 〈+ aantonende wijs〉vloeiend Frans spreken • parler couramment le françaiszachtjes spreken • parler basmet iemand spreken • parler avec qn.〈 telefoon〉 met wie spreek ik? • qui est à l'appareil?er valt met hem niet te spreken • il est impossible de discuter avec luimet een Engels accent spreken • parler avec un accent anglaisnamens iemand spreken • parler au nom de qn.om met mevrouw C. te spreken • comme l'a dit madame C.over iemand, iets spreken • parler de qn., qc.ik ben voor niemand te spreken • je n'y suis pour personneniet tegen elkaar spreken • ne pas se parlerspreken tot iemand • parler à qn.tot de verbeelding spreken • parler à l'imaginationvan zichzelf doen spreken • faire parler de soiom niet te spreken van … • sans parler de …spreken voor iets • parler en faveur de qc.voor de radio spreken • parler à la radiodit geval spreekt voor zich • ce cas se passe de commentairehij sprak: ‘laten we gaan’ • il dit: ‘allons-y’in zichzelf spreken • parler tout seuler sprak argwaan uit zijn stem • sa voix dénotait la méfianceslecht te spreken zijn • être de mauvaise humeurniet te spreken zijn over iets • ne pas être content de qc. -
66 tegenzitten
♦voorbeelden: -
67 uitvallen
1 [losbarsten in woorden] éclater2 [losgaande vallen] tomber3 [wegvallen] abandonner4 [een uitval doen] faire une percée♦voorbeelden:1 tegen iemand uitvallen • faire une sortie contre qn.de radioverbinding is uitgevallen • la liaison par radio est coupéede stroom is uitgevallen • il y a une panne de courantdie trein is uitgevallen • ce train a été supprimézijn onderneming viel goed uit • son entreprise a été couronnée de succèsdie tekening is goed uitgevallen • ce dessin est réussiin iemands voordeel uitvallen • tourner à l'avantage de qn. -
68 vaardig zijn met de pen
vaardig zijn met de pen -
69 vaardig
2 [tot iets bereid] disposé (à)⇒ prêt (à, pour)♦voorbeelden:vaardig zijn met de pen • avoir la plume facilevaardig zijn met naald en draad • être habile au maniement de l'aiguille et du fil -
70 verdedigbaar
♦voorbeelden:een zeer verdedigbare opvatting • une opinion tout à fait soutenableeen makkelijk verdedigbare vesting • une forteresse facile à défendre -
71 verteerbaar
♦voorbeelden:dat is voor de vakbond niet verteerbaar • ce n'est pas acceptable pour le syndicat -
72 verteren
1 [als voedsel verwerken; met de geest verwerken] digérer2 [uitgeven] dépenser♦voorbeelden:dat boek is niet te verteren • ce livre est indigestedie opmerking is niet te verteren • cette remarque n'est pas facile à digérer→ link=pot potdoor nijd verteerd worden • être rongé par l'enviedoor verdriet verteerd worden • être consumé par le chagrin1 [als voedsel verwerkt worden] se digérer2 [vergaan] se décomposer3 [consumpties gebruiken] consommer♦voorbeelden: -
73 vinger
♦voorbeelden:een vinger lang • d'un doigt de longer staan vuile vingers op • il y a des marques (de doigts) dessusdat is iets om je vingers bij af te likken • c'est jouissifzijn vingers erbij aflikken • s'en lécher les doigtszich de vingers branden • se brûler les doigtsals men hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand • quand on lui en donne long comme le doigt, il en prend long comme le brasde vingers jeuken mij • les mains me démangenthij mist een vinger aan de linkerhand • il lui manque un doigt à la main gaucheergens de vingers voor durven opsteken • mettre sa main au feu que qc. est vraieen vinger in iets steken • mettre le doigt dans qc.zijn vingers in de oren steken • se boucher les oreilles (avec les doigts)iemand op de vingers kijken, zien • surveiller qn. de prèszij heeft er aan elke vinger één! • ce ne sont pas les admirateurs qui lui manquent!een vinger aan de pols houden • suivre de près les développements d'une affaireiets door de vingers zien • fermer les yeux sur qc.het geld vliegt hem door de vingers • l'argent lui file entre les doigtsiets in zijn vingers hebben • avoir qc. dans les doigtspas op als ik je in mijn vingers krijg! • gare à toi si je te mets la main dessus!een vinger in de pap hebben • avoir son mot à diremet de vinger wijzen • montrer du doigtmet de vingers knippen • faire claquer ses doigtsiemand met de vinger(s) nawijzen • montrer qn. du doigtblijf eraf met je vingers! • touche pas!met zijn vinger tussen de deur komen • se prendre le doigt dans la porteop de vingers van een hand te tellen zijn • se compter sur les doigts de la mainop zijn vingers bijten • 〈zijn lachlust enz. bedwingen〉 se retenir de rire; 〈 spijt〉 se mordre les lèvresde vinger op de mond leggen • mettre le doigt sur la bouchede vinger op de wond leggen • mettre le doigt sur la plaie〈 figuurlijk〉 iemand op de vingers tikken • rappeler qn. à l'ordregeen vinger voor iets of iemand uitsteken • ne pas remuer le petit doigt pour qc. ou qn.twee vingers brandewijn • deux doigts de brandy→ link=top top -
74 vlot antwoorden
vlot antwoorden -
75 willig
♦voorbeelden: -
76 zeggen
zeggen1〈 het〉♦voorbeelden:volgens zeggen • à ce qu'on dit————————zeggen21 dire♦voorbeelden:goedendag zeggen • dire bonjourdat boek kost, zeg tien gulden • ce livre coûte disons dix florinsoom tegen iemand zeggen • être le neveu, la nièce de qn.daar zeg je zoiets • ce que tu dis là n'est pas idiotonder ons gezegd en gezwegen • (soit dit) entre nousik heb mij laten zeggen dat … • je me suis laissé dire que …zich iets niet laten zeggen • ne pas encaisser qc.laten we zeggen, dat • disons queje mag, kunt zeggen wat je wilt • tu peux dire ce que tu veuxdat wil niet zeggen dat … • cela ne veut pas dire que …dat wil wat zeggen • cela veut dire quelque chosezal ik maar zeggen • pour ainsi direhet zal je maar gezegd zijn! • 〈 ironisch〉 ça fait toujours plaisir à entendre!zeg het met bloemen • dites-le avec des fleurshet zegt me niets • cela ne me dit riendat zegt niets • ça ne prouve rienwat zeg je me nou? • qu'est-ce que tu dis?wie zal het zeggen? • qui le dira?al zeg ik het zelf • sans me vanterdat is toch zo, zeg nou zelf • c'est vrai, avoue-lezeg eens a • dites aeerlijk gezegd • à vrai direhet zijne ervan zeggen • exprimer son avisdat is gemakkelijker gezegd dan gedaan • c'est plus facile à dire qu'à fairehij is dom, liever (beter) gezegd stom • il est bête, ou plutôt idiot〈 schertsend〉 ik zeg maar zo, ik zeg maar niks • comme dit l'autre: pas de commentaire!ronduit gezegd: neen! • pour être tout à fait clair: non!terloops gezegd • soit dit en passantzeg dat wel! • à qui le dites-vous!zo gezegd, zo gedaan • aussitôt dit, aussitôt faitom zo te zeggen • pour ainsi direbij zichzelf zeggen • se direom niet te zeggen • pour ne pas direhij heeft op alles wat te zeggen • il a à redire à toutom zo te zeggen klaar zijn • être pour ainsi dire prêtdat is te zeggen • c'est-à-diredaar valt veel voor te zeggen • on peut avancer beaucoup d'arguments en faveur de celahou je dat voor gezegd! • tiens-le-toi pour dit!het voor het zeggen hebben • être le patrondat zegt me weinig • cela ne me dit pas grand-choseik zeg geen nee • je ne dis pas noneens gezegd, blijft gezegd • ce qui est dit est dit→ link=horen horen -
77 zo gemakkelijk als wat
zo gemakkelijk als wat -
78 zwaar
♦voorbeelden:een zwaar kruis te dragen hebben • avoir une lourde croix à portereen zware slag • un coup durde zware stukken in het schaakspel • les pièces maîtresses au jeu d'échecszwaar vergif • poison violentzwaar weer • gros tempszwaar maken • alourdiriemand zwaar straffen • punir qn. sévèrementhoe zwaar is deze machine? • combien pèse cette machine?een zwaar geschapen man • un costaudeen zwaar examen • un examen dureen zware strijd • un difficile combatde tocht viel hem zwaar • il a trouvé la randonnée pénibleeen zware misdaad • un crime graveeen zware verkoudheid • un gros rhumeeen zwaar belast verleden • un passé chargézwaar gewond • grièvement blesséiemand iets zwaar aanrekenen • tenir rigueur de qc. à qn.het zwaar te verduren hebben • en voir de toutes les couleurszich zwaar vergissen • se tromper gravementhet zwaar te pakken hebben • 〈 ziek〉 être bien malade; 〈 verkouden〉 avoir un rhume carabiné; 〈 verliefd〉 être amoureux fou -
79 gemakkelijk
aisé, aisément, commode, confortable, convenable, facile, facilement, opportun -
80 licht
clair, facile, faible, léger, lumière, lumineux, superficiel
См. также в других словарях:
facile — [ fasil ] adj. • 1441; lat. facilis « qui se fait aisément », de facere 1 ♦ Qui se fait, qui s obtient sans peine, sans effort. ⇒ aisé, 1. commode, élémentaire, enfantin, simple; et aussi faisable, possible. Affaire, opération facile. « La vie… … Encyclopédie Universelle
facile — adj. de tout genre. Aisé à faire, Qu on peut faire sans peine. Il n y a rien de si facile. cela est facile à faire. il est facile de vous contenter, c est une chose facile. On dit, qu Un homme est de facile accés, pour dire, qu Il est aisé de l… … Dictionnaire de l'Académie française
Facile — Fac ilea. [L. facilis, prop., capable of being done or made, hence, facile, easy, fr. facere to make, do: cf. F. facile. Srr {Fact}, and cf. {Faculty}.] 1. Easy to be done or performed: not difficult; performable or attainable with little labor.… … The Collaborative International Dictionary of English
facile — Facile, Facilis. Fort facile, Perfacilis. Facile à dire, Dictu procliue. Facile ou aisé à medeciner, Ad medendum appositus. Il est facile et aisé, Procliue est, In procliui est, Nihil est negotij. Il n est pas facile ou aisé à dire, etc. Non… … Thresor de la langue françoyse
facile — FÁCILE adv. (muz.; ca indicaţie de execuţie) Uşor; accesibil. [< it. facile]. Trimis de LauraGellner, 19.03.2005. Sursa: DN FÁCILE adv. (muz.) uşor, accesibil. (< it. facile) Trimis de raduborza, 15.09.2007. Sursa: MDN … Dicționar Român
facile — [fas′il] adj. [Fr < L facilis < facere, DO1] 1. not hard to do or achieve; easy 2. acting, working, or done easily, or in a quick, smooth way; fluent; ready [a facile wit] 3. using or showing little effort and not sincere or profound;… … English World dictionary
facile — pronounced fas iyl, means ‘easy, smooth, effortless’ with reference to people or what they do, and there is always a derogatory implication of something too easily achieved and of little value. A facile speaker is one for whom speaking comes… … Modern English usage
facile — late 15c., from M.Fr. facile easy, from L. facilis easy to do and, of persons, pliant, courteous, from facere to do (see FACTITIOUS (Cf. factitious)). Facilitate is from 1610s … Etymology dictionary
facile — I adjective accomplished, amenable, attainable, compilable, compliant, conquerable, deft, dexterous, docile, easily done, easily influenced, easily persuaded, easy, easygoing, effortless, facilis, flexible, flowing, fluent, impressionable,… … Law dictionary
Facile — er et fremmedord for let (at udføre) … Danske encyklopædi
facile — / fatʃile/ agg. [dal lat. facĭlis, der. di facĕre fare ]. 1. [che si può fare agevolmente, in quanto non richiede doti particolari: lavoro f. ; argomento f. ; f. manovra ] ▶◀ agevole, da nulla, elementare, fattibile, semplice, realizzabile.… … Enciclopedia Italiana