-
1 krap bij kas zitten
krap bij kas zitten -
2 krap (bij kas) zitten
krap (bij kas) zittenbe short of money/cashVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > krap (bij kas) zitten
-
3 krap
3 [zonder speelruimte] tight♦voorbeelden:het krap hebben • be hard upiemand krap houden • keep someone shortkrap (bij kas) zitten • be short of money/cashkrap in de ruimte zitten • be short of spacedat wordt erg krap als je de trein wilt halen • you are cutting it very fine if you want to catch the trainhet zit krap • it is a tight fitkrap in zijn tijd zitten • be pushed for timehet is maar krap aan • that is only just enough -
4 krap/slecht bij kas zitten
krap/slecht bij kas zittenbe short of cash/moneyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > krap/slecht bij kas zitten
-
5 be pinched for money
-
6 pinch
n. kneep; pijn; beetje, snuifje--------v. knijpen; druk zetten op; bezuinigen; knellenpinch1[ pintsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kneep♦voorbeelden:2 the pinch of poverty/hunger • de nijpende armoede/hongerif it comes to the pinch • als de nood aan de man komtfeel the pinch • de nood voelen¶ at a pinch • desnoods, in geval van nood————————pinch2♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 knijpen ⇒ dichtknijpen, knellen, klemmen♦voorbeelden:be pinched for money • er krap bij zitten -
7 short
adj. kort; laag; zonder, niet genoeg; -loos; klein; geconcentreerd; minder--------adv. opeens; weldra; in het kort; op de rand van; spoedig--------n. kort; te kort; kortaangebonden, kortaf; driftig; klein; bros; puur, niet met water aangemengd; beknopt (leerboeken); krap, karig, te weinig; plotseling; eenvoudiger manier; filmpje (slang)--------v. verkorten, kortsluitng (elekriciteit)short1[ sjo:t]♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉————————short2〈bijvoeglijk naamwoord; shortness〉1 kort ⇒ klein, beknopt3 te kort ⇒ onvoldoende, karig, krap♦voorbeelden:short haul • transport over korte afstandshort story • kort verhaalshort view • kortzichtigheidtake the short view of something • iets op korte termijn ziennothing short of • niets minder dan, in één woordsomething short of • weinig minder dan, bijnalittle short of • weinig minder dan, bijnashort for • een afkorting vanin short • in het kort(at) short notice • (op) korte termijnin the short run/term • op korte termijnshort time • korte(re) werktijdshort change • te weinig wisselgeldshort measure • krappe maat, mancoshort memory • slecht geheugenshort of money • krap bij kasbe on short rations • (te) krap gerantsoeneerd zijnin short supply • schaars, beperkt leverbaarshort weight • ondergewichtshort by ten • tien te kort/te weinig/verwijderd vantwo short of fifty • op twee na vijftig(be) short of/on • te kort (hebben) aanshort temper • drift(igheid)short waist • verhoogde taille————————short3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 four inches short • vier inches te kort/te weinigcome/fall short • tekortschietengo short (of) • gebrek hebben (aan)run short • bijna op zijnrun short of (something) • bijna zonder (iets) zitten2 bring/pull up short • plotseling stoppen/tegenhoudenstop short • plotseling ophoudennothing short of • slechts, alleen maar; niets minder danshort of • behalve, zonder→ long long/ -
8 argent
argent [aarzĵã]〈m.〉1 zilver2 geld♦voorbeelden:argent mort • renteloos geldêtre à court d'argent • krap (bij kas) zittenfaire beaucoup d'argent • veel geld verdienenfaire travailler son argent • zijn geld beleggenfaire argent de tout • overal munt uit slaanl'argent lui fond dans les mains • hij, zij heeft een gat in zijn, haar handjeter l'argent par les fenêtres • met geld smijtenprendre qc. pour argent comptant • iets voor zoete koek slikkenvous ne verrez pas la couleur de son argent • u krijgt geen cent van hemen avoir pour son argent • waar voor zijn geld krijgenen être pour son argent • zijn geld er bij inschieten〈 spreekwoord〉 point d'argent, point de Suisse • geen geld, geen Zwitserspour de l'argent • tegen betalingêtre près de son argent • op de centen zittenm1) geld2) zilver -
9 cash
n. contant geld--------v. verzilveren, incasseren, innencash1[ kæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ready cash • baar geld, kende munt(be) short of cash • krap (bij kas) (zitten)pay in cash • per kas/contant betalenbe rolling in cash • in het geld zwemmencash down • (à) contant————————cash2II 〈 overgankelijk werkwoord〉→ cash in cash in/ -
10 kas
5 [holte waarin iets gevat is] 〈m.b.t. kies〉 alvéole 〈v.〉 ⇒ 〈m.b.t. oog〉 orbite 〈v.〉 ⇒ 〈m.b.t. edelsteen〉 chaton 〈m.〉♦voorbeelden:naar de kas gaan • passer à la caisseeen gescheiden kas voeren • faire bourse à partde kas houden • tenir la caissede kas opmaken • faire sa caissede kas sluit • la caisse est exactekrap bij kas zitten • être à court d'argentgoed bij kas zijn • être en fondsgeld in de kas storten • alimenter la caissein kas hebben • avoir (une somme) en caissehij is er met de kas vandoor gegaan • il est parti avec la caisseper kas • au comptant -
11 (be) short of cash
-
12 être à court d'argent
être à court d'argent -
13 rühren
rühren♦voorbeelden:3 rühre nicht daran! • laat dat rusten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (ont)roeren ⇒ vertederen, aandoen♦voorbeelden:〈informeel; eufemistisch〉 ein menschliches Rühren verspüren • (a) (nodig) naar het toilet moeten; (b) honger hebben♦voorbeelden:sich nicht vom Fleck rühren • geen voet verzettensich rühren und regen • heel actief zijn〈 leger〉 rührt euch! • op de plaats rust! -
14 sich nicht rühren können
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich nicht rühren können
-
15 kas
1 [broeikas] greenhouse; hothouse, hotbed♦voorbeelden:warme kas • hothousede kas beheren/houden • manage/keep the cashde kas klopt/sluit • the cash balancesde kas opmaken • make up the cash (account)goed bij kas zijn • have plenty of cash/moneykrap/slecht bij kas zitten • be short of cash/moneyhij is er met de kas vandoor gegaan • he has run off with the cash5 de kas van een horloge, orgel • watch-case, organ-case
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский