-
1 boire
boire1 [bwaar]〈m.〉♦voorbeelden:1 en perdre le boire et le manger • eten en drinken er bij vergeten, er voor laten staan————————boire2 [bwaar]〈 werkwoord〉1 drinken ⇒ op-, uitdrinken♦voorbeelden:boire à la bouteille • uit de fles drinkenil y a à boire et à manger • er zijn voors en tegensboire dans une tasse • uit een kopje drinkenil boit • hij drinkt, is aan de drank〈 spreekwoord〉 qui a bu boira • gewoonte is een tweede natuur; wie eens steelt, is altijd een diefv1) drinken2) opzuigen -
2 abreuver
-
3 arroser
arroser [aaroozee]〈 werkwoord〉3 drinken op ⇒ klinken op, vieren♦voorbeelden:arroser son repas (de vin) • wijn bij het eten drinken3 ça s'arrose!, on va arroser ça! • daar moet op gedronken worden!v1) (be)sproeien, (be)gieten2) stromen (door) [rivier]3) drinken (op)4) omkopen5) bombarderen [leger, media] -
4 absorber
absorber [aapsorbee]1 opnemen ⇒ opslorpen, inzuigen2 tot zich nemen ⇒ achteroverslaan, eten, drinken1 opgaan (in) ⇒ verloren gaan (in), opgezogen worden1. v1) opnemen, opslorpen2) eten, drinken3) verslinden2. s'absorberv1) opgaan (in) -
5 consommer
consommer [kõsommee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verbruiken ⇒ (op)gebruiken, eten2 voltooien ⇒ voleindigen, volvoeren♦voorbeelden:consommer sa ruine • zijn ondergang bezegelenv1) verbruiken2) gebruiken, verorberen, drinken3) voltooien, voleindigen4) begaan [misdaad, aanslag] -
6 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
7 frais
frais1 [fre]〈m., meervoud〉♦voorbeelden:aux frais de la princesse • op kosten van de gemeenschap, van de zaak, op staatskostenfaux frais • bijkomende kostenfrais généraux • bedrijfskostenà grands frais • met grote inspanningenà moindres frais • met geringe inspanningentous frais payés • vrij van alle kosten, all-infrais spéciaux • directe kostenarrêter les frais • het wel voor gezien houdenen être pour ses frais (de qc.) • (voor iets) verloren moeite gedaan hebbenfaire des frais pour qn. • zich voor iemand uitslovenfaire les frais de la conversation • over de tong gaanse mettre en frais pour qn. • voor iemand z'n beste beentje voor zettenrentrer dans ses frais • z'n kosten eruit halenà peu de frais • zonder veel inspanningenaux frais de qn. • op iemands kosten, ten koste van iemand————————frais2 [fre],fraîche [fresĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉2 vers3 fris ⇒ recent, nieuw, pas (aangebracht)♦voorbeelden:boire frais • gekoeld drinken, koud drinkenservir frais • koel serverengarder au frais • koel bewarentravailler au frais • in de buitenlucht werkenprendre le frais • een luchtje scheppende fraîche date • recent(elijk), pas, onlangsfrais comme l'oeil, comme une rose • zo fris als een hoentjeattention, peinture fraîche! • pas op, nat!cette robe n'est plus fraîche • die jurk is wat smoezeligrose fraîche éclose • pas ontloken roosse sentir frais et dispos • zich fris en monter, uitgerust voelen→ amour1. m pl 2. frais/fraîcheadj1) fris, koel2) vers3) recent, nieuw -
8 gargariser
-
9 sec
sec1 [sek]〈m.〉♦voorbeelden:rivière à sec • drooggevallen riviermettre un étang à sec • een vijver droogleggenmettre au sec • op een droge plaats leggen, hangen————————sec2 [sek],sèche [sesĵ]2 mager3 hard4 bars ⇒ bits, kort♦voorbeelden:mur de pierres sèches • stapelmuurn'avoir plus un poil de sec • sterk transpireren, nat van het zweet zijnstyle sec • dorre stijlmettre à sec • droogleggen3 un coup sec • een snelle, korte slagregarder d'un oeil sec • onbewogen (toe)kijkenrépondre d'un ton sec • kortaf antwoordenen cinq sec • in een handomdraai, 'n ommezien————————sec3 [sek]〈 bijwoord〉2 hard♦voorbeelden:2 conduire, démarrer sec • hard rijden, wegrijdenfrapper sec • hard slaanaussi sec • zonder aarzelen, meteen= sèche; adj1) droog, dor2) puur3) mager4) hard5) bits, vinnig -
10 soif
soif [swaaf]〈v.〉1 dorst2 (hevig) verlangen ⇒ begeerte, behoefte♦voorbeelden:boire à sa soif • zoveel drinken als men wildonner soif • dorstig maken→ poiref1) dorst2) begeerte, zucht -
11 téter
téter [teetee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 téter sa pipe • aan z'n pijp zuigen, lurkendonner à téter à un enfant • een kind de borst gevenvdrinken, zuigen -
12 trait
trait1 [tre]〈m.〉3 steek ⇒ sneer, rake opmerking4 staaltje ⇒ daad, inval♦voorbeelden:trait pour trait • zeer nauwkeurig, preciestrait d'esprit • geestige, gevatte opmerkingtrait de génie • geniale inval, geniaal ideetrait carré • loodlijnboire à longs, à grands traits • met grote slokken, gulzig drinkenavoir trait à • betrekking hebben opboire d' un (seul) trait • in een teug (leeg)drinken〈 figuurlijk〉 faire qc. d' un trait • iets achter elkaar, in één ruk door doenpartir comme un trait • er als een pijl uit de boog vandoor gaan————————trait2 [tre]〈 werkwoord〉 → traire1. m1) teug, slok2) pijl3) lijn, streep4) kenmerk, eigenschap6) daad, staaltje2. traitsm pl -
13 verre
verre [ver]〈m.〉1 glas♦voorbeelden:un verre de bière • een glas bierverre à dents • wastafelglasverre à moutarde • (glazen) mosterdpotverre opale • melkglasverre au plomb • loodglasverre de silice • kwartsglasverre à vitres • vensterglasverre blanc • gewoon glasverre dépoli, opaque • matglas(châssis à) verre dormant • vast vensterverre organique • plexiglasverre perdu • wegwerpglas(werk)un petit verre • een glaasje, een borreltjesouple comme un verre de lampe • zo stijf als een plank〈 spreekwoord〉 qui casse les verres les paie • wie zijn billen brandt, moet op de blaren zittenchoquer les verres • klinkenlever son verre • een toast uitbrengenprendre un verre • iets drinkende verre • glazen, glas-verres cornéens • contactlenzenverres fumés • donkere brilverres grossissants • sterke bril1. m 2. verresm pl1) bril -
14 boire frais
boire fraisgekoeld drinken, koud drinken -
15 boire sec
boire sec -
16 licher
licher [liesĵee]1 gulzig drinken, eten ⇒ pimpelen, smullen♦voorbeelden: -
17 champagne
champagne1 [sĵãpaanj]I 〈m.〉♦voorbeelden:champagne frappé • (in ijs) gekoelde champagnechampagne nature • stille champagnebattre son champagne • in de champagne roeren————————champagne2 [sĵãpaanj]♦voorbeelden:1. m 2. f -
18 continuer
continuer [kõtienuu.ee]1 (voort)duren ⇒ voortgaan, aanhouden♦voorbeelden:il continue à boire • hij blijft drinkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 voortzetten ⇒ doorgaan met, vervolgenv1) voortgaan, aanhouden4) voortzetten, vervolgen5) doortrekken, verlengen -
19 dans
dans [dã]〈 voorzetsel〉1 〈 plaats〉in ⇒ binnenin, te midden van, bij4 〈 wijze〉in ⇒ met, bij♦voorbeelden:dans une île • op een eilanddans la rue • op straatboire dans un verre • uit een glas drinkendans les délais convenus • binnen de gestelde termijn, tijddans la semaine • in de loop van de weekdans le temps • indertijddans l'intention de • met de bedoeling omdans les règles • volgens de voorschriftenprép1) in, binnen(in), te midden van, bij [plaats]2) over [tijd]3) in, in de loop van [tijd]4) in, met, bij [wijze]5) ongeveer, bij benadering -
20 éponge
éponge [eepõzĵ]〈v.〉1 spons♦voorbeelden:éponge artificielle, synthétique • kunstsponséponge métallique • pannen-, schuursponsboire comme une éponge • drinken als een sponspasser l'éponge sur un événement • de spons over een gebeurtenis halenpassons l'éponge là-dessus • zand eroverpresser l'éponge • iemand uitwringenf1) spons
См. также в других словарях:
drinken — Münsterland • trinken Kreis BOR Südlohn … Plattdeutsch-Hochdeutsch
drinken — dringi … Woordenlijst Sranan
Postelhoek Eten Drinken Slapen — (Оотмарсум,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Laagestraat 56, 7637 … Каталог отелей
Uniek eten drinken slapen — (Doorn,Нидерланды) Категория отеля: 3 звездочный отель Адрес: Leersumsestraatweg 23, 3941 MN Doorn, Нидерланды Описание: Your meeting, training or … Каталог отелей
gloik iut'n Stammenne drinken — Greene / Kreiensen, ostfälisches Platt • gleich aus der Flasche trinken Greene / Kreiensen, ostfälisches Platt • gleich aus der Flasche trinken … Plattdeutsch-Hochdeutsch
Trinken — 1. Beim Trinken und Essen wird der Kummer vergessen. 2. Besser trincken von einer fliegen, als von einem weidenblatt, denn das fellt ins Wasser, ein fliege wol in gutem Bier oder Wein ligt. – Henisch, 1146, 50; Petri, II, 39. 3. Bey Trincken vnd… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
bastringue — [ bastrɛ̃g ] n. m. • 1800; 1799 « machine à imprimer les toiles »; 1794 « air de contredanse »; p. ê. du néerl. bas drinken « boire beaucoup » ♦ Fam. 1 ♦ Bal de guinguette, dancing populaire. L orchestre « jetait au loin sa musique de bastringue … Encyclopédie Universelle
Durst — 1. Dem durst schmeckt der brunn wie most. – Henisch, 779; Petri, II, 73. 2. Der Durst löscht sich am besten mit eigenem Wein. (Ital.) 3. Der durst macht auss wasser wein. – Franck, II, 180; Simrock, 1748. Holl.: Hij heeft geen dorst, die geen… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Essen (Subst.) — 1. Auf ein gewisses Essen ist gut warten. (Nürtingen.) 2. Auf ein kleines Essen folgt ein grosses Wasch. 3. Beim Essen mit und ohne Schinken muss man dreimal trinken. It.: Il mangiare insegna a bere. (Bohn I, 102.) 4. Beym essen sol man frôlich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Essen (Verb.) — 1. Aeten unn Drinken holt Liw un Seel tosamen, bäter as n isern Band. – Goldschmidt, II, 22. 2. Assa Se, an1 trinka Se, Herr Pforr, sagte der Bauer, s kriegt s sunst de Kitsche2. (Schles.) 1) Und. 2) Katze. 3. Bei essen und trinken ohne Ruh setzt … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wasser — 1. Alle kleinen Wasser laufen in die grossen. – Simrock, 11227; Körte, 6528; Braun, I, 4928. »Die kleinen Wasser allgemein laufen in die grossen hinein.« Die Russen: Das Wasser, was die Ladoga der Newa gibt, gibt die Newa dem Finnischen Meerbusen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon