-
1 mitrailler
mitrailler [mietraajee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ les touristes ne cessent de mitrailler ce monument • toeristen nemen onophoudelijk foto's van dit monumentvbeschieten, bestoken -
2 arroser
arroser [aaroozee]〈 werkwoord〉3 drinken op ⇒ klinken op, vieren♦voorbeelden:arroser son repas (de vin) • wijn bij het eten drinken3 ça s'arrose!, on va arroser ça! • daar moet op gedronken worden!v1) (be)sproeien, (be)gieten2) stromen (door) [rivier]3) drinken (op)4) omkopen5) bombarderen [leger, media] -
3 bombarder
-
4 lambrisser
lambrisser [lãbriesee]〈 werkwoord〉1 lambriseren ⇒ beschieten, bekleden, betimmerenv1) gelambriseren, bekleden2) bepleisteren, stukadoren -
5 boiser
-
6 canarder
canarder [kaanaardee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 canonner
См. также в других словарях:
beschieten — beschietenv norddFormvon⇨bescheißen … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
Nase — 1. Aeingden der Nuos no durch däk uch dän. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 1111. 2. An seiner Nase findet jeder Fleisch. Er ziehe sich also daran, und bekümmere sich nicht um die Nasen (Angelegenheiten) anderer. 3. Auch zwischen Nas und Lippe… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon