-
1 trébucher
trébucher [treebuusĵee]1 struikelen (over) ⇒ wankelen, een misstap begaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉v2) haperen3) doorslaan [weeg-schaal] -
2 balance
balance [baalãs]〈v.〉♦voorbeelden:mettre en balance deux choses • twee dingen tegen elkaar afwegenpeser dans la balance • gewicht in de schaal leggenf1) balans2) weegschaal3) evenwicht -
3 morceau
morceau [morsoo]〈m.〉1 stuk ⇒ hap, brok, fragment, klontje♦voorbeelden:acheter qc. pour un morceau de pain • iets voor een appel en een ei kopenmorceau de roi • mooi stuk vleessucre en morceaux • suikerklontjesbas morceaux • tweede kwaliteit vleesaimer les bons morceaux • van lekker eten houdenavaler le morceau • door de zure appel heen bijten〈 informeel〉 casser, lâcher, manger le morceau • doorslaan, bekennencompter les morceaux à qn. • iemand mondjesmaat te eten gevenemporter le morceau • winnentomber en morceaux • stukvallen→ pièce(recueil de) morceaux choisis • bloemlezingm1) stuk, brok2) klontje3) gedeelte, onderdeel4) kunstwerk -
4 paquet
paquet [paake]〈m.〉1 pak(je) ⇒ pakket, bundel2 massa ⇒ hoop, bom♦voorbeelden:toucher un joli paquet • een aardig sommetje incasserendonner, lâcher son paquet à qn. • tegenover iemand uitpakken, iemand op zijn nummer zettenlâcher le paquet • doorslaan, bekennenmettre le paquet • alles op alles zettenrisquer le paquet • het erop wagenm1) pakje, pakket2) hoop -
5 patiner
patiner [paatienee]2 glijden4 pas op de plaats maken ⇒ niet vooruitkomen, vleugellam zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉v2) glijden3) slippen5) patineren -
6 table
table [taabl]〈v.〉1 tafel3 tafel ⇒ eten, voedsel5 tafel ⇒ tabel, register, overzicht♦voorbeelden:table d'école • schoolbanktable de jeu • speeltafeltable d'orientation • panoramawijzertable à ouvrage • naaitafeltjetable à rallonges • uitschuiftafeltable escamotable, pliante • klaptafeltables gigognes • mimitafeltjestable ronde • rondetafelconferentietable roulante • serveerboyla sainte table • de communiebank, het altaartable volante • bijzettafeltjedresser, mettre la table • de tafel dekkenquitter la table • van tafel opstaanse tenir bien à table • goede tafelmanieren hebbentenir table ouverte • open tafel houdenà table! • aan tafel!table de multiplication • tafel van vermenigvuldigingtable analytique • systematische inhoudsopgavetable (d'harmonie) • klankbodem, -kasttable de lancement • lanceerplatformtable de lecture • draaitafelles Tables de la Loi • de tafelen der wettable de nuit, de chevet • nachtkastjefaire table rase de • definitief aan de kant zetten, afrekenen met〈 informeel〉 se mettre à table • alles opbiechten, doorslaantable à repasser • strijkplank————————table (d'harmonie)klankbodem, -kastf1) tafel2) tabel, overzicht3) plateau -
7 affoler
affoler [aafollee]1 radeloos maken ⇒ gek maken, flink in de war brengen2 zwaar ongerust maken ⇒ opschrikken, doodsbang maken♦voorbeelden: -
8 déraillement
déraillement [deeraajmã]〈m.〉 -
9 dérailler
dérailler [deeraajee]〈 werkwoord〉 -
10 étamper
-
11 faire pencher la balance
faire pencher la balanceDictionnaire français-néerlandais > faire pencher la balance
-
12 lâcher le paquet
lâcher le paquetdoorslaan, bekennen -
13 casser, lâcher, manger le morceau
casser, lâcher, manger le morceaudoorslaan, bekennenDictionnaire français-néerlandais > casser, lâcher, manger le morceau
-
14 patinage
patinage [paatienaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:patinage artistique • (het) kunstrijden op de schaats, (het) kunstschaatsen -
15 poinçonner
-
16 se mettre à table
se mettre à tablealles opbiechten, doorslaan
См. также в других словарях:
Gewissen — 1. Ae gut Gewissen schläft ruhig ufen Kissen. (Waldeck.) – Curtze, 363, 585. 2. An Gewêten üs an Schlaghterhünj. (Nordfries.) – Firmenich, III, 6, 91. 3. Bei gutem Gewissen und trocknem Brot leidet man nicht Noth. 4. Besser in einem unverletzten… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon