-
61 Spruch
-
62 Windel
Windel〈v.; Windel, Windeln〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 die Sache liegt, steckt noch in den Windeln • de zaak verkeert nog in een beginstadium -
63 abgehen
abgehen1 weg-, heengaan, vertrekken3 sterven, overlijden8 afzien van ⇒ afstand nemen van, opgeven10 zich aftakken, afbuigen13 〈 sport en spel〉afspringen, afveren♦voorbeelden:II 〈overgankelijk werkwoord; haben/sein〉1 af-, langsgaan ⇒ inspecteren -
64 abklären
abklären2 opklaren, ophelderen ⇒ duidelijk maken♦voorbeelden:1 (af)klaren ⇒ opklaren, klaar worden♦voorbeelden: -
65 ausstehen
ausstehen♦voorbeelden:2 ausstehende Forderungen, Gelder • uitstaande vorderingen, geldenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Sache ist ausgestanden • het leed is geledenjemanden, etwas nicht ausstehen können • iemand, iets niet kunnen uitstaan -
66 einrenken
einrenken♦voorbeelden: -
67 finster
finster1 duister, (zeer) donker2 somber, onvriendelijk, vijandig♦voorbeelden:eine finstere Nacht • een duistere nacht3 eine finstere Angelegenheit • een duistere, verdachte zaakein finsterer Kerl • een ongure kerelfinstere Wege gehen, wandeln • duistere paden bewandelen -
68 für
〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:ich für meine Person, für mein Teil • wat mij betreftTag für Tag • dag aan dagfür alle Zeit(en) • voor altijdfürs Erste • voorlopignichts für etwas können • aan iets niets kunnen doenfür nichts und wieder nichts • helemaal voor nietsetwas für sich betrachten • iets op zichzelf beschouwendie Sache hat viel für sich • daar valt veel voor te zeggenfür sich wohnen • alleen, op zich zelf wonenein für allemal • eens en voorgoedfür gewöhnlich • gewoonlijkdas Für und Wider • het voor en tegenan und für sich • op zichzelf beschouwd -
69 hinhauen
hinhauen♦voorbeelden:4 das haut hin! • dat zet zoden aan de dijk!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 gaan liggen ⇒ gaan maffen, pitten -
70 koscher
koscher♦voorbeelden: -
71 oben
oben♦voorbeelden:1 oben erwähnt, genannt • voornoemd, bovengenoemd〈 informeel〉 oben ohne • zonder bh, toplessjemanden von oben herab behandeln • iemand uit de hoogte behandelenvon oben bis unten • van top tot teen -
72 ohne
ohne1〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:das ist ohne seine Schuld geschehen • dat is buiten zijn schuld gebeurdohne mein Wissen • buiten mijn wetendie Sache is nicht ohne • de zaak is niet zonder risico〈 informeel〉 das ist gar nicht ohne! • dat is niet gek!————————ohne2〈 voegwoord〉♦voorbeelden: -
73 regeln
-
74 schaukeln
schaukeln1 schommelen ⇒ hobbelen; dobberen, deinen; wippen; wiegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ein Kind auf den Knien schaukeln • een kind op zijn knie paardje laten rijden -
75 sympathisch
-
76 treffen
treffen♦voorbeelden:ins Tor treffen • scorengetroffen! • raak!; 〈 figuurlijk vooral〉juist!, goed (zo)!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 nemen, treffen ⇒ maken, doen, tot stand brengen♦voorbeelden:eine Wahl treffen • een keuze doen, makeneine Feststellung treffen • vaststellen, tot de vaststelling komenMaßnahmen treffen • maatregelen treffen1 samenkomen ⇒ ontmoeten, treffen, zien2 elkaar ontmoeten, treffen, zien♦voorbeelden:¶ wie es sich so trifft • (a) zoals het toeval wil; (b) als het (toevallig) zo uitkomt, als het zo treft -
77 vertragen
vertragen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
78 ändern
ändern1 veranderen, wijzigen♦voorbeelden:das ändert die Sache • dat verandert de zaaker kann es nicht ändern • hij kan er niets aan doen♦voorbeelden:1 das Wetter ändert sich • het weer verandert, slaat omdaran lässt sich nichts ändern, das lässt sich nicht ändern • daar is niets aan te doen -
79 übergeben
übergeben1 overhandigen ⇒ over-, doorgeven, overdragen, overlaten♦voorbeelden:die Sache einem Anwalt übergeben • een advocaat de zaak in handen geveneine Straße ihrer Bestimmung, dem Verkehr übergeben • een weg voor het verkeer openstellen1 overgeven, braken -
80 über
über1♦voorbeelden:1 dafür hatte er immer was über • dat lag, zinde hem altijd wel¶ eine Sache über sein • iets beu zijn, genoeg van iets hebben————————über2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 über hundert Gäste • over de, meer dan honderd gastenüber zwanzig Jahre (alt) sein • boven de twintig zijn————————über3〈voorzetsel + 3,4〉3 〈voorzetsel + 3〉aan de overkant, overzijde van ⇒ aan de andere kant van, over6 〈voorzetsel + 4; regionaal〉over, in♦voorbeelden:über den See schwimmen • het meer overzwemmenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenfroh über eine Sache • blij om, verheugd over ietsüber eine Sache hin(aus), hinüber • over iets heenein Sieg über jemanden • een overwinning op iemanddie Lampe hing über dem Tisch • de lamp hing boven de tafeler hängte die Lampe über den Tisch • hij hing de lamp boven de tafelüber eine Sache emporragen • boven iets uitsteken3 über den Bergen • aan de andere kant van de bergen, over de bergenüber das Wochenende ans Meer fahren • het weekend naar zee gaanüber eine bestimmte Zeitspanne (hinweg) • gedurende een bepaalde tijdeine Dummheit über die andere • de ene stommiteit na de andere8 über dem Lärm aufwachen • door, van het lawaai wakker worden¶ pfui über dich! • foei (jij, voor jou)!
См. также в других словарях:
Die Sache mit B. — Die Sache mit B. ist eine Erzählung des deutschen Schriftstellers Hans Joachim Schädlich. Sie wurde 1992 veröffentlicht und noch im gleichen Jahr mit der Johannes Bobrowski Medaille ausgezeichnet. In einer distanzierten Erzählweise beschreibt… … Deutsch Wikipedia
die Sache völlig verkehrt anfassen — [Redensart] Auch: • die Sache völlig verkehrt anpacken • die Sache völlig missverstehen • die Sache völlig falsch auffassen Bsp.: • Ich glaube, du packst die Sache völlig verkehrt an. Ich werde es dir noch einmal erklären … Deutsch Wörterbuch
die Sache völlig verkehrt anpacken — [Redensart] Auch: • die Sache völlig verkehrt anfassen • die Sache völlig missverstehen • die Sache völlig falsch auffassen Bsp.: • Ich glaube, du packst die Sache völlig verkehrt an. Ich werde es dir noch einmal erklären … Deutsch Wörterbuch
die Sache völlig missverstehen — [Redensart] Auch: • die Sache völlig verkehrt anfassen • die Sache völlig verkehrt anpacken • die Sache völlig falsch auffassen Bsp.: • Ich glaube, du packst die Sache völlig verkehrt an. Ich werde es dir noch einmal erklären … Deutsch Wörterbuch
die Sache völlig falsch auffassen — [Redensart] Auch: • die Sache völlig verkehrt anfassen • die Sache völlig verkehrt anpacken • die Sache völlig missverstehen Bsp.: • Ich glaube, du packst die Sache völlig verkehrt an. Ich werde es dir noch einmal erklären … Deutsch Wörterbuch
die Sache ist die — [Redensart] Auch: • mit etw. ein Problem haben nämlich • das Problem mit ... ist, dass Bsp.: • Du weißt, dass du mich zu deiner Fete eingeladen hast? Nun, die Sache ist die, an dem Tag bin ich leider beschäftigt. • Das Problem mit diesem Stuhl… … Deutsch Wörterbuch
(Die Sache) ist geritzt — [Die Sache] ist geritzt Die Fügung steht salopp für »etwas ist abgemacht, wird so erledigt, wie es besprochen worden ist; man kann sich darauf verlassen«: Ist geritzt, ich komm mit ins Kino! Das folgende Beispiel stammt aus Volker W. Degeners… … Universal-Lexikon
die Sache am Hals haben — [Redensart] Auch: • die Verantwortung aufgehalst bekommen haben Bsp.: • Alle hatten versprochen, mir zu helfen, aber dann sprang einer nach dem anderen ab und ich hatte die ganze Sache allein am Hals … Deutsch Wörterbuch
die Sache hintertreiben — [Redensart] Auch: • ein Hindernis in den Weg legen Bsp.: • Was wir auch tun, er wird uns Widerstand leisten und die Sache zu hintertreiben versuchen … Deutsch Wörterbuch
die Sache ist die, dass ... — die Sache ist die, dass … Deutsch Wörterbuch
Die Sache mit Charlie ist, dass du dich nicht darauf verlassen kannst, dass er tu — Die Sache mit Charlie ist, dass du dich nicht darauf verlassen kannst, dass er tu … Deutsch Wörterbuch