-
81 manager
n. direkteur; inspekteur; controleur[ mænidzjə]1 bestuurder ⇒ chef, directeur 〈 van onderneming〉, manager 〈 van sportploeg〉, impresario 〈 van zanger〉♦voorbeelden: -
82 shopwalker
-
83 skipper
n. schipper; aanvoerder (v. elftal); chef, baas; kapiteinskipper1[ skippə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 sport〉trainer/aanvoerder van een team————————skipper2〈 werkwoord〉1 schipper/kapitein/gezagvoerder zijn van -
84 superior
adj. hoogste, verheven--------n. aangesteldesuperior1[ soe:piəriə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 meerdere ⇒ superieur, hogere in rang, chef♦voorbeelden:————————superior22 superieur ⇒ buitengewoon, onovertroffen, uitstekend♦voorbeelden:superior grades of coffee • betere kwaliteit koffiesuperior in numbers • talrijker¶ be superior to • verheven zijn boven, staan bovenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 hoger ⇒ voornaam, deftig♦voorbeelden:his superior officer • zijn superieur/meerdere (in rang) -
85 take up
v. opnemen; verzamelen; een hobbie beginnen; een vrijetijdsbesteding beginnen (bv.: "Om de winterdagen snel voorbij te laten gaan, denk ik eraan om skilessen te nemen")take up♦voorbeelden:take up with • bevriend raken metII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 oplichten ⇒ optillen, oppakken9 aannemen ⇒ aanvaarden, ingaan op♦voorbeelden:he was completely taken up with his new book • hij werd volkomen in beslag genomen door zijn nieuwe boektake up gardening • gaan tuinierentake up a matter • een zaak aansnijdenI'll take things up with your superior • ik zal de zaak aan je chef voorleggen -
86 position officer
positie-officier (chef in artilleriegeschut) -
87 special staff officer
speciale professionele officier (officier die aan chef uitleg geeft over specialiteit waarin hij gespecialiseerd is) -
88 accusation
-
89 baguette
baguette [baaget]〈v.〉1 stokje♦voorbeelden:baguette de fée • toverstokjebaguette de sourcier • wichelroedebaguette divinatoire • wichelroedebaguette magique • toverstokjebaguette salée • zoute stengel→ coupf1) stokje2) aanwijsstok3) dirigeerstok4) eetstokje5) stokbrood6) siernaad [kous, sok]7) lijstje, lijstwerk [bouwkunde] -
90 bâton
bâton [baatõ]〈m.〉♦voorbeelden:bâton du chef d'orchestre • dirigeerstokjebâton de craie • krijtjebâton de réglisse • pijp dropbâton de rouge (à lèvres) • lippenstift〈 figuurlijk〉 être le bâton de vieillesse de qn. • iemands steun en toeverlaat zijn in zijn ouderdombâton blanc d'agent de police • verkeersstok〈 figuurlijk〉 parler à bâtons rompus (de qc.) • van de hak op de tak springen (bij het vertellen van iets)m1) stok, sta(a)f2) sport [van stoel] -
91 commandant
commandant [kommãdã]〈m.〉3 majoor♦voorbeelden:commandant en chef • opperbevelhebbercommandant de place • plaatselijk commandantm1) commandant2) gezagvoerder, kapitein3) majoor -
92 commandement
commandement [kommãdmã]〈m.〉2 bevel ⇒ commando, militaire order♦voorbeelden:poste de commandement • commandoposthaut commandement • opperbevelavoir le commandement sur • het bevel voeren overm1) bevel2) gebod3) bevelschrift, lastschrift [juridisch]4) leiding [sport] -
93 division
division [dieviezjõ]〈v.〉3 deelstreepje ⇒ afbrekings-, deel-, koppelteken4 gedeelte ⇒ afdeling, (onder)deel♦voorbeelden:→ généralf1) (ver)deling, indeling2) staartdeling3) koppelteken4) divisie, afdeling5) tweedracht -
94 équipe
équipe [eekiep]〈v.〉1 team ⇒ sportploeg, elftal♦voorbeelden:travail d'équipe • teamwerktravailler en équipe • in ploegverband werkentravailler par équipes • in ploegendienst werkenf1) team, groep2) werkploeg -
95 escadron
-
96 file
file [fiel]〈v.〉♦voorbeelden:avancer en, à la file indienne • achter elkaar aan lopenprendre la file • in de rij gaan staanà la file, en file • achter elkaarse mettre à la file • in de rij gaan staan, achter aansluiten→ cheff1) rij2) gelid, rot [leger] -
97 général
général1 [zĵeeneeraal],généraux [zĵeeneeroo]〈m.〉1 generaal ⇒ veldheer, krijgsoverste♦voorbeelden:général de corps d'armée • luitenant-generaalgénéral de division • generaal-majoor————————général2 [zĵeeneeraal],généraux [zĵeeneeroo]4 〈 alleen bijwoord〉in, over het algemeen ⇒ gewoonlijk, meestal♦voorbeelden:culture générale • algemene vorming, ontwikkelingà l'étonnement général • tot ieders verbazingl'idée générale d'un chapitre • de grote lijn van een hoofdstukd'une manière générale • globaalmédecine générale • huisartsengeneeskunde, algemene geneeskundemobilisation générale • algehele mobilisatietraiter un sujet généralement • een onderwerp in grote lijnen behandelenen général • in het algemeen, over het algemeen, gewoonlijkl'Anglais en général • de doorsnee Engelsmanconclure du particulier au général • algemene conclusies trekken uit specifieke gevallenprésident-directeur général • algemeen directeurquartier général • hoofdkwartier1. m 2. adj1) algemeen, globaal2) hoofd-, algemeen3) vaag -
98 infirmier
infirmier [ẽfiermjee],infirmière [ẽfiermjer]〈m., v.〉1 verpleger, verpleegster ⇒ verpleegkundige♦voorbeelden:infirmière gériatrique • bejaardenverzorgsterinfirmière visiteuse • wijkverpleegsterm (f - infirmière)verpleger/-eegster -
99 nage
nage [naazĵ]〈v.〉♦voorbeelden:nage indienne • zijslagnage libre • vrije slagà la nage • zwemmend→ cheff2) (het) roeien -
100 orchestre
См. также в других словарях:
chef — chef … Dictionnaire des rimes
Chef(in) — Chef(in) … Deutsch Wörterbuch
chef — [ ʃɛf ] n. m. • chief Xe; lat. caput « tête » I ♦ 1 ♦ Vx Tête (⇒ couvre chef). Le chef de saint Denis, relique. Blas. Pièce honorable qui est en haut de l écu. 2 ♦ DE SON CHEF : de sa propre initiative, de soi même. ⇒ autorité … Encyclopédie Universelle
chef — (chèf ; au pluriel l s ne se lie pas : les chèf et les soldats ; cependant quelques uns lient : les chèf z et les soldats) s. m. 1° Tête. Le chef de saint Jean Baptiste. • Et que peut plus un corps dont le chef est à bas ?, ROTR. St Gen. V, 2 … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
chef — CHEF. s. m. (On pron. l F.) Tête. Il ne se dit que de l homme, et il n est guère d usage qu en Poésie. Le chef couronné de lauriers. Le chef ceint d un diadême. On s en sert aussi en parlant De la tête des Saints. Le Chef de Saint Jean. Le Chef… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
chef — CHEF. s. m. Teste. Il ne se dit que de l homme, & il n a guere d usage qu en poësie. Le chef couronné de lauriers. le chef ceint d un diademe. On s en sert aussi en parlant de la teste des Saints. On garde le chef de saint Jean en cette Eglise.… … Dictionnaire de l'Académie française
Chef! — The show s title, formed from food prepared during the opening credits. Format Situation comedy Created by Peter Tilbury (based on an idea from Len … Wikipedia
Chef Ra — Born October 10, 1950(1950 10 10) Charleston, West Virginia Died December 26, 2006(2006 12 26) (aged 56) Urbana, Illinois Cooking style Ganja (marijuana) Education Urbana High School where he was class president his senior year. He … Wikipedia
chef — Chef, m. Qui vient du Grec {{t=g}}képhalê,{{/t}} non du Latin Caput, est la teste proprement de l homme et de la femme, Caput, car quant aux bestes brutes, on use du mot Teste. Chef et Capitaine d une armée, Strategus, Dux exercitus. Le chef des… … Thresor de la langue françoyse
Chef — (aus dem Französischen entlehnt, von lateinisch caput ‚Kopf‘) bezeichnet: allgemein Vorgesetzter Koch oder Köchin in der Gastronomie Oberhaupt einer deutschen Adelsdynastie, siehe Deutscher Adel Chef (Programmiersprache), esoterische… … Deutsch Wikipedia
chef — CHEF, chefuri, s.n. 1. Petrecere zgomotoasă cu mâncare, băutură (şi cântec). 2. Stare de (uşoară) beţie şi de bună dispoziţie a omului care a băut. 3. Bună dispoziţie, voie bună, veselie; toane bune. 4. Voie, poftă, dorinţă. ♦ Dorinţă ciudată,… … Dicționar Român