-
1 sittlich
sittlich♦voorbeelden:1 das sittliche Empfinden • het zedelijk, ethisch besefein sittliches Vergehen • een zedenmisdrijfsittlich gefestigt • zedelijk, moreel standvastig -
2 certificat
certificat [sertiefiekaa]〈m.〉1 getuigschrift ⇒ bewijs, schriftelijke verklaring, diploma♦voorbeelden:1 certificat d'aptitude professionnelle • einddiploma technische school, vakdiplomacertificat d'aptitude au professorat de l'enseignement secondaire • eerstegraadsbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs; 〈 België〉 aggregatie van het hoger secundair onderwijscertificat d'aptitude pédagogique • diploma van pedagogische vormingcertificat d'arrêt de travail • arbeidsongeschiktheidsverklaringcertificat de complaisance • vals attestcertificat de dépôt • bewijs van afgiftecertificat d'études primaires • bewijs van met goed gevolg doorlopen lager onderwijscertificat d'indigence • bewijs van onvermogencertificat de milice • dienstplichtverklaringcertificat de résidence • vestigingsbewijs, -vergunningcertificat de travail • werkverklaring, -vergunningcertificat de bonne vie et moeurs • bewijs van goed (zedelijk) gedrag; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 bewijs van goed zedelijk gedragcertificat authentique • certificaat van echtheidcertificat médical • geneeskundige verklaring, doktersattestmgetuigschrift, certificaat -
3 corrompre
corrompre [korrõpr]1 (zedelijk) bederven ⇒ verderven, doen ontaarden2 omkopen1 ontaarden ⇒ slecht, verdorven worden1. v2) omkopen, corrumperen4) verontreinigen [lucht]5) vervalsen, verdraaien2. se corromprev1) slecht worden, ontaarden2) bederven, verrotten -
4 moral
moral1 [morraal]〈m.〉♦voorbeelden:remonter, relever le moral à qn. • iemand een hart onder de riem stekense remonter le moral • zichzelf moed inspreken————————moral2 [morraal],moraux [morroo]♦voorbeelden:→ personne1. m1) moreel2) stemming2. adj1) moreel, zedelijk2) ethisch3) innerlijk, geest- -
5 certificat de bonne vie et moeurs
certificat de bonne vie et moeursDictionnaire français-néerlandais > certificat de bonne vie et moeurs
-
6 нравственный
moreel, zedelijk -
7 добродетельный
adjgener. rechtvaardig, deugdzaam, eerzaam, zedelijk -
8 нравственное чувство
adjgener. zedelijk gevoelRussisch-Nederlands Universal Dictionary > нравственное чувство
-
9 нравственный
adjgener. kuis, moreel, zedelijk, zedenkundig -
10 свидетельство о добропорядочном поведении
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > свидетельство о добропорядочном поведении
-
11 certificate of (moral) conduct
-
12 certificate
n. certifikaat; vergunning; permissie; akte--------v. een certificaat uitgeven[ sətiffikkət]♦voorbeelden:certificate of (moral) conduct • getuigschrift van goed (zedelijk) gedragCertificate of Secondary Education, 〈 vaak als〉CSE • middelbareschooldiploma; 〈 ongeveer〉 mavodiplomaGeneral Certificate of Education, 〈 vaak als〉GCE • middelbareschooldiploma; 〈 ongeveer〉havo/vwo-diploma〈 sinds 1987〉 General Certificate of Secondary Education, 〈 vaak als〉GCSE • middelbareschooldiploma 〈 ongeveer samenvoeging van havo- en mavodiploma〉certificate of (good) health • gezondheidsattest/verklaring -
13 conscience
n. geweten[ konsjns]♦voorbeelden:in all conscience, upon my conscience • met een gerust geweten, waarachtighave something on one's conscience • iets op zijn geweten hebben -
14 drag down
drag down1 slopen ⇒ uitputten, ontmoedigen -
15 moral
adj. moreel--------n. moraal; les; moreel principemoral1[ morrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————moral21 moreel ⇒ zedelijk, ethisch2 deugdzaam ⇒ zedig, kuis♦voorbeelden:moral law • moreel recht¶ moral majority • fundamentalistische pressiegroep in de USA; 〈 pejoratief〉 rechtse fatsoensrakkers -
16 CDA
wet voor zedelijk gedrag op het Internet, controversiële wet in de VS die tot censuur op het Internet zou kunnen leidenCDA (Communications Decency Act) -
17 matronliness
n. het bezadigd zijn, het zedelijk zijn; het bazig zijn -
18 moral decay
moreel/zedelijk verval/bederf -
19 offense against morality
overtreding tegen zedelijk gedrag -
20 cochon
cochon1 [kosĵõ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 des (petits) yeux de cochon • varkensoogjes, zeer kleine ogencochon de mer • bruinvis〈 informeel〉 je n'ai pas gardé les cochons avec vous • 〈 als iemand dadelijk te familiair is〉wij zijn toch geen familie van elkaar?être gros, gras comme un cochon • een vetzak zijncochon qui s'en dédit! • hand erop!————————cochon2 [kosĵõ],cochonne [kosĵon]〈m., v.〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:2 ce cochon-là, ce cochon de X • (X,) die smeerlap¶ (eh bien,) mon cochon! • (nou, nou,) jij durft!quel cochon de temps!, temps de cochon! • wat een beestenweer!————————cochon3 [kosĵõ],cochonne [kosĵon]♦voorbeelden:1. m1) varken, zwijn2) varkensvlees2. cochon/-onnem/fviezerik, smeerlap3. cochon/-onneadj1) vies, vuil2) schunnig, schuin
См. также в других словарях:
Max Blokzijl — in jungen Jahren (1907) Marius Hugh Louis Wilhelm (Max) Blokzijl (* 20. Dezember 1884 in Leeuwarden; † 16. März 1946 in Den Haag) war ein niederländischer Journalist und Autor. Blokzijl wurde zunächst durch seine Report … Deutsch Wikipedia
affalement — [ afalmɑ̃ ] n. m. • 1857; de s affaler ♦ Action de s affaler; état d une personne affalée. ● affalement nom masculin Action de s affaler ; état de quelqu un qui est affalé. ⇒AFFALEMENT, subst. masc. A. (Correspond à s affaler). Action de s… … Encyclopédie Universelle