-
41 Philistine
adj. Filistijns, filister-; cultuurloos; grof--------n. Filistijn; filister[ fillistajn] -
42 Scottish
adj. Schots (betr. Schotland/Schotten/Schotse taal of dialect)--------n. de Schotten; Schots (taal/dialect) -
43 Spanish-American
Spanish-American2 〈 bijvoeglijk naamwoord〉van/met betrekking tot bewoners van de USA van Spaanse afkomst -
44 better
adv. beter; op een betere manier--------n. beter, iets wat de voorkeur heeft--------v. verbeterenbetter1[ bettə]♦voorbeelden:1 listen to the advice of your elders and betters • luister naar de raad van mensen die ouder en wijzer zijn dan jijJohn's my better at tennis • John tennist beter dan ik1 wat beter/gunstiger/wenselijker enz. is ⇒ verbetering♦voorbeelden:his emotions got the better of him • hij werd door zijn emoties overmandget the better of something • voordeel halen uit ietsthink (all) the better of someone for • een hogere dunk van iemand krijgen vanwege————————better2〈in betekenis I vergrotende trap van good; in betekenis II vergrotende trap van well〉1 beter♦voorbeelden:do something against one's better judgement • iets tegen beter weten in doenbetter luck next time! • volgende keer beter!he is little better than a thief • hij is nauwelijks beter/meer dan een diefon the better side of forty • nog geen veertigI'm none the better for it • ik ben er niet beter van gewordenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 hersteld ⇒ genezen, beter————————better3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————better4〈bijwoord; vergrotende trap van well〉1 beter2 meer♦voorbeelden:teachers are better off than we • leraren hebben het beter dan wijbetter than six • meer dan zes -
45 cold
adj. koud--------n. koude, kilte; verkoudheidcold1[ koold]♦voorbeelden:catch (a) cold • kou vattenhave a cold • verkouden zijnII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak the〉1 kou♦voorbeelden:she was left out in the cold • ze was aan haar lot overgelaten————————cold2〈 coldness〉♦voorbeelden:a cold fish • een kouwe kikkercold logic • de nuchtere logica〈 culinaria〉 cold meat/ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 cuts • gemengd koud vlees, assiette anglaisea cold welcome • een koele ontvangstbe/feel cold • het koud hebben〈 vulgair〉 it's cold enough to freeze the balls off a brass monkey • het is zo koud dat je ballen eraf vallen/vriezenit leaves me cold • het laat me koudcold comfort • schrale troostget/have cold feet • bang worden/zijncold turkey • onverbloemde waarheid; 〈 informeel〉harde ontwenningskuur/ontwenningsverschijnselen van verslaafde 〈door hem/haar opeens alle drugs te onthouden〉cold war • koude oorlogmake someone's blood run cold • iemand het bloed in de aderen doen stollen♦voorbeelden:————————cold3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:quit one's job cold • op staande voet ontslag nemenbe turned down cold • zonder meer afgewezen worden -
46 crimson
n. "Crimson" (karmozijn), naam van verschillende sportploegen op Universiteit van Harvard in Boston (V.S.)crimson1[ krimzn] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————crimson2〈 werkwoord〉1 karmozijn(rood) worden/kleuren2 (diep) (doen) kleuren/blozen ⇒ (vuur)rood (doen) aanlopen -
47 deviant
n. afwijking[ die:viənt] -
48 dwarf
n. dwerg--------v. kleiner doen lijkendwarf1[ dwo:f] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord; meervoud: ook dwarves〉————————dwarf2〈 werkwoord〉1 in z'n groei belemmeren/remmen ⇒ klein(er) maken, klein houden♦voorbeelden:2 the skyscraper dwarfed all the other buildings • bij de wolkenkrabber verzonken alle andere gebouwen in het niet -
49 episcopalian
n. episcopaal (behoort tot episcopale kerk in christendom)[ ippiskəpeeliən] -
50 expatriate
adj. iemand die in het buitenland woont, verbanneling in het buitenland--------n. verbanneling (is verbannen uit zijn land)--------v. uit zijn vaderland verdrijven/verbannenexpatriate1[ ekspætriət] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:————————expatriate2 -
51 fit
adj. geschikt; passend; waardig; bereid to; gezond; in goede vorm--------n. passen, pasvorm; stuip, toeval, beroerte, aanval, insult, vlaag, bevlieging--------v. passen, kloppen met; voorzien, uitrusten; aanbrengenfit1[ fit]1 vlaag ⇒ opwelling, inval♦voorbeelden:by/in fits (and starts) • bij vlagen2 a fit of coughing • een hoestaanval/buigive someone a fit • iemand de stuipen op het lijf jagen1 het (goed) passen/zitten ⇒ pasvorm♦voorbeelden:————————fit2〈 fitter〉1 geschikt ⇒ gepast, passend2 gezond ⇒ fit, in (goede) conditie♦voorbeelden:1 a fit person to do something • de geschikte/juiste persoon om iets te doenfit to print • geschikt om (af) te drukkena meal (that is) fit for a king • een koningsmaal2 as fit as a fiddle • kiplekker, zo gezond als een visII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 think/see fit to do something • het juist/gepast achten (om) iets te doen, goeddunkennot fit to be seen • ontoonbaarit is not fit (that) • het hoort niet (dat)¶ work till you are fit to drop (dead) • werken tot je erbij neervalt, je doodwerken————————fit3〈fitted; Amerikaans-Engels in betekenis II 0.1 en 0.2 fit, fit〉1 geschikt/passend zijn ⇒ passen, goed/juist zitten♦voorbeelden:→ fit in fit in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (goed) geschikt/passend maken ⇒ aanpassen♦voorbeelden: -
52 fustian
n. bombazijn, fustein; hoogdravende taal[ fustiən] -
53 general
adj. algemeen, generaal--------n. algemeen, algeheel, gewoon; generaalgeneral1[ dzjenrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 in general • in/over 't algemeenspend too much time on the general • te veel tijd besteden aan de algemene aspecten (van de zaak)————————general21 algemeen ⇒ algeheel, totaal, gewoon, hoofd-♦voorbeelden:general assembly • algemene vergadering 〈 in het bijzonder wetgevende vergadering van Amerikaanse staat〉general education • algemene opleidinggeneral election • algemene verkiezingengeneral headquarters • centraal hoofdkwartierin the general interest • in het openbaar/algemeen belangGeneral Post Office • hoofdpostkantoorthe general public • het grote publiekas a general rule • in/over 't algemeen, doorgaansin general terms • in algemene bewoordingenin a general way • in algemene zingeneral cargo • gemengde ladinggeneral practitioner • huisartsgeneral staff • generale staf1 hoofd-♦voorbeelden: -
54 green
adj. groen; onrijp; ziekelijk; beginnend--------n. groen (kleur); golfterrein; grasveld; brink; baangreen1[ grie:n]1 grasveld ⇒ brink, dorpsplein1 groen♦voorbeelden:————————green2〈 greenness〉1 groen2 groen ⇒ met gras/loof begroeid♦voorbeelden:green vegetables • bladgroenten4 green apples • groene/zure appelsgreen herring • groene/ongezouten haring¶ green beans • sperziebonen, prinsessenbonengreen card • groene kaart 〈 internationaal motorrijtuigenverzekeringsdocument〉; 〈 Amerikaans-Engels〉 permanente verblijfsvergunninghave green fingers/a green thumb • groene vingers hebben, talent hebben voor plantenverzorgingbe green about the gills • er ziek uitzien, wit om de neus zijngive someone the green light • iemand het groene licht gevengreen peas • doperwtengreen plover • kievietgreen power • macht van het geldII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden: -
55 homespun
adj. eenvoudig--------n. eigengesponnen (stof)homespun -
56 incident
adj. Invallend, inherent, eigen aan, verbonden met--------n. geval, gebeuren, incidentincident1[ insiddənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 incident ⇒ voorval, gebeurtenis2 episode————————incident21 inherent♦voorbeelden:1 incident to • eigen aan, verbonden met -
57 invertebrate
-
58 major
adj. groot; grootste, hoofd-; majoor; majeur--------n. meerderjarige; majoor (mil.); hoofdvak (v. studie); hoofdvakstudent (AE)--------v. als hoofdvak studerenmajor1[ meedzjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 〈 meervoud〉 de American League en de National League ⇒ 〈 ongeveer〉 hoogste klassen 〈 van beroepshonkballers〉————————major21 groot/groter ⇒ voornaamste♦voorbeelden:1 the ten major authors • de tien grootste/belangrijkste schrijversthe major part of • de meerderheid vanmajor road • hoofdweg, voorrangsweg2 major operation • zware/ernstige operatiemajor third • grote terts♦voorbeelden: -
59 merchant
adj. handels-, koopvaardij---------n. koopmanmerchant1[ mə:tsjənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————merchant2♦voorbeelden:merchant shipping • koopvaardij1 handels-♦voorbeelden: -
60 minor
adj. klein; miniatuur; tweederangs, bijkomstig, smakeloos, onbelangrijk; ondergeschikt; mineur (in de muziek), minder belangrijk--------n. minderjarigeminor1[ majnə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————minor21 minder ⇒ kleiner, vrij klein2 minder belangrijk ⇒ lager, ondergeschikt♦voorbeelden:minor planet • asteroïdeminor poet • minder belangrijke dichterminor road • secundaire weg1 mineur♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia