-
1 promettre
promettre [prommetr]1 beloven ⇒ toezeggen, verzekeren, uitloven♦voorbeelden:〈 schertsend〉 ça promet! • dat belooft wat!♦voorbeelden:v1) beloven, toezeggen2) voorspellen -
2 engager
engager [ãgaazĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bewegen (tot) ⇒ aansporen, uitnodigen5 beginnen ⇒ openen, aanknopen6 betrekken (in) ⇒ verwikkelen (in), op het spel zetten♦voorbeelden:engager des poursuites • een vervolging instellenengager sa responsabilité • verantwoordelijkheid op zich nemen3 binnengaan ⇒ inrijden, inslaan4 beginnen♦voorbeelden:1. v1) de wedstrijd beginnen, aftrappen2) in dienst nemen, inhuren3) verplichten4) aansporen, uitnodigen5) insteken6) beginnen2. s'engagerv1) zich verplichten, beloven3) binnengaan4) beginnen -
3 garantir
garantir [gaarãtier]〈 werkwoord〉1 borg staan voor ⇒ waarborgen, instaan voor, vrijwaren3 verzekeren ⇒ garanderen, beloven♦voorbeelden:v1) instaan (voor), waarborgen2) verzekeren, garanderen3) beloven -
4 surenchérir
-
5 augure
-
6 avancer
avancer [aavãsee]1 vooruitgaan ⇒ oprukken, opschieten♦voorbeelden:avancez vers moi • komt u dichterbijavancer dans son travail • opschieten met zijn werkII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naar voren schuiven, brengen ⇒ (voor)uitsteken, uitstrekken2 naar voren brengen ⇒ beweren, opperen♦voorbeelden:4 à quoi cela vous avancera-t-il? • wat schiet je daar mee op?♦voorbeelden:¶ s'avancer trop • te ver gaan, te grote risico's nemen, te veel beloven1. v1) vooruitgaan, oprukken5) voortschrijden [tijd]6) voorlopen [uurwerk]8) opperen9) vervroegen10) voorzetten [uurwerk]11) opschieten (met), vooruitkomen12) voorschieten [geld]2. s'avancerv1) naar voren komen, naderen2) voortgaan3) vorderen [tijd] -
7 éblouir
éblouir [eebloe.ier]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:éblouir qn. par ses promesses • iemand gouden bergen belovenv1) verblinden2) verbluffen, fascineren -
8 engagement
engagement [ãgaazĵmã]〈m.〉4 aanvang ⇒ (het) beginnen, (het) ingaan8 aftrap♦voorbeelden:engagement volontaire • vrijwillige dienstnemingprendre l'engagement de • zich verplichten, beloven tesans engagement de votre part • zonder verplichtingen uwerzijdsm1) pandbewijs2) indienstneming, aanwerving3) dienstneming [leger]4) verbintenis, contract5) gelofte6) engagement [politiek]7) aanvang10) inschrijving [voor wedstrijd]11) aftrap [sport] -
9 lune
lune [luun]〈v.〉1 maan♦voorbeelden:demander la lune • het onmogelijke vragenêtre dans la lune • verstrooid zijnpromettre la lune • gouden bergen beloventomber de la lune • zeer verbaasd zijnfaire voir, montrer la lune en plein midi • knollen voor citroenen verkopenêtre bête comme la lune • zo stom zijn als het achtereind van een koe→ clairêtre dans une, sa bonne, mauvaise lune • goedgehumeurd, slechtgehumeurd zijnf1) maan3) achterwerk -
10 mont
mont [mõ]〈m.〉♦voorbeelden:par monts et par vaux • over berg en dal, overalêtre sans cesse par monts et par vaux • altijd op reis zijnm -
11 promesse
promesse [prommes]〈v.〉1 belofte ⇒ toezegging, woord♦voorbeelden:promesse sur parole • gentleman's agreement, herenakkoordle peuple de la promesse • het uitverkoren volk, de jodenjeune homme plein de promesses • veelbelovende jongemanmanquer à sa promesse • zijn belofte niet nakomense ruiner en promesses • veel beloven en niets doenf1) belofte2) promesse [handel] -
12 faire des promesses ronflantes
faire des promesses ronflantesDictionnaire français-néerlandais > faire des promesses ronflantes
-
13 prendre l'engagement de
prendre l'engagement dezich verplichten, beloven te -
14 promettre la lune
promettre la lune -
15 promettre monts et merveilles
promettre monts et merveillesDictionnaire français-néerlandais > promettre monts et merveilles
-
16 ronflant
ronflant [rõflã]♦voorbeelden: -
17 s'avancer trop
s'avancer tropte ver gaan, te grote risico's nemen, te veel beloven -
18 se promettre qc. l'un à l'autre
se promettre qc. l'un à l'autreDictionnaire français-néerlandais > se promettre qc. l'un à l'autre
-
19 se ruiner en promesses
se ruiner en promesses -
20 surenchérir sur un rival
surenchérir sur un rivalDictionnaire français-néerlandais > surenchérir sur un rival
- 1
- 2
См. также в других словарях:
beloven — pramisi … Woordenlijst Sranan
Versprechen (Verb.) — 1. Auf blosses Versprechen ist wenig zu rech(n)en. 2. Die am meisten versprechen, haben (pflegen) am wenigsten (zu halten). Frz.: Grand prometteur, petit donneur. (Prov. dan., 394.) Holl.: Groote belovers, slechte betalers. (Harrebomée, I, 46.)… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
beloved — adjective Etymology: Middle English, from past participle of beloven to love, from be + loven to love Date: 14th century dearly loved ; dear to the heart • beloved noun … New Collegiate Dictionary
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Allemand — Cet article concerne la langue allemande. Pour les autres significations du mot « allemand », voir Allemand (homonymie). Allemand Deutsch Parlée en … Wikipédia en Français
Berg — 1. An die Berge scheint die Sonne zuerst. – Simrock, 9591. 2. Als der Berg aufhörte den Margel zu geben, fand man Gold in ihm. (Russ.) 3. Auch auf einem kleinen Berge kann ein grosser Fluss entspringen. 4. Auf Bergen geht der Wind heftiger als im … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon