-
1 reward
n. prijs; beloning--------v. belonen; compenserenreward1[ riwwo:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beloning ⇒ compensatie, loon♦voorbeelden:1 offer a reward of £100 • een beloning uitloven van £100————————reward2〈 werkwoord〉1 belonen♦voorbeelden:1 reward someone with £100 (for something) • iemand (ergens voor) belonen met £100 -
2 pay
n. salaris; loon--------v. betalen; lonen; moeite waard zijnpay1[ pee] 〈zelfstandig naamwoord; ook attributief〉1 betaling♦voorbeelden:————————pay2♦voorbeelden:pay down • contant betalenit doesn't pay • het is de moeite nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betalen ⇒ afbetalen, vergoeden♦voorbeelden:pay a dividend • een dividend uitkerenpay down • als voorschot betalenpay over • (uit)betalen3 pay attention • opletten, aandacht schenkenit didn't pay him at all • het bracht hem niets op -
3 remunerate
v. belonen; vergoeden, schadeloosstellen -
4 requite
-
5 God shall reward each according to his merits
English-Dutch dictionary > God shall reward each according to his merits
-
6 accommodate
v. onderbrengen; opbergen; opnemen; belonen[ əkommədeet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 accord
n. accoord, akkoord; overeenkomst; overeenstemming--------v. belonen; overeen laten stemmen; een accoord omhoog gaanaccord1[ əko:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 akkoord ⇒ schikking, overeenkomst, verdrag2 overeenstemming ⇒ eensgezindheid, harmonie♦voorbeelden:out of accord (with) • niet in overeenstemming (met)with one accord • unaniem————————accord2♦voorbeelden:1 verlenen ⇒ geven, schenken♦voorbeelden: -
8 according to
naar gelang, overeenkomstig aan-[ əko:ding toe]1 volgens (het zeggen van) ⇒ naar … beweert2 volgens ⇒ naar (gelang van), in overeenstemming met♦voorbeelden: -
9 acknowledge
v. erkennen; kennen; bedanken; ontvangst bevestigen[ əknollidzj]♦voorbeelden:acknowledge something to someone • tegenover iemand iets toegeven -
10 award
n. prijs; bekroning; beoordeling--------v. toekennen, toewijzen; beoordelenaward1[ əwo:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————award2〈 werkwoord〉2 belonen -
11 crown
n. koninklijke kroon; decoratief hoofddeksel; hoofdkrans; bovenste gedeelte van hoofd; top, hoogtepunt; personificatie; gedeelte van de tand boven het tandvlees; kunstmatige kroon op tand of kies; vroeger Engels muntstuk--------v. kronencrown1[ kraun] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (blader/bloem)krans2 〈 vaak Crown〉 (konings)kroon ⇒ 〈 figuurlijk, steeds met the〉 vorstelijke macht/heerschappij; regering; 〈Brits-Engels; juridisch〉 openbare aanklager4 〈 benaming voor〉hoogste punt/bovenste gedeelte ⇒ (hoofd)kruin; boomkroon/kruin; (heuvel)kam/kruin; corona, kroon 〈van tand/kies, ook als prothese〉, jacket(kroon); kroon 〈 van edelsteen〉♦voorbeelden:succeed to the crown • op de troon komen————————crown2〈 werkwoord〉1 kronen2 bekronen ⇒ belonen, eren3 kronen ⇒ de top vormen/bedekken van, sieren4 voltooien ⇒ (met succes) bekronen, de kroon op het werk vormen/zetten♦voorbeelden:1 crowned heads • gekroonde hoofden, regerende vorstencrowning touch • klap op de vuurpijl -
12 honour
n. eer, eerbied, respect, goede reputatie; integriteit, eerlijkheid; beloning, bekroning, gift; privilege; trots, eer--------v. respect betonen; respecteren, waarderen; bekronen; prijzen; accepteren; een belofte standhouden, respect betonen; respecteren, waarderen; belonen, prijzen; accepteren; belofte waarmakenhonour1♦voorbeelden:she's an honour to her parents • zij strekt haar ouders tot eer1 eer ⇒ hulde, aanzien, reputatie♦voorbeelden:debt of honour • ereschulddo honour to someone, do someone honour • iemand eer bewijzenit does him honour, it is to his honour • het strekt hem tot eerdo someone the honour of visiting him/of a visit • iemand met een bezoek vererenhave the honour to/of • de eer hebben omput someone on his honour • iemand vertrouwenin honour of • ter ere vanin honour bound, on one's honour • moreel verplicht(up)on my honour • op mijn erewoord♦voorbeelden:————————honour21 eren ⇒ in ere houden, eer bewijzen♦voorbeelden: -
13 merit
n. verdienste; de voors en tegens (v. iets); iets op zijn eigen waarde beoordelen--------v. verdienen, waard zijnmerit1[ merrit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a man of merit • een man van verdienstereward each according to his merits • elk naar eigen verdienste belonenjudge something on its (own) merits • iets op zijn eigen waarde beoordelen————————merit2 -
14 pay someone for his loyalty
-
15 recompense
n. vergoeding, beloning--------v. belonen; schadeloosstellenrecompense1[ rekkəmpens] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vergoeding ⇒ schadeloosstelling, beloning♦voorbeelden:1 in recompense for • als vergoeding/beloning voor————————recompense2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 reinforce
v. versterken♦voorbeelden: -
17 repay someone for his generosity
repay someone for his generosity -
18 repay
-
19 retaliate
v. belonen; wreken; terugslaan door beschieten[ ritælie▪eet] 〈zelfstandig naamwoord: retaliation〉1 wraak nemen ⇒ represailles nemen, terugslaan♦voorbeelden: -
20 reward each according to his merits
English-Dutch dictionary > reward each according to his merits
- 1
- 2
См. также в других словарях:
belohnen — honorieren * * * be|loh|nen [bə lo:nən] <tr.; hat: a) zum Dank, als Anerkennung beschenken: jmdn. für seine Bemühungen belohnen. b) durch eine Belohnung (2) vergelten: eine gute Tat belohnen; das muss belohnt werden. Syn.: ↑ danken, ↑… … Universal-Lexikon