-
1 complete
adj. compleet, volledig--------v. voltooien; besluiten, aanvullencomplete1[ kəmplie:t] 〈bijvoeglijk naamwoord; completeness〉1 compleet ⇒ volkomen, totaal2 klaar ⇒ afgerond, voltooid♦voorbeelden:a complete surprise • een volslagen verrassing————————complete2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:the work is not completed yet • het werk is nog niet af -
2 accomplish
-
3 achieve
-
4 aspiration
n. aspiratie, ambitie, sterk verlangen iets te bereiken of te voltooien, doel, droom; (Geneeskunde) aspiratie, het inademen; het opnemen van lucht of andere gassen; verwijdering van vloeistof of ander materiaal uit het lichaam door opzuiging (Geneeskunde)[ æspirreesjn]1 aspiratie ⇒ streven, ambitie -
5 completion
n. beëindiging; afmaken; voltooien[ kəmplie:sjn]1 voltooiing ⇒ afwerking, afronding♦voorbeelden:1 be near completion • (de/zijn) voltooiing naderenon completion of • bij (de) voltooiing van -
6 consummate
adj. compleet, volledig, perfect--------v. verwerkelijken; realizeren, waar makenconsummate1[ kənsummət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————consummate2[ konsəmeet] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: consummation〉1 vervolmaken ⇒ voltooien, in vervulling doen gaan♦voorbeelden: -
7 crown
n. koninklijke kroon; decoratief hoofddeksel; hoofdkrans; bovenste gedeelte van hoofd; top, hoogtepunt; personificatie; gedeelte van de tand boven het tandvlees; kunstmatige kroon op tand of kies; vroeger Engels muntstuk--------v. kronencrown1[ kraun] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (blader/bloem)krans2 〈 vaak Crown〉 (konings)kroon ⇒ 〈 figuurlijk, steeds met the〉 vorstelijke macht/heerschappij; regering; 〈Brits-Engels; juridisch〉 openbare aanklager4 〈 benaming voor〉hoogste punt/bovenste gedeelte ⇒ (hoofd)kruin; boomkroon/kruin; (heuvel)kam/kruin; corona, kroon 〈van tand/kies, ook als prothese〉, jacket(kroon); kroon 〈 van edelsteen〉♦voorbeelden:succeed to the crown • op de troon komen————————crown2〈 werkwoord〉1 kronen2 bekronen ⇒ belonen, eren3 kronen ⇒ de top vormen/bedekken van, sieren4 voltooien ⇒ (met succes) bekronen, de kroon op het werk vormen/zetten♦voorbeelden:1 crowned heads • gekroonde hoofden, regerende vorstencrowning touch • klap op de vuurpijl -
8 finish
n. eind; afwerking; polijsting--------v. eindigen; afwerken; afmaken; opmaken; afwerken; wegwerken; polijstenfinish1[ finnisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beëindiging ⇒ einde, voltooiing♦voorbeelden:(fight) to the finish • tot het bittere einde (doorvechten)————————finish21 eindigen ⇒ tot een einde komen, uit zijn2 finishen ⇒ de eindstreep bereiken, de finish bereiken3 uiteindelijk terecht/uitkomen ⇒ belanden♦voorbeelden:finish off with • eindigen metwe used to finish up with a glass of port • we namen altijd een glas port om de maaltijd af te rondenshe must have finished with Jamie • ze schijnt het uitgemaakt te hebben met Jamiewe have finished with that firm • we hebben geen (zaken)relaties meer met die firmaI haven't finished with you yet, my girl • ik ben met jou nog niet klaar, meisjehe has finished with your dictionary: you can have it back • hij heeft je woordenboek niet meer nodig: je mag het terug (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afwerken ⇒ voltooien, de laatste hand leggen aan4 appreteren ⇒ hoogglans geven aan, aflakken♦voorbeelden: -
9 follow through
doorgaan vervolmakenfollow through(nauwkeurig) uitvoeren; afmaken, voltooien; 〈 sport〉de slag afmaken, uitzwaaien -
10 follow
v. volgen, opvolgen; begrijpen; achter iemand aangaan; achtervolgen; zich gedragen volgens; eruit voorkomen[ folloo]1 〈 benaming voor〉 volgen ⇒ er achteraan/erna komen; achternalopen/gaan; aanhouden, gaan langs 〈 weg, richting, rivier〉; achternazitten, achtervolgen; vergezellen; bijwonen; komen na, volgen op; opvolgen; aandacht schenken aan, in de gaten houden; begrijpen; bijhouden 〈 nieuws〉; zich laten leiden door, handelen naar, uitvoeren 〈 bevel, advies〉; nadoen 〈 voorbeeld〉; voortvloeien uit♦voorbeelden:follow the plough/sea • boer/zeeman zijnfollow the rules • zich aan de regels houdenfollow someone about/(a)round • iemand overal volgenfollow someone close • iemand op de voet volgenfollow someone home • met iemand mee naar huis lopen/gaanfollow something home • iets helemaal uitwerkenfollow on • verder gaan, volgen 〈 na onderbreking〉follow out • (nauwkeurig) opvolgen/uitvoeren; afmaken, afwerkenfollow up • (op korte afstand) volgen, in de buurt blijven van; vervolgen, een vervolg maken op; gebruik maken van; nagaanfollow (up)on • volgen opthe outcome is as follows • het resultaat is als volgtit follows that I am in favour of the scheme • ik ben derhalve voor het planto follow • als volgend(e) gang/gerechtwould you like anything to follow? • wilt u nog iets toe?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitoefenen ⇒ beoefenen, bedrijven♦voorbeelden:follow the navy • bij de marine zijnfollow the trade of butcher • het slagersvak uitoefenen -
11 fulfil
1 volbrengen ⇒ vervullen, uitvoeren, voltooien♦voorbeelden:fulfil a condition • aan een voorwaarde voldoenfulfil a purpose • aan een doel beantwoordenfulfil a want • in een behoefte voorzienfulfil oneself • zich waarmaken -
12 fulfillment
n. bevrediging; verwerkelijking; tevredenheid; ten uitvoer brengen; bestaan; voltooien→ fulfilment fulfilment/ -
13 perfect
adj. perfect; volmaakt; volslagen--------v. perfectioneren, vervolmakenperfect1[ pə:fikt]1 perfect ⇒ volmaakt; uitstekend, voortreffelijk; volledig, (ge)heel; onberispelijk, foutloos♦voorbeelden:have a perfect set of teeth • een volledig gaaf gebit hebbenperfectly capable of • alleszins in staat omperfect for • uitermate geschikt voorperfect in • heel bekwaam/bedreven inperfect tense • (werkwoord in de) voltooide tijdII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 volslagen ⇒ volledig, totaal♦voorbeelden:perfect nonsense • je reinste onzina perfect stranger • een volslagen onbekendeperfectly ugly • afschuwelijk lelijk————————perfect2♦voorbeelden: -
14 put one's children through university
put one's children through universityEnglish-Dutch dictionary > put one's children through university
-
15 put
n. kogelwerpen--------v. plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merkenput1[ poet] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → putt putt/————————put2♦voorbeelden:¶ stay put • blijven waar je bent, op zijn plaats blijven————————put32 → putt putt/♦voorbeelden:1 the ship put into the port • het schip voer/stevende de haven binnen〈 voornamelijk Brits-Engels〉 put (up)on someone • iemand last/ongemak bezorgen→ put about put about/, put back put back/, put down put down/, put in put in/, put out put out/, put over put over/, put to put to/, put up put up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 werpen ⇒ stoten, jagen7 uitdrukken ⇒ zeggen, stellen8 vertalen ⇒ overbrengen, omzetten♦voorbeelden:put an end to (one's life) • een eind maken (aan zijn leven)put a/one's finger to one's lips • de vinger voor de lippen/mond leggen 〈 als aanmaning tot zwijgen〉put one's hand on something • de hand leggen op ietsput an idea/thought into someone's head • iemand op een idee brengenput a knife between someone's ribs • iemand een mes tussen de ribben stekenput a match to something • iets aansteken/in brand stekenput money in(to) something • geld steken in ietsput pen to paper • pen op papier zettenput pressure (up)on • pressie uitoefenen opput a price on something • een prijskaartje hangen aanput one's signature to something • zijn handtekening plaatsen onder ietsput someone on the train • iemand op de trein zettenput a stop to something • een eind maken aan ietsput one's trust in • zijn vertrouwen stellen inthe death of his son put years on him • de dood van zijn zoon heeft hem ouder gemaaktput oneself into something • zich geheel/zijn beste krachten aan iets gevenput safety above cost • veiligheid boven kosten stellenput someone across the river • iemand overzettenput something before something else • iets prefereren/stellen boven iets andersput behind bars • achter de tralies zettenput something behind oneself • zich over iets heen zetten, met iets brekenput in order • in orde brengenput in an awkward position • in een moeilijk parket brengenput in(to) touch with • in contact brengen metput into circulation • in omloop brengenput into effect • ten uitvoer brengenput into power • aan de macht brengenput someone off his food • iemand de eetlust benemenput someone off his game • iemand van zijn spel afleidenput someone off learning • iemand de zin om te leren ontnemenput someone off smoking • iemand van het roken afbrengenput someone on antibiotics • iemand antibiotica voorschrijvenput someone on his guard • iemand waarschuwenput on the right track • op het goede spoor brengenput out of business • failliet doen gaan, ruïnerenput someone out of temper • iemand uit zijn humeur brengenput a Bill through Parliament • een wetsvoorstel door het parlement krijgenput one's children through university • zijn kinderen universitaire studies laten voltooienput the children to bed • de kinderen naar bed brengenput to death • ter dood brengenput a poem to music • een gedicht op muziek zettenput the children to school • de kinderen op school doenput one's son to a trade • voor zijn zoon een beroep vindenput oneself/someone to work • zich/iemand aan het werk zettenput to good use • goed gebruik maken vanput £100 towards the cost • £100 in de kosten bijdragen〈 informeel〉 put someone through it • iemand een zware test afnemen/zwaar op de proef stellenput to flight/rout • op de vlucht drijvenput someone to (great) inconvenience • iemand (veel) ongerief bezorgenput someone to trouble • iemand last/ongemak bezorgenput £1,000,000 on the taxes • de belastingen met £1.000.000 verhogenput a proposal before/to a meeting • een vergadering een voorstel voorleggenput someone onto someone • iemand aan iemand voorstellen/bij iemand introducerenhow shall I put it? • hoe zal ik het zeggento put it bluntly • om het (maar) ronduit/cru te zeggenbe hard put (to it) to do something • iets nauwelijks aankunnen, het erg moeilijk hebben om iets te doenput under • verdoven, onder narcose brengenput it/one/something across someone • het iemand flikken, iemand beetnemenI put it to him that he was wrong • ik hield het hem voor dat hij het verkeerd hadput oneself to it to do something • zich ertoe zetten iets te doen→ put about put about/, put across put across/, put ahead put ahead/, put aside put aside/, put away put away/, put back put back/, put behind put behind/, put by put by/, put down put down/, put forth put forth/, put forward put forward/, put in put in/, put off put off/, put on put on/, put out put out/, put over put over/, put through put through/, put to put to/, put together put together/, put up put up/ -
16 completer
n. voltooien -
17 timescale
n. tijdschaal, tijdsperiode toegestaan om iets te voltooien; afspraak met betrekking tot de tijd waarin een gebeurtenis plaats vindt (in geschiedenis, geologische of kosmische tijd) -
18 to complete
aanvullenafmonterenafrondenafwerkenafwikkelencompletereninvullenuitvoerenvoltooien
См. также в других словарях:
Doctorandus — (Latin: he who should become a doctor) is a Dutch academic title according to the pre bachelor master system. The title is acquired by passing the doctoraalexamen, traditionally a matriculation exam for admission to study at doctoral level. In… … Wikipedia
Agneta Matthes — um 1880 Agneta Matthes, mit vollem Namen: Agneta Wilhelmina Johanna van Marken Matthes (* 4. Oktober 1847 in Amsterdam; † 5. Oktober 1909 in Delft), war eine niederländische Unternehmerin. Zusammen mit ihrem Mann Jacob van … Deutsch Wikipedia