-
1 een heleboel
beaucoup -
2 veel
beaucoup de, beaucoup, fréquemment, maint, nombreux, souvent -
3 dikwijls
beaucoup, fréquemment, souvent -
4 gedurig
beaucoup, fréquemment, permanent, souvent -
5 menigmaal
beaucoup, fréquemment, souvent, -
6 terdege
beaucoup, bien, fort, fortement, tout, très -
7 vaak
beaucoup, fréquemment, souvent -
8 veelal
beaucoup, fréquemment, souvent -
9 veeltijds
beaucoup, fréquemment, souvent -
10 zeer
beaucoup, bien, douleur, fort, mal, peine, pénible, tout, très -
11 veel
veel1〈 bijwoord〉1 beaucoup♦voorbeelden:je moet niet zo veel lopen • il ne faut pas marcher autant————————veel2♦voorbeelden:veel mensen zien • voir beaucoup de mondedat is niet veel zaaks • ce n'est pas grand-chosehet heeft er veel van dat … • il semble bien que …vind je dat niet veel? • ne trouves-tu pas que c'est beaucoup?het zijn er veel • il y en a beaucoupte veel • tropzij is hier te veel • elle est de trop icidat was haar te veel • c'en était trop pour elleveel te veel • beaucoup tropvelen met mij • beaucoup avec moi〈 schertsend〉 jij hebt ook niet veel meer nodig! • ça ne va pas mieux, toi! -
12 boel
boel1〈de〉♦voorbeelden:de (hele) boel erbij neergooien • tout envoyer promenerde boel de boel laten • laisser les choses comme elles sontzijn boeltje pakken • prendre ses cliques et ses claqueslaat de boel maar waaien • et vogue la galèrede boel aan kant maken • mettre de l'ordreer kwamen een boel reacties los • il y eut une foule de réactionseen boel geleerd hebben • avoir beaucoup appriswat een ongeordende boel is dat hier! • quel désordre!het is er een saaie, dooie boel • on y crève d'ennuihet is bij hen een vrijgevochten boel • chez eux c'est la pagaille totalede boel platleggen • faire la grèvede boel verzieken • tout faire foirerde boel aan de gang brengen • mener la dansede boel in de war sturen • brouiller les cartes————————boel2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
13 hoop
♦voorbeelden:er is van de week een hoop water gevallen • il est tombé beaucoup d'eau cette semaineik heb nog een hoop te doen • j'ai encore un tas de choses à faireik heb een hoop gegeten • j'ai beaucoup mangézijn spullen op een hoop gooien • poser ses affaires en vracop een hoop staan • être entassé(s)zich vleien met ijdele hoop • se bercer d'illusionszijn laatste hoop stellen in iemand, iets • fonder ses dernières espérances sur qn., qc.valse hoop wekken • éveiller de faux espoirsiemands hoop de grond in boren • ruiner les espoirs de qn.ik heb hoop dat het lukken zal • j'espère que cela réussiragoede hoop hebben • avoir bon espoirzijn hoop is in rook vervlogen • son espoir s'est envoléal onze hoop is op hem gevestigd • il est notre unique espoirhoop koesteren • nourrir des espéranceshoop krijgen • prendre espoiralle hoop laten varen • abandonner tout espoirde hoop uitspreken, dat … • émettre l'espoir que … 〈+ aantonende wijs〉; émettre l'espoir de … 〈+ onbepaalde wijs〉zijn hoop op iemand, iets vestigen • mettre son espoir en qn., dans qc.; espérer en qn., en qc.de hoop op iets • l'espoir de qc.op hoop van zegen • à la grâce de Dieu→ link=leven leven¹ -
14 lang
3 [m.b.t. personen] grand (de taille)♦voorbeelden:twee weken lang • pendant quinze jourshet is zo lang als het breed is • c'est bonnet blanc et blanc bonnetlang duren • durer (longtemps)hij maakt het niet lang meer • il n'en a plus pour longtempslang meegaan • durerergens lang over doen • prendre beaucoup de temps à faire qc.de tijd valt me lang • je trouve le temps longhet vriest niet langer • il ne gèle plusals je denkt dat ik dat zal doen kun je lang wachten! • si tu crois que je vais faire cela, tu peux toujours courir!de dagen worden langer • les jours commencent à (s')allongeral lang • depuis longtempsal lang en breed thuis zijn • être rentré depuis longtempswe hebben het er lang en breed over gehad • nous en avons parlé en long et en largelang geleden • il y a longtempsdat heeft lang genoeg geduurd • cela a assez duréhoe lang blijf je? • combien de temps restes-tu?ik heb in lang niet zo gelachen • cela fait longtemps que je n'ai pas ri autantlang van stof zijn • être prolixein het lang zijn • être en longhet wordt hoe langer hoe erger • ça va de mal en pishoe langer, hoe liever • le plus longtemps sera le mieuxdat kan zo niet langer • cela ne peut plus durerdat smaakt lang niet slecht • ce n'est pas mauvais du touthij is nog lang niet zo ver • il n'y est pas encorehij is lang zo rijk niet als beweerd wordt • il est loin d'être aussi riche qu'on le prétendbij lange na niet • il s'en faut de beaucoupze zijn even lang • ils ont la même taille -
15 oor
♦voorbeelden:een goed oor hebben • avoir l'oreille justemet open oren luisteren • écouter de toutes ses oreillesmet rode oren, oortjes in iets lezen • être tout excité à la lecture de qc.met rode oortjes luisteren • écouter de toutes ses oreillesvoor het oor waarneembaar • perceptible à l'ouïeiemand de oren van het hoofd eten • manger comme quatredat gaat het ene oor in, het andere uit • cela entre par une oreille et sort par l'autrezijn oren niet geloven • ne pas en croire ses oreillesmijn oren gloeien • j'ai les oreilles rouges(geen) oren hebben naar, voor iets • (ne pas) être intéressé par qc.geen oren hebben • faire la sourde oreillezijn oor te luisteren leggen • écouter attentivementiemand de oren van het hoofd praten • assourdir qn. de parolesiemand de oren van het hoofd schreeuwen • écorcher les oreilles à qn.de oren voor iets sluiten • se boucher les oreilles pour qc.; 〈 figuurlijk〉 ne pas vouloir entendre qc.zijn oren zullen tuiten • les oreilles vont lui tinteriemand de oren van het hoofd vragen • accabler qn. de questionséén en al oor zijn • être (tout yeux) tout oreillesiemand aan de oren malen • casser les oreilles à qn.hij is nog nat achter de oren • si on lui pressait le nez il en sortirait du laitiemand iets in het oor fluisteren • chuchoter qc. à l'oreille de qn.iets in het oor, in de oren knopen • prendre bonne note de qc.gaatjes in de oren hebben • avoir les oreilles percéesknoop dat in je oren! • tiens-le-toi pour dit!slechts met één, een half oor luisteren • n'écouter que d'une oreillede kogels vlogen ons om de oren • les balles sifflaient à nos oreillesop één oor liggen • dormir〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 veel rond z'n oren hebben • avoir beaucoup à faire; 〈m.b.t. zorgen〉 avoir beaucoup de soucisiemand ter ore komen • arriver aux oreilles de qn.het is mij ter ore gekomen dat • j'ai appris quetot over de oren in de schulden zitten • être criblé de dettestot over de oren in het werk zitten • être débordé de travailtot over de oren verliefd zijn op iemand • être follement amoureux de qn.¶ iemand een oor aannaaien • rouler qn.iemand de oren wassen • frotter les oreilles à qn.〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de oren van de kop zagen • casser les oreilles à qn.hij heeft ze achter de oren • il est moins bête qu'on ne (le) croithet is op een oor na gevild • c'est comme si c'était fait→ link=potje potje -
16 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc. -
17 veel rond z'n oren hebben
veel rond z'n oren hebben -
18 veruit iemands meerdere zijn
veruit iemands meerdere zijndépasser qn. de beaucoup————————veruit iemands meerdere zijndépasser qn. de beaucoup -
19 zeer
zeer1〈 het〉♦voorbeelden:1 iemand zeer doen • faire mal à qn.zich zeer doen • se faire maldat doet zeer • ça fait mal————————zeer2♦voorbeelden:zere ogen • yeux irritésII 〈 bijwoord〉1 [in hoge mate] très♦voorbeelden:een zeer lange weg • une très longue routezij hebben zeer genoten • ils se sont beaucoup amuséshet is zeer de vraag of … • il n'est pas du tout certain que … 〈+ aanvoegende wijs〉al te zeer • beaucoup tropik ben te zeer moeder, dan dat ik … • je suis bien trop mère pour … -
20 belangrijk
1. bnimportant, d'importance2. bwconsidérablement, beaucoup
См. также в других словарях:
beaucoup — [ boku ] adv. • 1379; biau cop 1272; de beau et coup; a éliminé moult ♦ Marque d une façon indéterminée un grand nombre, une grande quantité, une grandeur, une valeur assez élevée, une certaine intensité, un haut degré. 1 ♦ (Devant un nom)… … Encyclopédie Universelle
beaucoup — BEAUCOUP. adv. de quantité. Il l a dit beaucoup de fois. Il y a beaucoup de gens. Ayoir beaucoup d argent, beaucoup de blé, beaucoup de fruits. Ils sont beaucoup d héritiers à partager cette succession. Beaucoup de gens pensent ainsi. Il y en a… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
beaucoup — Beaucoup, acut. adverb. a bella, id est bona et magna copia, Multum, Plurimum, comme, Il a beaucoup de deniers, Multum pecuniarum habet. i. plurimas pecunias. Non pas beaucoup, Haud ita multum. C est beaucoup quand tels arbres ont quatre pieds de … Thresor de la langue françoyse
Beaucoup de — ● Beaucoup de un grand nombre de, une grande quantité de : Il y a beaucoup de mécontents. Il reste beaucoup de travail à faire … Encyclopédie Universelle
beaucoup — beaucoup1 [bō ko͞o′] n. [Fr] very much; very many adv. very much beaucoup2 [bō′ko͞o΄] adj. [< BEAUCOUP1] Slang a lot of; much or many [beaucoup dollars in the bank] … English World dictionary
beaucoup — French, lit. a great heap, from beau fine, great (see BEAU (Cf. beau) (n.)) + coup a stroke, also a throw, hence, a heap (see COUP (Cf. coup) (n.)). Cf. Sp. golpe multitude … Etymology dictionary
beaucoup — (bô kou ; le p peut se lier, et il se lie toujours dans le parler soutenu, devant une voyelle : beaucoup en disent du bien. bô cou p en disent du bien) s. m. pris toujours sans article. 1° Proprement un beau coup, c est à dire une belle… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
BEAUCOUP — adv. de quantité Un nombre, une quantité plus ou moins considérable. Il se dit tant au sens physique qu au sens moral. Il y a beaucoup de gens. Avoir beaucoup d argent, beaucoup de blé, beaucoup de fruits. Ils sont beaucoup d héritiers à partager … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
BEAUCOUP — adv. de quantité En nombre, en quantité plus ou moins considérable. Il se dit tant au sens physique qu’au sens moral. Il s’intéresse beaucoup à votre affaire. Cela m’inquiète, me chagrine beaucoup. Il importe beaucoup que vous le sachiez. Cet… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
beaucoup — I. Beaucoup. adv. de qualité. Estudier beaucoup. cet homme est beaucoup plus habile que cet autre. Il est aussi adv. de quantité, & signifie, En grand nombre, ou en abondance. Il l a dit beaucoup de fois. il y a beaucoup de gents. il a beaucoup d … Dictionnaire de l'Académie française
beaucoup — adv., (d une manière considérable), très, bien ; extrêmement ; en grand nombre, en grande quantité ; un grand nombre, une grande quantité, un tas, des masses : byê <bien> (Albanais.001, Bellecombe Bauges.153, Billième.173, Doucy… … Dictionnaire Français-Savoyard