-
1 beschadigen
beschädigen -
2 beschadigen
-
3 beschadigen
-
4 beschadigen
вредить, повредить; (ис)портить; испорченный* * *(d)* * *гл.общ. вредить, повреждать, портить -
5 beschadigen
v. damage, impair, spoil -
6 beschadigen
wwendommager, abîmer -
7 beschadigen
• to damage -
8 beschadigen
1) förstöra2) förorätta3) skämma bort4) byte5) rov -
9 beschadigen
bozmak [-ar] v -
10 beschadigen
abîmer, détériorer -
11 zwaar beschadigen
endommager -
12 zwaar beschadigen
daña -
13 вредить
vgener. interfereren, knoeien, krenken, benadelen, beschadigen, een knauw geven, schade doen, schaden -
14 повреждать
vgener. verknallen, bederven, beschadigen, blesseren, schenden, schennen, verderven -
15 портить
vgener. interfereren, verknallen, bederven, schenden, schennen, verbruien, verderven, verdraaien, (iem.) 't leven zuur maken, beschadigen, broddelen, kapotmaken, mismaken, misvormen, vergallen (жизнь, настроение), verhaspelen -
16 beschadiging
-
17 iets stuk maken
iets stuk maken〈 beschadigen〉 abîmer qc.; 〈 breken〉 casser qc. -
18 schenden
1 [schade berokkenen; beschadigen] mutiler2 [onteren] porter atteinte à3 [verbreken] violer♦voorbeelden:2 iemands eer schenden • porter atteinte à l'honneur de qn.iemands goede naam schenden • ternir la réputation de qn.een wet schenden • transgresser une loi -
19 schending
♦voorbeelden:de schending van onze neutraliteit • la violation de la neutralité de notre pays -
20 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc.
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Beschädigen — Beschädigen, verb. reg. act. Schaden zufügen, doch nur von dem körperlichen Schaden, der dem Baue einer Sache zugefüget wird. Jemanden an seinem Leibe beschädigen. Einen Garten, ein Haus beschädigen. Er fiel und wurde am Kopfe beschädiget. Von… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
beschädigen — ↑demolieren, ↑lädieren, ↑ramponieren … Das große Fremdwörterbuch
beschädigen — ↑ Schaden … Das Herkunftswörterbuch
beschädigen — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • Schaden • schaden • schädigen Bsp.: • Das Gewitter richtete großen Schaden an. • Sie beschädigte seine Ausrüstung. • … Deutsch Wörterbuch
beschädigen — V. (Mittelstufe) einer Sache Schaden zufügen, etw. kaputt machen Synonyme: lädieren, ramponieren (ugs.) Beispiele: Der Wind hat das Dach beschädigt. Bei dem Unfall wurde das Auto stark beschädigt … Extremes Deutsch
beschädigen — beschädigen, beschädigt, beschädigte, hat beschädigt Bitte machen Sie eine Liste darüber, was die Einbrecher beschädigt haben … Deutsch-Test für Zuwanderer
beschädigen — zerstören; ruinieren; demolieren; schädigen; grillen (umgangssprachlich); schrotten (umgangssprachlich); trashen (umgangssprachlich); kaputtmachen; … Universal-Lexikon
beschädigen — ankratzen, anschlagen, demolieren, in Mitleidenschaft ziehen, lädieren, ruinieren, schaden, Schaden anrichten/verursachen, schadhaft machen, schädigen, verunstalten, verwüsten, zerbrechen, zerkratzen, zerstören, zurichten; (ugs.): kaputt machen,… … Das Wörterbuch der Synonyme
beschädigen — be·schä̲·digen; beschädigte, hat beschädigt; [Vt] etwas beschädigen einer Sache Schaden zufügen: Bei dem Zusammenstoß wurde sein Auto schwer beschädigt … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Beschädigen — pažaida statusas T sritis Standartizacija ir metrologija apibrėžtis Įvykis, dėl kurio objektas pasidaro netvarkingas, bet dar veikia. atitikmenys: angl. damage vok. Beschädigen, n; Beschädigung, f rus. повреждение, n pranc. dérangement, m … Penkiakalbis aiškinamasis metrologijos terminų žodynas
Beschädigen — pažaida statusas T sritis fizika atitikmenys: angl. injury vok. Beschädigen, n; Schädigung, f; Verletzung, f rus. повреждение, n; поражение, n pranc. dommage, m; lésion, f … Fizikos terminų žodynas