-
61 jong
jong1〈 het〉♦voorbeelden:2 zeg jong, kom eens hier • viens un peu ici, mon petit————————jong21 [algemeen] jeune♦voorbeelden:de jongste gebeurtenissen • les événements les plus récentsde jonge generatie • la nouvelle générationhij is twee jaar jonger dan ik • il a deux ans de moins que moikinderen van tien jaar en jonger • les enfants de dix ans et au-dessouseen jong meisje • une jeune fillejong en oud • tous, les jeunes comme les vieuxhet jongste verleden • le passé récentjongere zus • soeur cadettejij bent toch ook jong geweest • toi aussi, tu as eu 20 ansjong getrouwd zijn • s'être marié jeunedat kapsel maakt je jonger • cette coiffure te rajeuniter jong uitzien • faire jeunevan jongs af • dès l'enfance -
62 kant
♦voorbeelden:aan de andere kant van de rivier • de l'autre côté de la rivièreaan de andere kant van de stad • à l'autre bout de la villede goede kant van een stof • l'endroit d'un tissuzich van zijn goede, ongunstige kant laten zien • se montrer à son avantage, désavantagehet leven van de goede kant opnemen • prendre la vie du bon côtéeen goede kant hebben • avoir du bonop zijn rechter kant slapen • dormir sur le côté droitiemands sterke kanten • les (points) forts de qn.de verkeerde kant van een stof • l'envers d'un tissu〈 figuurlijk, schertsend〉 aan de verkeerde kant van de vijftig zijn • être du mauvais côté de la cinquantainealles van de zonnige kant bekijken • voir tout en roseiemand aan zijn kant krijgen • mettre qn. de son côtéaan deze kant van de rivier • de ce côté-ci de la rivièreaan de ene kant …, aan de andere kant • d'un côté …, de l'autre (côté)aan de andere kant • d'autre partaan iemands kant staan • être du côté de qn.het recht aan zijn kant hebben • avoir le droit pour soiaan de kant zitten waar de klappen vallen • être du côté où pleuvent les coupshij is aan één kant doof • il est sourd d'un côtévan uw kant • de votre côté2 iets met kant afzetten • border qc. de dentelleaan de kant van de weg staan • être au bord de la routeaan de kant! • du large!de ene kant tegen de ander • bord à borddeze kant op, alstublieft • par ici, s'il vous plaîtwe komen binnenkort jullie kant op • nous passerons bientôt du côté de chez vouswelke kant ga jij op? • de quel côté vas-tu?moet jij ook die kant uit? • tu vas aussi de ce côté-là?naar alle kanten • dans tous les azimutsdat is de kant van Haarlem op • c'est du côté de Haarlemvan alle kanten • de toutes partsdat hoor je van alle kanten • on entend dire cela de tous côtésgeen kant meer op kunnen • être coincéaan de late kant • sur le tardvan de verkeerde kant zijn • en êtrewij van onze kant • quant à nouszet je zorgen aan de kant • oublie tes soucisiets aan kant maken • ranger qc.dat kan ik niet over mijn kant laten gaan • je ne peux pas accepter celaiets over zijn kant laten gaan • laisser glisser qc.zich van kant maken • se suicideriemand van kant maken • liquider qn.dat klopt van geen kanten • ça n'a ni queue ni têtedat deugt van geen kant • ça ne vaut pas un pet (de lapin)→ link=dubbeltje dubbeltje -
63 kom je ook? en of!
kom je ook? en of!tu viendras aussi? et comment! -
64 komen zij ook? hopelijk niet
komen zij ook? hopelijk nietils viendront aussi? espérons que non -
65 lang
3 [m.b.t. personen] grand (de taille)♦voorbeelden:twee weken lang • pendant quinze jourshet is zo lang als het breed is • c'est bonnet blanc et blanc bonnetlang duren • durer (longtemps)hij maakt het niet lang meer • il n'en a plus pour longtempslang meegaan • durerergens lang over doen • prendre beaucoup de temps à faire qc.de tijd valt me lang • je trouve le temps longhet vriest niet langer • il ne gèle plusals je denkt dat ik dat zal doen kun je lang wachten! • si tu crois que je vais faire cela, tu peux toujours courir!de dagen worden langer • les jours commencent à (s')allongeral lang • depuis longtempsal lang en breed thuis zijn • être rentré depuis longtempswe hebben het er lang en breed over gehad • nous en avons parlé en long et en largelang geleden • il y a longtempsdat heeft lang genoeg geduurd • cela a assez duréhoe lang blijf je? • combien de temps restes-tu?ik heb in lang niet zo gelachen • cela fait longtemps que je n'ai pas ri autantlang van stof zijn • être prolixein het lang zijn • être en longhet wordt hoe langer hoe erger • ça va de mal en pishoe langer, hoe liever • le plus longtemps sera le mieuxdat kan zo niet langer • cela ne peut plus durerdat smaakt lang niet slecht • ce n'est pas mauvais du touthij is nog lang niet zo ver • il n'y est pas encorehij is lang zo rijk niet als beweerd wordt • il est loin d'être aussi riche qu'on le prétendbij lange na niet • il s'en faut de beaucoupze zijn even lang • ils ont la même taille -
66 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
67 min
min1〈de〉♦voorbeelden:1 er zijn minnen en plussen in deze zaak • dans cette affaire, il y a du pour et du contretien punten in de min staan • avoir dix points de moins que le niveau requistien gulden in de min staan • avoir un découvert de dix florins2 zij heeft op haar rapport voor tekenen een zeven min • sur son bulletin, elle a treize et demi sur vingt en dessin————————〈de〉————————min3♦voorbeelden:iemand min behandelen • traiter qn. de façon méprisablezo min mogelijk fouten • le moins de fautes possible3 te min zijn voor iemand • ne pas être assez bien pour qn.¶ ergens min over denken • mésestimer qc.min of meer • plus ou moins————————min4〈 voorzetsel〉1 moins♦voorbeelden: -
68 minstens (zeker, net) zo interessant
minstens (zeker, net) zo interessantDeens-Russisch woordenboek > minstens (zeker, net) zo interessant
-
69 moet jij ook die kant uit?
moet jij ook die kant uit?tu vas aussi de ce côté-là? -
70 naast
naast1♦voorbeelden:2 de naaste tot iets zijn • avoir droit à qc. en premier————————naast2〈 voorzetsel〉1 [terzijde van] à côté de2 [op één lijn met] auprès de♦voorbeelden:naast mijn huis is een tuin • il y a un jardin à côté de chez moihij schoot naast • il a tiré à côténaast iemand wonen • habiter à côté de qn.naast elkaar • côte à côteer naast zijn • être à côté de la question¶ hij is naast diefachtig ook leugenachtig • il est non seulement voleur, mais aussi menteur -
71 of
of1 [bij tegenstelling] ou2 [verklarend] ou (bien)5 [alsof] comme si6 [weten of, vragen of] si 〈+ aantonende wijs〉7 [als sterke bevestiging] et comment♦voorbeelden:nooit dronk of rookte hij • jamais il ne buvait ni ne fumaitniet meer of minder • ni plus ni moinsje moet het doen, of je wilt of niet • tu devras le faire, que tu le veuilles ou non2 hij komt niet, of het moet dringend zijn • il ne viendra pas, à moins que ce ne soit urgent3 hou op of ik krijg de slappe lach • arrête, sinon je crèvenauwelijks was hij in slaap gevallen of hij begon te snurken • à peine endormi il se mit à ronflerik weet niet beter of hij is springlevend • il est bien vivant que je sacheer gebeurt niets of hij weet ervan • il ne se passe rien qu'il ne sacheer gaat geen week voorbij of hij komt bij ons langs • il ne se passe pas une semaine qu'il ne vienne nous voirhet scheelde weinig, of zij was gekozen • il s'en est fallu de peu qu'elle n'ait été élueer is geen land of hij is er geweest • il n'y a pas de pays où il n'ait étéik ben nog maar net thuis of de telefoon gaat • je suis à peine rentré, que le téléphone sonne4 of je roept en schreeuwt, ik doe toch niet open • tu as beau crier et hurler, je ne te laisserai pas entrerhij doet of hij slaapt • il fait semblant de dormirhij doet of hij nergens van weet • il ne fait semblant de rienof jij nooit eens een fout maakt • comme si toi, tu ne faisais jamais de fauteik twijfel eraan, of hij komen zal • je doute qu'il vienneik twijfel er niet aan of hij komt • je ne doute pas qu'il viendraik zal hem vragen of hij komt • je lui demanderai s'il viendrahet probleem is of hij beschikbaar is • le problème est de savoir s'il est disponiblehet is nog maar de vraag of • reste à savoir si7 kom je ook? en of! • tu viendras aussi? et comment!een dag of tien • une dizaine de jourseen stuk of twintig (boeken) • une vingtaine (de livres)een dag of wat • quelques jours -
72 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
73 op dergelijke verwijderde plaatsen
op dergelijke verwijderde plaatsenDeens-Russisch woordenboek > op dergelijke verwijderde plaatsen
-
74 porselein
♦voorbeelden:ik ben niet van porselein, hoor! • je ne suis pas en sucre!zij is zo teer als porselein • elle est aussi fragile que de la porcelaine -
75 soms
1 [algemeen] parfois♦voorbeelden:1 het gebeurt soms dat … • il arrive (parfois) que …hebt u soms een sigaret voor me? • auriez-vous une cigarette pour moi?mocht zij soms niet thuis komen, dan … • au cas où elle ne rentrerait pas à la maison …weet je dat soms niet? • tu le sais aussi bien que moi -
76 standbeeld
♦voorbeelden:hij staat daar als een standbeeld • il est aussi immobile qu'une statue -
77 tevens
-
78 twee
1 deux♦voorbeelden:twee februari • le deux févrierhoofdstuk twee • chapitre deuxom twee redenen • à double titrehet is twee uur • il est deux heuresjij en ik zijn twee! • toi et moi, ça fait deux!dat is zo zeker als tweemaal twee vier is • c'est aussi sûr que deux et deux font quatreiets in tweeën breken • casser qc. en deuxhij deed het in tweeën • il l'a fait en deux foiszij waren met hun tweeën • ils étaient deuxvan tweeën één • de deux choses l'uneeen twee voor Frans • un deux (sur dix) en français→ link=vers vers -
79 verwijderd
♦voorbeelden: -
80 voor hetzelfde geld
voor hetzelfde geld
См. также в других словарях:
aussi — aussi … Dictionnaire des rimes
aussi — [ osi ] adv. et conj. • alsi déb. XIIe; lat. pop. °alidsic, de aliud « autre » et sic « ainsi » I ♦ Adv. 1 ♦ Terme de comparaison accompagnant un adjectif ou un adverbe, exprimant un rapport d égalité ou de similitude. ⇒ autant, également. Il est … Encyclopédie Universelle
aussi — Aussi, Ac, Etiam, Quoque, Aucuns sont d opinion qu il vient de {{t=g}}houthôsi,{{/t}} qui signifie Sic, Ita, hoc modo: detracta vtique syllaba media. Tu me feras chose aggreable, j espere aussi que à Scevola, Gratum mihi facies, spero item… … Thresor de la langue françoyse
aussi — AUSSI. conjonction, Pareillement, de mesme. Vous le voulez, & moy aussi. vous aimez la chasse, je l aime aussi. Il se dit souvent pour, De plus. Il luy a donné telle chose, & cela aussi. dites luy aussi de ma part. Il signifie quelquefois, C est… … Dictionnaire de l'Académie française
aussi — AUSSI. adverbe. Pareillement, de même. Vous le voulez, et moi aussi. f♛/b] Il s emploie souvent pour Encore, de plus. Il lui a donné telle chose, et cela aussi. Dites lui aussi de ma part. [b]f♛/b] Il signifie quelquefois, C est pourquoi, a cause … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
aussi — (ô si) adv. 1° Pareillement, de même. Il y avait aussi un de mes amis. Je l aurais trompé aussi. Lui et les autres aussi. • Et moi je fus aussi pasteur dans l Arcadie, DELILLE Jardins, IV. • Si le plaisir me fuit, aussi fait le sommeil,… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
aussi — adv. (de comparaison), si, tellement ; très (+ adj./adv.) : ASSE d2c., AS / ASS dvcsl. (Aillon J.234, Albanais.001, Annecy.003, Bellecombe Bauges.153, Billième.173, Chable.232, Chambéry.025, Doucy Bauges.114b, Giettaz.215, Gruffy, Montagny Bozel … Dictionnaire Français-Savoyard
AUSSI — adv. Pareillement, de même. Vous le voulez, et moi aussi. Il s emploie souvent pour Encore, de plus. Il lui a donné telle chose, et cela aussi. Dites lui aussi de ma part qu il fasse cette démarche. Il signifie quelquefois, C est pourquoi, à… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
AUSSI — adv. Pareillement, de même. Vous le voulez, et moi aussi. Il s’emploie souvent pour Encore, de plus. Il lui a donné telle chose, et cela aussi. Dites lui aussi de ma part qu’il fasse cette démarche. Il signifie aussi C’est pourquoi, à cause de… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
aussi — фр. [оси/] так, тоже, также, столь же; напр., aussi légèrement que possible [оси/ лежэрма/н кё поси/бль] как можно легче (Дебюсси) … Словарь иностранных музыкальных терминов
aussi-tost — Aussi tost. adv. Dans le mesme temps, dans le moment. Il donna ses ordres, & ils furent executez aussi tost. il receut cette nouvelle & aussi tost il partit. On dit prov. Aussi tost dit, aussi tost fait, pour marquer une grande promptitude dans l … Dictionnaire de l'Académie française