-
1 eenmaal
3 [niets aan te veranderen] just, simply♦voorbeelden:1 eenmaal, andermaal, voor de derdemaal, verkocht • going, going, gone!als hij eenmaal op dreef is, houdt hij nooit meer op • once he gets started, there's no stopping him2 als dat nu maar eenmaal gebeurd is … • once that has happened …als het eenmaal zover komt • if it ever comes to iteenmaal komt de tijd … • (one day) the time will come …ik houd nu eenmaal van hem • the fact is that I love himik ben nu eenmaal zo • that's the way I amzo is het leven nu eenmaal • that's lifeer wordt nu eenmaal geroddeld • people will talkzo gaat het nu eenmaal • that's the way it goeshet moet nu eenmaal gebeuren • it has to be done -
2 vroeger
adj. former, previous, late, anterior, prior, precedent, old, one time, sometime, pristine, early--------adv. formerly, previously, anteriorly, prior, aforetime, beforetime, in former times, at one time, earlier, erenow, of yore, erst--------pref. ex -
3 indertijd
♦voorbeelden:1 toen ik dat indertijd beloofde … • at the time I promised that …dit hotel was indertijd een school • at one time this hotel was a schoolhij was indertijd een goede voetballer • in his day he was a good football playerindertijd was zij … • 〈 ook〉 she used to be … -
4 eens
adv. agreed--------adv. once, at one time; ever, at any time -
5 bigamie
n. bigamy, marriage to two or more spouses at one time -
6 bigamisch
adj. bigamous, pertaining to or characterized by bigamy (marriage to two or more spouses at one time) -
7 bigamist
n. bigamist, person married to two or more spouses at one time -
8 eenmaal
adv. once, one time -
9 eenmalige uitkering
adj. one time grant -
10 voormalig
adj. former, one time, sometime--------pref. ex -
11 dit hotel was indertijd een school
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dit hotel was indertijd een school
-
12 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
13 tegelijk
1 [op hetzelfde ogenblik] at the same time/moment2 [in dezelfde periode] together3 [samen met iemand/iets anders] also, as well ⇒ at the same time4 [tevens] also, as well ⇒ at the same time♦voorbeelden:laat slechts één persoon tegelijk binnen • let in only one (person) at a timeik kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn • I cannot be in two places at oncejullie moeten tegelijk trekken • you must pull together/at the same timetegelijk met • at the same time asniet allemaal tegelijk • 〈 ironisch〉 one at a time please!met twee tegelijk • in pairs/twos, two by two3 als de timmerman komt, kun je tegelijk die kast laten repareren • when the carpenter comes, you can get that cupboard repaired as wellhij is dokter en tegelijk apotheker • he is a doctor as well as a pharmacist -
14 dag
dag1〈de〉1 [dageraad] day(break)2 [daglicht] daylight3 [toestand/tijd dat de zon boven de horizon is] day(time)4 [etmaal] day♦voorbeelden:1 voor dag en dauw op zijn/opstaan • be up/get up at the crack of dawnvoor dag en dauw • 〈 ook〉 before cockcrow/daybreak2 het misdrijf komt aan de dag • the crime will come to light/come outveel moed aan de dag leggen • show/display great courageaan de dag treden • emerge, become apparent 〈 bijvoorbeeld gebreken〉voor de dag komen • come to light, surface, appearmet iets voor de dag komen • 〈 een voorstel doen〉 come forward/up with something; 〈 zich presenteren〉 come forward, present oneselfgoed voor de dag komen • make a good impressionvoor de dag halen • bring to light, producedat is zo klaar als de dag • that is as clear as dayvan de dag een nacht maken • turn day into nightdag en nacht bereikbaar • available day and nightbij klaarlichte dag • in broad daylighthet is/wordt dag • day is breakinghet is kort dag • time is running out (fast), there is not much time (left)het is morgen vroeg dag • we must get up early/get an early start tomorrowbij dag • by dayeen gat in de dag slapen • sleep well into the dayiemand de dag van zijn leven bezorgen • give someone the time of his lifede dag des oordeels • Judgement Dayhalve/hele dagen werken • work half/full timede jongste dag • the latter daylange dagen maken • work long hourser gaat geen dag voorbij of ik denk aan jou • not a day passes but I think of youwat is het voor dag? • what day (of the week) is it?morgen komt er weer een dag • tomorrow is another daydag in, dag uit • day in day outdag aan/op/na dag • day by/after dayhet wordt met de dag slechter • it gets worse by the dayom de andere dag/de drie dagen • every other day, every three daysop een (goede/mooie) dag • one (fine) dayop de dag af • to a/the day24 uur per dag • 24 hours a daytot op deze dag /de dag van vandaag • to this (very) dayik weet het nog als de dag van gisteren • I remember as if it were only yesterdayvan dag tot dag • daily, from day to dayvan de ene dag op de andere • from one day to the nextzijn laatste dagen slijten • end one's daysde oude dag komt met gebreken • infirmity comes with old agedezer dagen • 〈 komende dagen〉 in the next few/coming days; 〈 recentelijk〉 in the last few/in recent daysvandaag de dag • nowadays, these daysin mijn dagen • in my dayin de dagen van het schrikbewind • during the reign of terrorouden van dagen • the elderly6 zeg maar dag met je handje • 〈 kindertaal〉 wave bye-bye/goodbye; 〈 figuurlijk〉 you can kiss that goodbye————————dag2♦voorbeelden:1 dáág! • bye(-bye)!, bye then〈 informeel〉 ja, dáág! • forget it! -
15 keer
1 [maal] time2 [wending] turn♦voorbeelden:het is de eerste keer dat ik het zie • this is the first time I have seen iteen enkele keer • once or twicegeen enkele keer • not oncevoor de laatste keer • for the last timevolgende keer beter! • better luck next time!de vorige/laatste keer dat hij hier was • when he was last here, (the) last time he was herenu moet je toch eens een keer ophouden • and now it's about time you stopped(op) een andere keer • another timedeze (ene) keer hield iedereen nu eens zijn mond • for once everybody kept quietnou vooruit, voor deze keer dan! • all right then, but just this once!de ene keer (is het) dit, de andere keer dat • now it's this and then it's thatnog een keer(tje) • (once) again, once morekeer op keer • time after time, time and againper keer • a timeanderhalf keer zoveel • half as much/many again(op) een keer • one dayeen keer te veel • once too oftendat is één keer en nooit meer • never againéén enkele keer, slechts één keer • only onceéén keer moet de eerste zijn • there is a first time for everything(het lukte hem) in één keer • (he did it) in one gowe hebben alles in één keer betaald • we paid for everything outright(meteen) de eerste keer al • right offnegen van de tien keer • nine times out of tendat heb ik nu al tien/honderd keer gehoord • I've already heard that I don't know how many times/a hundred timestwee keer • twicedat zal me geen tweede keer gebeuren! • I'll make sure that doesn't happen againvoor mijn part is hij twintig keer burgemeester • he can be mayor twenty times over for all I carede zoveelste keer • the umpteenth time -
16 over
over1♦voorbeelden:dat is over • that is done with/finishedover was de pret • the party was overII 〈 bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] across, over2 [resterend] left, over3 [boven de maat] spare♦voorbeelden:〈 verkeer〉 klaar, over! • cross now!met het vliegtuig ben je in een paar uur over • you get across in a few hours by (aero)planemorgen gaan we over • we are moving tomorrowdeze leerling is over • this pupil has moved upmen liep over en weer • there was a lot of toing and froingzij zijn over uit Canada • they are over from Canadaelkaar maar over en weer verwijten maken • do nothing but pass the blame (onto one another)als er genoeg tijd over is • if there is enough time lefthet is over van gisteren • that is left over from yesterday〈 communicatiemedia〉 over! • over (to you)!3 redenen te over • plenty of/abundant reasons————————over2〈 voorzetsel〉1 [boven] over, above2 [op, langs, aan de andere kant van] across, over3 [met betrekking tot het bedekken van een oppervlak] over, across4 [wat betreft] about5 [via] by way of, via6 [gedurende] over7 [wegens] about9 [na verloop van] after, in10 [meer/verder dan] over, past♦voorbeelden:2 hij werkt over de grens • he works across/over the borderover de heuvels • over/beyond the hillseen koude rilling liep over haar rug • a cold shiver ran down her spinemet de benen over elkaar (geslagen) • with legs crossedwerk verdelen over de mensen • share out work among the peopledwars over het pad • right across the patheen kleed over de tafel leggen • put a cloth over/on the tableover de hele wereld • all over the worldzij heeft iets innemends over zich • she has got something charming about herde winst over het vierde kwartaal • the profit over the fourth quarterover deze zaak heb ik niets te zeggen • on this matter I have nothing to sayzijn gedachten over iets laten gaan • turn something over in one's mindzij communiceren over de mobilofoon • they communicate by mobile telephonezij reed over Nijmegen naar Zwolle • she drove to Zwolle via Nijmegenover de post • by posteen brug over de rivier • a bridge over/across the riverover een periode van … • over a period of …verheugd over • delighted at/withvallen over iets/iemand • 〈 figuurlijk〉 take exception to something/someone9 over een dag of tien/twee minuten • in about ten days(' time)/in two minutes(' time)zaterdag over een week • a week on/from Saturdaytot over zijn oren in de problemen zitten • be up to one's neck in troublehij is over de twee meter (lang) • he is over two metres (tall)het is over vieren • it is past fourhet is kwart over vijf • it is a quarter past fiveeen man van over de zeventig (jaar oud) • a man of over seventy (years old)het is vijf over half zes • it is twenty-five to six -
17 pas
pas1I 〈de〉2 [paspoort] passport3 [leger] pass4 [in gebergte] pass♦voorbeelden:1 een flinke/veerkrachtige pas • a brisk/buoyant stepgrote passen maken/nemen • strideiemand de pas afsnijden • cut/head someone offer (flink/stevig) de pas in houden • keep up a brisk pacede pas inhouden • check one's stepeen kreet deed mij de pas inhouden • a cry brought me up short/stopped me dead in my trackszijn pas versnellen • quicken one's stepin de pas lopen/blijven (met) • 〈 leger〉 be in step (with)/keep step (with); 〈 figuurlijk ook〉 be/stay in line (with)uit de pas raken/lopen • fall/be out of steptwee passen hier vandaan • just a few steps away2 een pas aanvragen/laten verlengen • apply for a passport, get one's passport extendedII 〈 het〉1 [gunstige gelegenheid] 〈zie voorbeelden 1〉2 [waterpas] level♦voorbeelden:bij/in iets te pas komen • enter into the matterjouw gedrag komt hier niet te pas • your conduct is unbecoming hereiemands naam te pas en te onpas noemen • bandy someone's name aboutgezien de sterke concurrentie, zal ik er wel niet aan te pas komen • the competition being so strong, I suppose I won't get a chancehet komt niet in zijn kraam te pas • it does not suit his purposehet kwam zo in het gesprek te pas • it just cropped up in the course of the conversationals het zo te pas komt, dan … • on occasion …, if required …het leger moest er aan te pas komen • the army had to step iner moest een sleepboot aan te pas komen om … • a tug had to be called in to …daar komt wat meer ervaring bij te pas • that requires a bit more experienceer komt meer bij te pas dan … • there's more to it than …goed te/van pas komen 〈 bijvoorbeeld geld〉 • come in handy/usefulvan pas • (just) in time, in the nick of timedat komt uitstekend van pas • that's just the thinghet komt nu niet erg van pas • it is inconvenient at the momentzijn cursus zelfverdediging kwam hem nu goed van pas • his self-defence classes stood him in good steadaltijd wel van pas komen • always come in handy¶ dat geeft geen pas • that is unbecoming/not donehet geeft geen pas voor een heer om … • it does not become a gentleman to …————————pas21 [juist zo groot als het zijn moet] fit2 [waterpas] level♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉2 [niet meer dan] only, just4 [in nog hogere mate] really♦voorbeelden:pas aangekomen gasten • new arrivalshij begint pas • he's just beginning, he's only just startedpas geplukt • freshly pickedeen pas getrouwd stel • a newly-wed couplepas geverfd • wet paintik heb pas nog een brief van haar gekregen • I received a letter from her only recentlyik werk hier nog maar pas • I'm new to the jobzo pas • only a minute ago, just nowhet is pas een jaar geleden • it's only/barely a year since it happenedhij is pas vijftig (jaar) • he's only fifty3 dan pas, nu pas • only then, only nowpas toen vertelde hij het mij • it was only then that he told mepas toen hij weg was, begreep ik … • it was only after he had left that I understood …, only after/not until he left did I understand …pas geleden/een paar dagen terug • only recently/only the other daydit is pas whisky • now this is what I call whisky!dat is pas leven! • this is the life!dat is pas hard werken! • now, that's what I call hard work! -
18 woord
1 word♦voorbeelden:1 in woord en beeld • in pictures and text, with an illustrated description (of)een woord van dank • a word of thanksop mijn woord van eer • on my word of honourmet andere woorden • in other wordsgevleugelde woorden • winged/famous wordsgeen goed woord voor iets over hebben • not have a good word to say about somethingzij heeft maar een half woord nodig • she can take a hint〈 figuurlijk〉 het hoge woord moest eruit • the truth had to be told/come out, he 〈enz.〉 had to come out with ithij moet altijd het laatste woord hebben • he always has to have the last worddaarover is het laatste woord nog niet gesproken • 〈 daar horen we nog meer over〉 we haven't heard the last of that; 〈 dat is nog niet beslist〉 I haven't had my final say in the matterhet verlossende woord spreken • save the situation (by saying something)vieze woorden • dirty words, four-letter wordsiemand aan zijn woord houden • keep/hold someone to his word/promisehet woord doen • do the talkinghet woord geven aan • hand/give the floor over tozijn woord geven • give one's wordiemand de woorden uit de mond halen • take the words right out of someone's mouthzijn woord houden • keep/be as good as one's wordhet woord is aan u/u hebt het woord • the floor is yours/you have the flooriemand de woorden in de mond leggen • put words into someone's mouthhet woord tot iemand richten • address/speak to someoneiemands woorden verdraaien • twist someone's wordshet woord voeren • speak, be/act as spokesperson/spokesmanlaten we er geen woorden meer aan vuilmaken • we'll say no more about itniet veel/geen woorden aan/over iets vuilmaken • not waste words/one's breath on somethingzijn woorden (op een goudschaaltje) wegen • weigh/choose one's words (carefully)iemand aan het woord laten • allow someone to/let someone finish (speaking/talking)niet in woorden uit te drukken • beyond words, defying descriptionin woord en geschrift • in speech and in writing/printmet geen woord over iets reppen • not say/breathe a word about somethingmet/in één woord • in a word, in sum/shortiets onder woorden brengen • put something into wordsik geloof u op uw woord • I take you at your word/your word for itop zijn woorden letten • be careful about what one saysiemand te woord staan • speak to/see someoneniet uit zijn woorden kunnen komen • not be able to express oneself, fumble for wordsiets woord voor woord navertellen • repeat something word for word/verbatimergens geen woorden voor hebben • have no words for somethingdat is geen woord te veel gezegd • that's putting it/things mildlyer geen woord tussen kunnen krijgen • not be able to get a word in (edgeways)met twee woorden spreken • ±be politeze heeft het niet met zoveel woorden gezegd, maar … • she didn't say it in so many words, but …woorden schieten te kort om … • words are not adequate to …; 〈 ook〉 words fail me! -
19 zijn tijd uitzitten
zijn tijd uitzittensit out/wait out one's time; 〈 in gevangenis〉 serve one's time————————zijn tijd uitzittenserve/ 〈 informeel〉 do one's timeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn tijd uitzitten
-
20 zitten
1 [gezeten zijn] sit2 [zich met een doel ergens bevinden] sit3 [een functie bekleden] be4 [geruime tijd ergens vertoeven; verblijven] be5 [wonen] live6 [zich bevinden in de genoemde toestand] be7 [met betrekking tot een volharden in, gelaten worden op een plaats, in een toestand] 〈 zie voorbeelden〉8 [met betrekking tot zaken, zich bevinden, bevestigd zijn] be9 [met betrekking tot kleding] fit10 [gevuld, bedekt zijn met] be12 [met onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be (… -ing), sit (… -ing)♦voorbeelden:1 blijf zitten • stay sitting (down), remain seatedgaan zitten • sit down, take a seat〈 figuurlijk〉 er eens voor gaan zitten • 〈 ter hand nemen〉 get (right) down to something/business; 〈 omstandig gaan vertellen〉 launch into one's storyzit je goed/lekker? • are you comfortable?aan de koffie zitten • be having coffeebij welke groep zit jij? • which group are you in?Jones zit in een vergadering • Jones is at a meeting3 in het bestuur zitten • be/serve on the boardop een kantoor zitten • be/work in an officewaar zit hij toch? • where can he be?nog in de kleine kinderen zitten • still have young children (on one's hands)hij zit in de amusementswereld/olie-industrie • he is in entertainment/oilwij zitten nog midden in de examens • we are still in the middle of the examsmet een gebroken been zitten • have a broken legop zware lasten zitten • have heavy expenseszonder werk/benzine zitten • be out of work/petrol(bijna) zonder geld zitten • have run short of moneyhij zit erover in dat hij zijn auto moet verkopen • he's upset about having to sell his car7 〈 figuurlijk〉 die weduwe bleef met twee kinderen zitten • that widow was left with two children (on her hands)op school blijven zitten • stay down a classer is iets tussen mijn tanden blijven zitten • something has (got) stuck between my teeth〈 figuurlijk〉 hij liet het er niet bij zitten • 〈 niet over zijn kant laten gaan〉 he didn't take it lying down; 〈 erover blijven zeuren〉 he wouldn't leave it alonedaar zitten we dan! • now we're in a messmet een probleem zitten • have a problemhoe zit het (dan) met …? • what about … (then)?het blijft niet zitten • it won't stay putlaat maar zitten • keep the changedat zit • that will holdhoe zit dat in elkaar? • how does it (all) fit together?; 〈 figuurlijk ook〉 how does that work?〈 figuurlijk〉 hem hebben zitten • 〈 uit zijn humeur zijn〉 be in a bad mood; 〈 dronken zijn〉 have had (a drop) too much〈 figuurlijk〉 daar zit het 'm in • that makes all the difference; 〈 daar gaat het juist om〉 that's the whole point〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • 〈 ook〉 there's more to it (than meets the eye); 〈 verborgen moeilijkheid〉 there must be a catch to it〈 figuurlijk〉 er zat niets anders op dan toe te geven • there was nothing (else) for it but to give in〈 figuurlijk〉 wat zit er anders op? • what else is there to do?het zit los/scheef • it is loose/crooked〈 figuurlijk〉 alles zit hem mee/tegen • everything is going his way/against himzit het goed vast? • is it well secured?〈 figuurlijk〉 waar zit het hem in? • 〈 wat is de moeilijkheid〉 what's the problem?; 〈 oorzaak〉 what caused/what's causing it?in sla zit vitamine C • lettuce contains vitamin Cer zit onweer in de lucht • a thunderstorm is brewingheb jij geld in zijn zaak zitten? • have you got money in his business?er zit een vlek op je jurk • there is a stain on your dress〈 figuurlijk〉 〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier • I'm fed up (to the back teeth) with it〈 figuurlijk〉 hoe zit dat? gaan we of blijven we thuis? • what about it now? are we going or are we staying at home?die roman/film zit uitstekend in elkaar • that novel/film is beautifully constructed〈 figuurlijk〉 weet jij, hoe de zaak precies in elkaar zit? • do you know all the ins and outs of the matter?ergens vol mee zitten • be full of somethingonder de modder/luizen/schulden zitten • be covered with mud/lice, be (up to one's ears) in debt12 we zitten te eten • we are having dinner/lunchze zit daar maar te piekeren • she just sits there broodinghij zit te springen om naar huis te gaan • he can't wait to go homein zijn eentje zitten zingen/drinken • sit singing to oneself, be a lone drinkerzitten te zitten • hang/sit aroundhet zit er aan te komen • it's on its wayop tekenles zitten • be taking drawing lessonsop water en brood zitten • be (kept) on bread and waterwegens diefstal zitten • do time for thefthij zit overal aan • he cannot leave anything aloneachter de meisjes aan zitten • chase ((around) after) girlsdaar zit een vrouw achter • there is a woman involvedde zomer zit er weer op • the summer's over againmijn taak zit er weer op • that's my job out of the wayhet zit erop • that's that (done)wie heeft er aan mijn recorder gezeten? • who has been at/ 〈 ernstiger〉tampering with my cassette-player?〈 figuurlijk〉 achter iemand/iets aan zitten • pursue someone/something; 〈 proberen relatie aan te knopen〉 be after someone; 〈 volgen〉 follow someoneer zit een actrice in haar • she has the makings of an actress (in her)ze zit goed in de kleren • she is well off for clothesdeze auto zit al gauw op 120 km • this car does 120 km fairly easily
См. также в других словарях:
One Time (song) — One Time Single by Justin Bieber fro … Wikipedia
One Time — Single par Justin Bieber extrait de l’album My World Sortie 18 mai 2009 Enregistrement … Wikipédia en Français
One Time Bells — Studio album by French Kicks Released May 7, 2002 (2002 05 07) … Wikipedia
One Time for All Time — Studio album by 65daysofstatic Released October 24, 2005 … Wikipedia
One Time 4 Your Mind — Song by Nas from the album Illmatic Released April 19, 1994 Recorded 1992 Genre East Coast hip hop … Wikipedia
one-time — ˈone time also ˈone off adjective [only before a noun] a one time event, payment etc happens once and is not part of a regular series of such events: • Lawyers face a one off tax hit as a result of the tax changes. • The company expects to take a … Financial and business terms
One Time, One Night — Studio album by Sweethearts of the Rodeo Released 1988 Genre … Wikipedia
One Time — may refer to: One Time (song), a song by Canadian artist Justin Bieber Rocket Sneaker/One x Time , a song by Japanese artist Ai Otsuka 1Time, a South African airline One timer, an ice hockey shot One time, one times, one time, etc., an American… … Wikipedia
One Time — «One Time» Sencillo de Justin Bieber del álbum My World Publicación 18 de mayo de 2009 Formato Sencillo en CD, descarga digital Grabación 2009; Triangle Sound Studios (Savannah, Georgia) The Boom Boom Room (Burbank, California) … Wikipedia Español
One Time Around — Single by Michelle Wright from the album Now and Then Released 1992 Genre Country Length … Wikipedia
one-time-only — ˌone time ˈonly adjective [only before a noun] used to describe something that is available or done only once: • The fast food company has used the magazine space for a one time only campaign. * * * one time only UK US adjective [before noun]… … Financial and business terms