-
1 aground
-
2 run aground
aan de grond lopen————————vastlopen, aan de grond (laten) lopen -
3 the ship ran aground on a bank
the ship ran aground on a bank -
4 ran aground
op een zandbank lopen, stranden -
5 bank
n. bank; oever; spaarpot; helling; heuvel (ook sneeuw); een rij toetsen; (in computers) een sleuf voor computer geheugen; het aansluiten van een logische geheugeneenheid--------n. geld, contant geld--------v. hellen van een auto of een vliegtuig; opstapelenbank1[ bængk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bank ⇒ mistbank; wolkenbank; sneeuwbank; zandbank; ophoging, aardwal4 reserve ⇒ voorraad, spaarpot♦voorbeelden:central bank • staatsbankThe Bank • de Bank van Engeland————————bank2♦voorbeelden:3 who(m) do you bank with? • bij welke bank ben jij aangesloten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 indammen5 deponeren ⇒ beleggen, op een bankrekening zetten♦voorbeelden: -
6 run
n. hardlopen; afstand; rit; gedeelte; serie; "trein ", aanval--------v. rennen, weglopen; laten lopen; een programma starten (in computers); overgaan, laten lopen, beheren; voorbereiden; oprichten; voldoen; waarmaken; doorgaan; lekken; uitkleden; moeite doenrun1[ run] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 benaming voor〉 tocht ⇒ afstand; eindje hollen; tocht, vlucht, rit; traject, route, lijn; tochtje, uitstapje 〈 van trein, boot〉; 〈 skiën〉 baan, helling; 〈 cricket, honkbal〉 run 〈 score van 1 punt〉♦voorbeelden:at a/the run • in looppasthe play had a five months' run in London • het stuk heeft vijf maanden in Londen gespeeldget/have a (good) run for one's money • waar voor zijn geld krijgengive someone the run of • iemand de (vrije) beschikking geven over〈 slang〉 the runs • buikloop, diarree————————run21 rennen ⇒ hollen, hardlopen2 〈 benaming voor〉 gaan ⇒ (voort)bewegen; lopen; (hard) rijden; pendelen, heen en weer rijden/varen 〈 van bus, pont e.d.〉; voorbijgaan, aflopen 〈 van tijd〉; lopen, werken 〈 van machines〉; (uit)lopen, (weg)stromen, druipen 〈van vloeistoffen e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 (voort)duren, lopen, gaan, zich uitstrekken, gelden3 rennen ⇒ vliegen, zich haasten♦voorbeelden:run at someone • iemand aanvallenrun at something • toestormen op iets2 the play will run for ten performances • er zullen tien voorstellingen van het stuk gegeven wordenrun afoul/foul of • 〈 figuurlijk〉stuiten op, in botsing komen metfeelings ran high • de gemoederen raakten verhit/liepen hoog oprun on electricity • elektrisch zijnrun to crabbiness • geneigd zijn tot vittenrun to extremes • in uitersten vervallenhe ran fifth • hij kwam als vijfde binnenrun across someone/something • iemand tegen het lijf lopen/ergens tegen aan lopenrun for it • op de vlucht slaan, het op een lopen zettenRoman noses run in our family • de adelaarsneus zit bij ons in de familierun through the minutes • de notulen doornemenhis inheritance was run through within a year • hij had binnen een jaar zijn erfenis erdoor gejaagdmy allowance doesn't run to/I can't run to a car • mijn toelage is niet toereikend/ik heb geen geld genoeg voor een auto→ run around run around/, run away run away/, run back run back/, run down run down/, run in run in/, run into run into/, run off run off/, run on run on/, run out run out/, run over run over/, run up run up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ laten gaan; varen, rijden; doen stromen, gieten; in werking stellen, laten lopen 〈machines e.d.〉; 〈 figuurlijk〉 doen voortgaan, leiden, runnen♦voorbeelden:run someone over • iemand overrijdenrun a business • een zaak hebbenrun a car • autorijden, een auto hebbenrun someone close/hard • iemand (dicht) op de hielen zitten; 〈 figuurlijk〉 weinig voor iemand onderdoenrun a comb through one's hair • (even) een kam door zijn haar halen6 we won't run him • we zullen hem niet inschrijven/laten deelnemen
См. также в других словарях:
aground — [ə ground′] adv., adj. on or onto the shore, the bottom, a reef, etc. [the ship ran aground] … English World dictionary
Aground — A*ground , adv. & a. [Pref. a + ground.] On the ground; stranded; a nautical term applied to a ship when its bottom lodges on the ground. Totten. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
aground — (adv.) late 13c., on the ground, from a on (see A (Cf. a ) (1)) + GROUND (Cf. ground) (n.). Of ships and boats, stranded, from c.1500 … Etymology dictionary
aground — [adv] on the bottom of ashore, beached, disabled, foundered, grounded, high and dry*, marooned, reefed, shipwrecked, stranded, stuck, swamped, wrecked; concept 583 Ant. afloat … New thesaurus
aground — ► ADJECTIVE & ADVERB ▪ (with reference to a ship) on or on to the bottom in shallow water … English terms dictionary
aground — adj., adv. to run aground (the ship ran aground) * * * [ə graʊnd] to run aground (the ship ran aground) … Combinatory dictionary
aground — adverb or adjective Date: 14th century 1. on the ground < planes aloft and aground > 2. on or onto the shore or the bottom of a body of water < a ship run aground > … New Collegiate Dictionary
aground — a|ground [əˈgraund] adv run/go aground if a ship runs aground, it becomes stuck in a place where the water is not deep enough … Dictionary of contemporary English
aground — a|ground [ ə graund ] adverb run/go aground if a ship runs aground, it becomes stuck on a piece of ground under the water, where the water is not deep enough … Usage of the words and phrases in modern English
aground — [[t]əgra͟ʊnd[/t]] ADV: ADV after v If a ship runs aground, it touches the ground in a shallow part of a river, lake, or the sea, and gets stuck. The ship ran aground where there should have been a depth of 35ft … English dictionary
aground — adverb run/go aground if a ship runs aground, it becomes stuck in a place where the water is not deep enough … Longman dictionary of contemporary English