-
1 derivation
afleiding -
2 conduction
afleidinggeleiding -
3 deduction
afleidingdeductie -
4 derivation
-
5 derivative
adj. afgeleid, niet oorspronkelijk--------n. afleiding, derivaatderivative1[ dirrivvətiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 afleiding ⇒ afgeleid woord/product, derivaat————————derivative21 afgeleid ⇒ derivatief, niet oorspronkelijk -
6 distraction
n. afleiding; verwarring; storing, hindernis; vermaak, vertier[ distræksjn]I 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk meervoud〉1 vermakelijkheid ⇒ ontspanning, vermaak♦voorbeelden:3 gebrek aan aandacht/concentratie♦voorbeelden:the children are driving me to distraction • de kinderen maken mij hoorndol -
7 diversion
-
8 abstraction
-
9 it took her mind off things
-
10 shunt
n. Afleiding; rangeren (van trein of wagon); druppelaar (bij geneeskunde)--------v. op een zijspoor brengen, rangeren (trein); shunten; op de lange baan schuiven[ sjunt]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:he has been shunted to a post where he could do no harm • ze hebben hem naar een post overgeheveld waar hij geen kwaad kon -
11 take out
n. afhaalmaaltijd, maaltijd gekocht in een afhaalrestaurant en ergens anders genuttigd--------v. afnemen; verwerven; snel openen; op een afspraakje escorteren; voedsel bij een eetgelegenheid kopen en het ergens anders opeten; (Slang) vernietigen, dodentake out1 mee naar buiten nemen ⇒ mee uit nemen, naar buiten brengen♦voorbeelden:take someone out for a walk/meal • iemand meenemen uit wandelen, iemand mee uit eten nementhe book took him out of himself • het boek bezorgde hem wat afleidingdon't take it out on him • reageer het niet op hem af -
12 take
n. vangst; ontvangst, recette (van schouwburg); opname (v. film)--------v. nemen; pakken; brengen; begrijpen, snappentake1[ teek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vangst————————take21 pakken ⇒ aanslaan, wortel schieten2 effect sorteren ⇒ inslaan, slagen4 worden♦voorbeelden:4 he took cold/ill • hij werd verkouden/ziekI took against him at first sight • ik vond hem al direct niet aardig→ take away take away/, take off take off/, take on take on/, take over take over/, take to take to/, take up take up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nemen ⇒ grijpen, (beet)pakken4 nemen ⇒ zich verschaffen, gebruiken5 vergen ⇒ vereisen, in beslag nemen8 krijgen ⇒ vatten, voelen9 opnemen ⇒ noteren, meten11 aanvaarden ⇒ accepteren, incasseren♦voorbeelden:he took me unawares • hij verraste mijtake a degree • een graad/titel behalenthis seat is taken • deze stoel is bezetdo you take sugar in your tea? • gebruikt u suiker in de thee?we take the Times • we zijn geabonneerd op de Timesthe man took her by force • de man nam haar met geweldtake five/ten • even pauzeren/rustenhave what it takes • aan de eisen voldoentake about • rondleidentake someone around • iemand rondleidentake someone aside • iemand apart nemenit took her mind off things • het bezorgde haar wat afleidingtake five from twelve • trek vijf van twaalf aftake fire • vlamvattentake it into one's head • het in zijn hoofd krijgentake it easy! • kalm aan!, maak je niet druk!take for granted • als vanzelfsprekend aannementake as read • voor gelezen houdenI take it that he'll be back soon • ik neem aan dat hij gauw terugkomthow am I to take that? • hoe moet ik dat opvatten?take it badly • het zich erg aantrekkentake it well • iets goed opvattenwhat do you take me for? • waar zie je me voor aan?take sides • partij kiezenyou may take it from me • je kunt van mij aannemenI can take it • ik kan het wel hebbenyou (can) take it from there • daar neem jij het wel (weer) over, verder kun je het wel alleen aantake a decision • een besluit nementake an exam • een examen afleggentake notes • aantekeningen makentake a trip • een reisje makenshe took a long time over it • zij deed er lang overtake it or leave it • graag of nietshe took it lying down • zij verzette zich niettake aback • verrassen, van zijn stuk brengen, overdonderenshe was rather taken by/with it • zij was er nogal mee in haar schiktake it (up)on oneself • het op zich nemen, het wagen, zich aanmatigen -
13 the book took him out of himself
the book took him out of himself -
14 Luc
n. mannelijke voornaam (afleiding van Lucas) -
15 deducibility
n. logische afleiding -
16 deriving
n. afleiding, derivatie; afstammend of ontleend aan -
17 educt
n. gevolgtrekking, afleiding -
18 eduction
n. gevolgtrekking, afleiding, deductie -
19 inferentially
adv. Door afleiding (afleidbaarheid) -
20 smoke screen
rookgordijn (dikke rook veroorzaakt door ontploffing; misleiding, afleiding)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Atlantis, Western Cape — Atlantis is a town in Western Cape, South Africa, roughly 40km from Cape Town. It has approximately 70,000 residents. The city suffers under high levels of poverty and unemployment. It was established during the Apartheid era as a community for… … Wikipedia
Geschichte der niederländischen Rechtschreibung — Dieser Artikel handelt von der Geschichte der niederländischen Rechtschreibung. Die Rechtschreibung des Niederländischen wird in den Niederlanden, Flandern und Suriname offiziell verwendet. Der Gebrauch der offiziellen Rechtschreibung ist für den … Deutsch Wikipedia