-
1 adresse
adresse [aadres]〈v.〉♦voorbeelden:adresse (au jeu) • spelvaardigheidavoir l'adresse de ne heurter personne • zo verstandig zijn niemand te kwetsenavec adresse • behendig→ tour————————adresse (au jeu)f1) adres2) behendigheid -
2 adresse des doigts
adresse des doigts -
3 avec adresse
-
4 avis de changement d'adresse
avis de changement d'adresseDictionnaire français-néerlandais > avis de changement d'adresse
-
5 avoir l'adresse de ne heurter personne
avoir l'adresse de ne heurter personneDictionnaire français-néerlandais > avoir l'adresse de ne heurter personne
-
6 tour d'adresse, de passe-passe
tour d'adresse, de passe-passehandigheid(je), goocheltoerDictionnaire français-néerlandais > tour d'adresse, de passe-passe
-
7 jeu d'adresse
jeu d'adresse -
8 partir sans laisser d'adresse
partir sans laisser d'adresseDictionnaire français-néerlandais > partir sans laisser d'adresse
-
9 relever une adresse
relever une adresse -
10 à l'adresse de
à l'adresse de -
11 avis
avis [aavie]〈m.〉1 mening ⇒ oordeel, opvatting2 bericht ⇒ bekendmaking, waarschuwing♦voorbeelden:être d'avis que 〈+ aanvoegende wijs〉 • denken dat het nuttig, 't beste is dat, omje partage votre avis, je suis de votre avis • ik deel uw meningà mon avis • mijns inziens, volgens mijde l'avis de tous • naar ieders meningavis de recherche • opsporings-, politieberichtle présent avis tient lieu de faire-part • enige en algemene kennisgevingavis au public • openbare bekendmakingpour avis • ter kennisnemingsauf avis contraire • behoudens tegenberichtsur l'avis de qn. • op iemands adviesm1) mening2) bericht3) advies -
12 doigt
doigt [dwaa]〈m.〉1 vinger3 vingerdikte ⇒ vingerbreedte, beetje♦voorbeelden:1 avoir des doigts de fée • gouden handen hebben, zeer handig zijndoigt de pied • teendoigts boudinés • worstvingerspetit doigt • pinkvous avez mis le doigt dessus • u hebt de spijker op de kop geslagense compter sur les doigts de la main • op de vingers van één hand te tellen zijnconduire qn., mener qn., faire marcher qn. au doigt et à l'oeil • iemand naar zijn pijpen laten dansenl'argent lui coule des doigts • het geld glijdt, vliegt hem, haar door de vingersmon petit doigt me l'a dit • dat hebben de kaboutertjes me verteldêtre comme les deux doigts de la main • innig bevriend, boezemvriend(inn)en zijnne rien faire de ses dix doigts • geen steek uitvoerense ficher, se fourrer, se mettre le doigt dans l'oeil (jusqu'au coude) • het bij het verkeerde eind hebbens'en lécher les doigts • zijn vingers erbij aflikkenne pas lever, ne pas bouger, ne pas remuer le petit doigt • geen vinger uitstekenmettre le doigt dans l'engrenage • niet meer terug kunnenmettre le doigt sur la difficulté • de moeilijkheid vindenmettre le doigt sur la plaie • de vinger op de wonde leggeny mettre les quatre doigts et le pouce • begerig grijpenmontrer du doigt • aanwijzen; met de vinger nawijzense mordre les doigts • zich verbijten, spijt hebben als haren op zijn hoofd (van)obéir, marcher au doigt et à l'oeil • stipt gehoorzamentoucher qc. du doigt • iets duidelijk (laten) zientoucher du doigt le but, la fin • zeer dicht bij het doel zijnà un doigt, deux doigts de • vlak bijêtre à deux doigts de la mort, de sa perte • de dood voor ogen hebben, op sterven na dood zijn; aan de rand van de afgrond staanm1) vinger, teen2) klauw -
13 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
14 relever
relever [rəlvee]1 vallen (onder) (de bevoegdheid van, de verantwoordelijkheid van) ⇒ behoren (bij), deel uitmaken (van)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overeind, rechtop zetten ⇒ overeind helpen, weer optrekken 〈 van muur〉2 weer tot bloei brengen ⇒ er weer bovenop helpen, weer doen opleven3 doen opmerken ⇒ de aandacht vestigen op, ingaan op5 noteren ⇒ opnemen, opmeten8 (beter) doen uitkomen ⇒ verhogen, verlevendigen9 aflossen10 〈+ de〉ontslaan (van, uit) ⇒ ontzetten (uit), ontheffen (van)♦voorbeelden:relever le compteur • de meter opnemenrelever un terrain • een stuk land opmeten♦voorbeelden:v2) herstellen, genezen6) omhoog doen7) noteren8) verhogen9) pikant maken11) aflossen12) ontslaan (van), ontheffen (van) -
15 tour
tour [toer]I 〈m.〉1 omloop ⇒ omwenteling 〈bijv. van een wiel〉 ⇒ omdraaiing, slag 〈 van een schroef〉 ⇒ toer 〈 van een motor〉2 omtrek ⇒ omvang, rand4 ommetje ⇒ toertje, trip, uitje6 kunststuk ⇒ kunstgreep, truc, kunstje♦voorbeelden:tour de valse • walsjequarante-cinq tours • single, vijfenveertig toeren plaattrente-trois tours • drieëndertig toeren plaat, langspeelplaatdonner un tour de clé • even afsluitenfermer la porte à double tour • de deur op het nachtslot doenen un tour de main • in een handomdraai2 tour de cou • bontje; sjaaltour de poitrine • borstomvang, -wijdtetour de taille • taille(omvang)tour de ville • rondweg, randwegtour des yeux • oograndfaire un tour d'horizon • een algemeen overzicht gevenle tour du monde • reis om de wereldfaire le tour des invités • met alle gasten een praatje makenfaire faire le tour du propriétaire • 〈 iemand〉 zijn huis laten zien; 〈 gasten〉 rondleiden door zijn landgoedfaire le tour de qc. • rondom iets lopen, ergens de ronde doenfaire le tour d'une question • een kwestie van alle kanten bekijkenil a fait le tour des choses • hij weet hoe het in de wereld toegaat5 tour de garde • dienstrooster, wachtpasser son tour • zijn beurt voorbij laten gaan, passen 〈 kaartspel〉chacun son tour • ieder op zijn beurt〈 figuurlijk〉 à tour de rôle • om beurten, om de beurtc'est à son tour • hij is aan de beurtplus souvent qu'à son tour • vaker dan gepast is, wastour à tour • om beurten, beurtelingstour d'adresse, de passe-passe • handigheid(je), goocheltoeravoir plus d'un tour dans son sac • niet voor één gat te vangen zijn7 tour de cochon • smerige streek, rotgeintjetour pendable • gemene streekcela va vous jouer des tours • dat zou wel eens slecht voor u kunnen aflopenjouer un (mauvais) tour à qn. • iemand erin laten lopenprendre un tour • een wending, keer nementour d'esprit • ziens-, denkwijzetour de main • handigheid, vaardigheidtour de reins • spittour de scrutin • verkiezingsrondetour de table • forumdiscussie, brainstormingà tour de bras • met volle kracht, uit alle macht 〈 ook figuurlijk〉II 〈v.〉1 toren♦voorbeelden:la tour Eiffel • de Eiffeltorentour de guet • uitkijktorentour d'ivoire • ivoren toren————————tour (de phrase)1. m1) omloop2) omwenteling3) toer4) omtrek5) rondreis6) wandeling7) beurt8) truc9) streek, poets10) wending, ontwikkeling11) kronkeling12) draaibank2. f1) toren2) torenflat3) kasteel -
16 être à deux doigts de la mort, de sa perte
être à deux doigts de la mort, de sa pertede dood voor ogen hebben, op sterven na dood zijn; aan de rand van de afgrond staanDictionnaire français-néerlandais > être à deux doigts de la mort, de sa perte
См. также в других словарях:
Adresse ip — Une adresse IP (avec IP pour Internet Protocol) est le numéro qui identifie chaque ordinateur connecté à Internet, ou plus généralement et précisément, l interface avec le réseau de tout matériel informatique (routeur, imprimante) connecté à un… … Wikipédia en Français
Adresse — Sf std. (17. Jh.) Entlehnung. In der Bedeutung Anschrift entlehnt aus frz. adresse (eigentlich Richtung ), zu frz. adresser etwas an jmd. richten , aus früh rom. * addīrēctiāre ausrichten , zu l. dīrēctus, dem PPP. von l. dīrigere gerade richten … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Adresse — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Anschrift Bsp.: • Wie ist Ihre Adresse? • Wie lautet Ihre Adresse? • Wie lautet bitte Ihr Name und Ihre Adresse? … Deutsch Wörterbuch
adressé — adressé, ée (a drè sé, sée) part. passé. Une lettre adressée au ministre. Cet homme adressé à un grand personnage. • Coup bien adressé.... une victime à moi seule adressée, RAC. Andr. IV, 3. • Je fixe ses regards à moi seul adressés, VOLT.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Adresse — Adresse, die Richtung, welche man einer Person oder Sache gibt; bei Briefen die Ueberschrift. Adresse, ein feierliches Schreiben der Unterthanen an ihren Fürsten, so auch die Antwort der Stände auf die Thronrede des Monarchen. Adreßcomptoir, ein… … Damen Conversations Lexikon
Adresse — »Anschrift, Aufschrift, Wohnungsangabe«: Das Fremdwort wurde im 17. Jh. aus gleichbed. frz. adresse (eigentlich »Richtung, Bestimmungsrichtung«) entlehnt. Das zugrunde liegende Verb frz. adresser »etwas an jemanden richten; mit einer Anschrift… … Das Herkunftswörterbuch
Adresse — (v. lat.), 1) Aufschrift eines Briefs; 2) Schrift, die an irgend Jemand gerichtet ist; bes. 3) Schrift, welche an die höchste Person eines Staats (den Regenten) od. auch an eine andere Person von einer Corporation od. einem für diesen Zweck… … Pierer's Universal-Lexikon
Adresse — (franz.), die Aufschrift (»Anschrift«) bei Postsendungen und Telegrammen. Zur A. gehören alle Angaben, welche die Beförderung und Aushändigung an den Adressaten (s. d.) sicherstellen sollen. Bei Postsendungen muß sich die A. auf der Außenseite,… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Adresse — (frz.), Aufschrift eines Briefs, Pakets etc.; Anweisung, Empfehlung an einen dritten; Angabe des Verlegers auf Kupferstichen, Holzschnitten etc.; im polit. Sinne Zuschrift von Korporationen, Versammlungen etc. an eine Staatsbehörde, z.B. von… … Kleines Konversations-Lexikon
Adresse — Adresse, die Aufschrift einer Sendung; 2. Zuschrift an irgend eine Person. 3. In England die Antwort der beiden Häuser auf die Thronrede, daher überhaupt die Erklärung der Repräsentanten an die Krone; dem nachahmend erlassen in England… … Herders Conversations-Lexikon
adressé — Adressé, [adress]ée. part. Il a les significations de son verbe … Dictionnaire de l'Académie française