-
1 heedless
adj. achteloos, onoplettend[ hie:dləs]♦voorbeelden:1 be heedless of • niet letten op, in de wind slaan -
2 negligent
adj. nalatig; verwaarloosd; onvoorzichtig[ neglidzjənt]1 onachtzaam ⇒ achteloos, slordig2 moeiteloos ⇒ achteloos, ongedwongen -
3 offhand
adj. zonder nadenken; onvoorzichtig; niet serieus--------adv. nonchalant, achteloosoffhand1 nonchalant ⇒ achteloos, ruwII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden: -
4 careless
adj. onvoorzichtig; apathisch[ keələs] 〈 carelessness〉1 achteloos ⇒ onverschillig, onvoorzichtig2 onoplettend ⇒ onattent, onachtzaam4 onzorgvuldig ⇒ slordig, nonchalant♦voorbeelden:careless mistake • slordige vergissing -
5 cavalier
adj. arrogant; zelfzuchtig; hooghartig--------n. riddercavalier1[ kævəliə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 he sought a cavalier's satisfaction in a duel • als een man van eer wenste hij genoegdoening in een duel————————cavalier21 hooghartig ⇒ arrogant, trots2 nonchalant ⇒ achteloos, onnadenkend3 onhoffelijk ⇒ zelfzuchtig, kortaf♦voorbeelden: -
6 don't read significance into every careless gesture
English-Dutch dictionary > don't read significance into every careless gesture
-
7 drape
n. gordijn--------v. draperen; soepel hangendrape1[ dreep] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 draperie♦voorbeelden:————————drape2〈 werkwoord〉1 bekleden ⇒ omhullen, versieren3 (achteloos) leggen ⇒ deponeren, laten hangen/liggen♦voorbeelden: -
8 forgetful
adj. vergeetachtig; net in rekening nemend van anderen[ fəgetfl] 〈 forgetfulness〉1 vergeetachtig ⇒ verstrooid, afwezig2 nalatig ⇒ achteloos, onnadenkend -
9 frowsy
-
10 inattentive
adj. onoplettend, niet lettend op; luistert niet[ innətentiv] 〈 inattentiveness〉 -
11 incurious
-
12 neglectful
-
13 regardless
-
14 significance
n. betekenis; belang; (het) betekenisvol zijn[ signiffikkəns]♦voorbeelden:1 don't read significance into every careless gesture • je moet geen betekenis hechten aan elk achteloos gebaar -
15 slur
n. klad, smet, vlek; koppelboog; woorden inslikken; boog (in muziek)--------v. licht of losjes heenlopen over; laten ineenvloeien, onduidelijk uitspreken (v. letters in de uitspraak); verdoezelen; slepen (muz.)slur1[ slə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 gemompel♦voorbeelden:put a slur upon someone • iemands reputatie schaden————————slur2〈werkwoord; slurred〉♦voorbeelden: -
16 that fact was slurred over
that fact was slurred over -
17 thoughtless
adj. zonder rekening te houden, zonder nadenken; gedachteloos[ θo:tləs] -
18 unguarded
adj. onbewaakt, onvoorzichtig[ unga:did]♦voorbeelden: -
19 heedlessly
adv. onoplettend, achteloos, nalatig -
20 neglecter
n. verwaarlozer; iemand die iets verzuimt te doen; iemand die achteloos met dingen of mensen omgaat
- 1
- 2