-
1 aanstippen
-
2 aanstippen
1 [terloops vermelden] citer en passant2 [even aanraken] effleurer3 [met een stip aantekenen] pointer -
3 aanstippen
отметить; упомянуть (о); отмечать; касаться; упоминать* * *гл.общ. касаться, отмечать (чертой, точкой), упоминать -
4 aanstippen
v. touch on, point out; tick off, check off -
5 aanstippen met jodium
aanstippen met jodiumVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aanstippen met jodium
-
6 effleurer
-
7 andeuten
andeuten1 (bedekt) te kennen, te verstaan geven ⇒ zinspelen op, een toespeling maken op2 (vluchtig) aanduiden ⇒ (even) aanroeren, aanstippen♦voorbeelden:2 ein Problem kurz andeuten • een probleem kort aanroeren, aanstippen1 zich aftekenen, zichtbaar worden ⇒ zich aankondigen -
8 касаться
v1) gener. bijhoren, aangaan, aanstippen, gelden, raken, slaan (op- êîãî-ô., ÷åãî-ô.), aanbelangen, aandoen, aanroeren, belangen, betreffen, schampen2) garph.exp. te maken hebben met -
9 отмечать
v1) gener. aanstippen (чертой, точкой), aantekenen, markeren, noteren, optekenen, tekenen, aangeven, aankalken, aanschrijven, aanstrepen, aanwijzen, gedenken (событие), herdenken, kenmerken, kentekenen, opschrijven, pointeren -
10 упоминать
vgener. vermelden, aanstippen, gewag maken (van-î), gewagen, noemen, reppen (over, van -î) -
11 DOT
-
12 dot
n. stip, punt--------v. aanstippen; slaandot1[ dot] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————dot2〈werkwoord; dotted〉1 een punt zetten op/bij 〈 ook muziek〉♦voorbeelden:a yellow dotted tie • een geel gespikkelde dasthe meadow was dotted with daisies • de weide was bezaaid met madeliefjes -
13 prick
n. prik; pijn; geslachtsorgaan (slang)--------v. prikkenprick1[ prik] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 prik♦voorbeelden:————————prick2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:prick on • aanvuren -
14 touch
n. aanraking; contact; tikje; trekje; aanslag--------v. aanraken; betreffen--------zes punten in Amerikaanse voetbal verkregen bij het treden in het gebied van de tegenstander als de bal vastgehouden wordttouch (touchdown)touch1[ tutsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 toets ⇒ stijl, manier♦voorbeelden:it will break at a touch • het breekt zodra men het aanraaktbe/keep in touch with • contact/voeling hebben/onderhouden metbe out of touch with • geen contact/voeling (meer) hebben metlose touch with • uit het oog verliezenwithin touch of • binnen bereik vanhave a touch of the tarbrush • enig neger/indianenbloed hebbennot the least touch of • niet het minste beetjegive/put the final/finishing touch(es) to something • de laatste hand leggen aan ietslose one's touch • achteruitgaan, het verleren¶ play at touch • krijgertje/tikkertje spelen————————touch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:you haven't touched your meal • je hebt nog geen hap gegetentouch a topic • een onderwerp aanroerenblossom touched by the frost • door de vorst aangetaste bloesemnothing will touch those stains • niets kan deze vlekken wegkrijgenthe matter touches him closely • de zaak is van groot belang voor hem6 the thermometer touched 50° • de thermometer liep tot 50° opnothing can touch his talent • niets kan zijn talent evenarentouch someone for a fiver • iemand vijf pond aftroggelen7 touch in • bijtekenen/schilderen -
15 badigeonnage
badigeonnage [baadiezĵonnaazĵ]〈m.〉 -
16 badigeonner
badigeonner [baadiezĵonnee]1 witkalken ⇒ witten, sausen -
17 касаться
v1) gener. bijhoren, aangaan, aanstippen, gelden, raken, slaan (op- êîãî-ô., ÷åãî-ô.), aanbelangen, aandoen, aanroeren, belangen, betreffen, schampen2) garph.exp. te maken hebben met -
18 отмечать
v1) gener. aanstippen (чертой, точкой), aantekenen, markeren, noteren, optekenen, tekenen, aangeven, aankalken, aanschrijven, aanstrepen, aanwijzen, gedenken (событие), herdenken, kenmerken, kentekenen, opschrijven, pointeren -
19 упоминать
vgener. vermelden, aanstippen, gewag maken (van-î), gewagen, noemen, reppen (over, van -î) -
20 Berührung
Berührung〈v.; Berührung, Berührungen〉1 aanraking, contact ⇒ verbinding, voeling2 het aanroeren, het aanstippen ⇒ aanstipping
Страницы
- 1
- 2