-
1 muselet
kapsel -
2 capsule
-
3 coiffure
-
4 capsule
noun fkapselxxx fkapsel -
5 enveloppe
ɑ̃v(ə)lɔpf1) Schutzhülle f, Umschlag m, Briefumschlag m, Kuvert n2) ( capsule) Kapsel f3) ( voile) Umhüllung f4) ( budget) Haushaltssumme fenveloppeenveloppe [ãvlɔp]1 poste [Brief]umschlag masculin; Beispiel: enveloppe autocollante [oder autoadhésive] selbstklebender [Brief]umschlag; Beispiel: être/mettre sous enveloppe sich in einem [verschlossenen] [Brief]umschlag befinden/ in einen [Brief]umschlag stecken3 (budget) Gelder Pluriel; Beispiel: une enveloppe de 14 millions [Geld]mittel in Höhe von 14 Millionen; Beispiel: enveloppe budgétaire Haushaltsmittel Pluriel -
6 enveloppé
ɑ̃v(ə)lɔpf1) Schutzhülle f, Umschlag m, Briefumschlag m, Kuvert n2) ( capsule) Kapsel f3) ( voile) Umhüllung f4) ( budget) Haushaltssumme fenveloppérundlich -
7 gélule
-
8 étui
-
9 ajuster
ajuster [aazĵuustee]1 passend maken ⇒ aanpassen, op elkaar afstemmen2 aanleggen op ⇒ mikken op, richten♦voorbeelden:ajuster son coup • iets goed bedenken, in elkaar zettenvêtement ajusté • nauwsluitend kledingstukvêtement mal ajusté • slecht zittend kledingstuk1 passen (bij, in, op)1. v1) pasklaar/passend maken, aanpassen2) in orde brengen [kleding]3) richten, mikken (op) [wapen]2. s'ajusterv -
10 balayage
-
11 brosse
-
12 capsule
-
13 changer
changer [sĵãzĵee]2 veranderen (van) ⇒ (ver)wisselen, omruilen♦voorbeelden:le vent a changé • de wind is gedraaidchanger en mieux, en pire • ten goede, ten kwade veranderenpour changer • voor de veranderingchanger d' air • er tussenuit gaanchanger de couleur • van kleur verschietenchanger de mains • in andere handen overgaanchanger de train • overstappenchanger de vêtement • zich verkledenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (ver)wisselen ⇒ (om)ruilen, vervangen♦voorbeelden:changer une chose contre, pour une autre • iets tegen, voor iets anders ruilenchanger sa voix • zijn stem verdraaienvous n'y changerez rien • daar valt niets aan te verhelpenchanger qc. à qc. d'autre • iets aan iets anders veranderenchanger les idées à qn. • iemands gedachten verzettenchanger qc. en • iets veranderen inchanger qc. en bien • iets ten goede veranderen♦voorbeelden:se changer en • veranderen in1. v1) veranderen, (zich) wijzigen2) omruilen3) vervangen, (ver)wisselen4) verschonen [bed]2. se changerv -
14 coupe
coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap♦voorbeelden:3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippenfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslagêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijnf1) beker, glas, bokaal3) (het) snijden, knippen4) (het) hakken, kap5) pasvorm, snit6) (door)snede7) (het) afbreken [woorden] -
15 coupé
coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap♦voorbeelden:3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippenfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslagêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈 figuurlijk〉 afhankelijk van iemand zijnm -
16 Crète
crête [kret]〈v.〉♦voorbeelden:f -
17 crête
-
18 embellir
embellir [ãbellier]→ croîtreII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verfraaien ⇒ mooier maken, versieren, opluisteren♦voorbeelden:embellir une histoire • een verhaal opsmukkenv1) verfraaien -
19 réarranger
-
20 ajuster sa coiffure
ajuster sa coiffure
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Kapsel — (de) … Kölsch Dialekt Lexikon
Kapsel — (lateinisch capsa ‚Behältnis‘, ‚Kasten für Bücherrollen‘) bezeichnet: einen kleinen, meist runden Behälter Kapsel (Medikament), eine pharmazeutische Verabreichungsform einen Raumflugkörper zur Personen und Frachtbeförderung, siehe Raumschiff … Deutsch Wikipedia
Kapsel — Sf std. (15. Jh.), fnhd. kapsel Entlehnung. Ist entlehnt aus ml. capsella, zu l. capsula, einem Diminutiv zu l. capsa Behälter (zu l. capere fassen, enthalten ). Die ältere Entlehnung wird zu einem Diminutiv umgeformt (ahd. kapsilīn, as. kapsilīn … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
kapsel — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż III, D. kapselsla; lm D. kapselsli {{/stl 8}}{{stl 20}} {{/stl 20}}{{stl 12}}1. {{/stl 12}}{{stl 7}} nakrywka, najczęściej metalowa, zamykająca butelkę lub inny otwór, wciskana na kołnierz otworu : {{/stl 7}}{{stl… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
Kapsel — Kapsel, 1) papierner, briefförmig zusammengelegter Umschlag; 2) so v.w. Schote, Hülfe, Fruchtbalg, s.u. Frucht I. C); daher Kapselfrüchte, s. ebd.; 3) häutiger Überzug innerer Körpertheile, der dieselben nur locker umgibt, zugleich aber[294]… … Pierer's Universal-Lexikon
Kapsel [1] — Kapsel, Büchse, Gehäuse; in der Tonwarenfabrikation ein aus feuerfestem Ton hergestelltes Gefäß zur Aufnahme des zu brennenden Porzellans etc.; beim Metallguß soviel wie Coquille, s. Hartguß. Über Arzneikapseln s. d … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Kapsel [2] — Kapsel (Capsula), Fruchtorgan, das bei der Reise von selbst aufspringt, indem seine trockne, haut , leder oder holzartige Schale sich aufspaltet oder bestimmte Öffnungen bekommt, so daß die von ihr eingeschlossenen Keime (Sporen oder Samen)… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Kapsel — (lat. capsŭla), eine Frucht, die sich mit Längsspalten, einem Deckel oder an der Spitze mit Zähnen öffnet [Tafel: Botanik I, 54] … Kleines Konversations-Lexikon
Kapsel — Kapsel, in der Anatomie der Complex von Weichtheilen, welche dazu dienen, die Gelenkflächen der Knochen zu verbinden; die Structur ist je nach dem Zweck und Ort eine sehr verschiedene. Im Wesentlichen bestehen die K.n aus: 1) einer… … Herders Conversations-Lexikon
Kapsel — Kapsel, aus mehreren Fruchtblättern gebildete Streufrucht und Einzelfrucht. Nach der Öffnungsart unterscheidet man: Spaltk., die sich durch Längsspalten öffnen (z.B. Hypericum, Johanniskraut; Iris, Schwertlilie), Deckelk., bei denen der obere… … Deutsch wörterbuch der biologie
Kapsel — Kapsel: Das Substantiv wurde im 15. Jh. aus lat. capsula »Kästchen«, der Verkleinerungsform von lat. capsa »Behältnis« (vgl. ↑ Kasse), entlehnt. – Dazu stellen sich die Verbalableitungen abkapseln (20. Jh.) und verkapseln (20. Jh.) … Das Herkunftswörterbuch