-
1 être fille à
être fille à -
2 fille
fille [fiej]〈v.〉2 meisje3 non♦voorbeelden:jouer la fille de l'air • de plaat poetsen, met de noorderzon vertrekkenfille de cuisine • keukenmeisjevraie jeune fille • maagdpetite fille • meisjevieille fille • oude vrijsterfille à marier • meisje op huwbare leeftijdrester fille • ongehuwd blijvenêtre fille à • het soort meisje zijn datfille publique • publieke vrouwf1) dochter2) meisje -
3 air
air [er]〈m.〉2 wind3 uiterlijk ⇒ voorkomen, houding, manieren4 wijsje ⇒ lied, melodie, deuntje♦voorbeelden:air conditionné • airconditioningêtre libre comme l'air • zo vrij zijn als een vogeltje in de luchten plein air, au grand air • in de open luchtelle a besoin de changer d'air • ze moet er even uitdonner de l'air, mettre à l'air • luchtens'élever dans l'air, les airs • opstijgenon manque d'air ici • het is hier benauwd〈 informeel〉 avec un air de dire … • met zo'n gezicht van …, zo met een gezicht van …il y a de la bagarre dans l'air • er zit ruzie in de luchtidées dans l'air • eigentijdse ideeënbâtir en l'air • luchtkastelen bouwence sont des contes en l'air • dat is uit de lucht gegrepen〈 argot〉 s'envoyer en l'air • neuken, vrijen〈 informeel〉 envoyer, flanquer, foutre en l'air • wegdoen, -gooien, -smijtenparler en l'air • in het wilde weg pratenavoir toujours un pied en l'air • altijd druk in de weer zijn, opgewonden zijnpromesses en l'air • vage beloftenregarder en l'air • omhoog kijkenêtre une tête en l'air • verstrooid, vergeetachtig zijnavoir (un) grand air • stijl hebben, er voornaam uitzienil a un drôle d'air • hij ziet er vreemd uitil a un faux air de qn. que je connais • hij lijkt een beetje op iemand die ik kenprendre de grands airs (avec qn.) • verwaand, hooghartig zijn (jegens iemand)ça en a tout l'air • het ziet er wel naar uitavoir l'air (de) • lijken, schijnen, er uitziensans avoir l'air de rien • alsof er niets aan de hand isprendre un air • een (voorname) houding aannemenprendre des airs • een hooghartige houding aannemend' un air décidé • vastbesloten4 il en a l'air et la chanson • hij, het lijkt niet alleen zo, hij, het is ook zoairs à boire • drinkliederenairs de danse • dansliederenm1) lucht2) wind3) sfeer4) voorkomen, uiterlijk5) deuntje -
4 joie
joie [zĵwaa]〈v.〉♦voorbeelden:mauvaise joie • leedvermaakêtre tout à la joie de … • helemaal vervuld zijn van het idee om …être en joie • vrolijk zijnse faire une joie de • zich erop verheugen (om) tela joie de vivre • de levensvreugdeavec joie! • met alle plezier!, graag!le coeur en joie • vrolijk, in een vrolijke stemmingfvreugde, blijdschap -
5 jeune
jeune [zĵun]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 jong4 jeugdig♦voorbeelden:une jeune fille • een meisjejeunes gens • jongeluijeune homme • jonge man, jongmensmourir jeune • jong stervenles jeunes 〈m.〉 • de jongelui, de jeugd1. m/fjongmens/jonge vrouw2. jeunesm pljeugd, jongeren3. adj1) jong2) recent, nieuw3) naïef4) jeugdig5) uit de jeugd6) krap, kort -
6 léger
léger [leezĵee],légère [leezĵer]2 dun ⇒ fijn, luchtig3 rank ⇒ soepel, lenig4 oppervlakkig ⇒ lichtzinnig, lichtvaardig♦voorbeelden:huile légère • vluchtige oliematelot léger • lichtmatroosthé léger • slappe theevoix légère • hoge stemles plus légers que l'air • luchtballonsfille légère • oppervlakkig meisjeavoir la tête légère • een leeghoofd zijnêtre léger • roekeloos zijn〈 bijwoord〉 à la légère • lichtzinnig, lichtvaardigprendre les choses à la légère • de dingen luchthartig, te gemakkelijk opnemen= légère; adj1) licht, zwak, gering2) dun, fijn3) soepel, lenig4) lichtzinnig5) pikant, schuin -
7 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
8 perdu
perdu [perduu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 verloren ⇒ kwijt(geraakt), weg2 verspild ⇒ verknoeid, bedorven3 verloren ⇒ verslagen, geruïneerd, aan lagerwal geraakt♦voorbeelden:il n'y a rien de perdu • alles is nog niet verlorentout est perdu • er is geen hoop meercrier comme un perdu • als 'n razende tekeergaanadj1) verloren, kwijt2) verspild, bedorven3) geruïneerd4) afgelegen -
9 riche
riche [riesĵ]2 rijk ⇒ weelderig, overvloedig♦voorbeelden:être riche à millions • schatrijk, steenrijk zijnrichement vêtu • zeer goed, duur gekleedça fait riche • dat staat chicmarier richement sa fille • zijn dochter aan een rijke partij ten huwelijk gevenon ne prête qu'aux riches • men leent slechts aan de rijkenun riche • rijkaardun nouveau riche • parvenuune riche idée • een uitstekend ideec'est une riche nature • die heeft heel wat in zichriche de, en • rijk aan, voladj -
10 rien
rien1 [rjẽ]〈m.; ook bijwoord, v.〉♦voorbeelden:comme un rien • alsof het niets is¶ 〈ook v.〉 un(e) rien du tout • nietsnut, vent, vrouw van niets; lor————————rien2 [rjẽ]♦voorbeelden:ce n'est rien • het is niets, het valt wel meeil n'en est rien • er is niets van waarcela ne fait rien • dat geeft nietson n'y peut rien • daar, er is niets aan te doenje ne sais rien • ik weet van nietsça ne sert à rien • dat dient nergens toe, dat is zinloos〈 in casino〉 rien ne va plus • rien ne va plus, niets telt meerplus rien • niets meerrien à dire • daar valt niets tegen in te brengenrien d' étonnant si • helemaal niet zo vreemd datcela n'a rien d' impossible • dat is helemaal niet onmogelijkelle n'a rien d' une ingénue • zij heeft niets van het onschuldige jonge meisjeavoir l'air de rien • er heel onschuldig uitzienavoir un petit bobo de rien du tout • een heel klein wondje hebbenune fille de rien • een sletcomme si de rien n'était • alsof er niets aan de hand wasJe vous remercie. De rien • Dank u wel. Geen dank, tot uw dienstil ne s'agit de rien de moins que • het gaat om niets meer of minder danrien de tel • niets is er zo goedrien du tout • helemaal nietsen rien • in wat dan ook, waar dan ook inc'est pour rien! • dat is voor niets!comme rien • alsof het niets isil n'a rien que son salaire • hij heeft alleen zijn salarisc'est deux fois, trois fois rien • het stelt niets voorc'est cela ou rien • het is kiezen of delen————————rien3 [rjẽ]♦voorbeelden:1. m1) kleinigheid2) een beetje2. pron
См. также в других словарях:
fille — [ fij ] n. f. • v. 1050; lat. filia ♦ Enfant ou personne jeune du sexe féminin. I ♦ (Opposé à fils) 1 ♦ Personne de sexe féminin, considérée par rapport à son père et à sa mère ou à l un des deux seulement. La fille de M. Untel; sa fille. Avoir… … Encyclopédie Universelle
fille-mère — fille [ fij ] n. f. • v. 1050; lat. filia ♦ Enfant ou personne jeune du sexe féminin. I ♦ (Opposé à fils) 1 ♦ Personne de sexe féminin, considérée par rapport à son père et à sa mère ou à l un des deux seulement. La fille de M. Untel; sa fille.… … Encyclopédie Universelle
fille — (fi ll , ll mouillées, et non fi ye) s. f. 1° Personne du sexe féminin, par rapport à son père et à sa mère, ou à l un des deux seulement. Fille légitime. Fille naturelle. • Le devoir d une fille est dans l obéissance, CORN. Hor. I, 4.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
être — 1. (ê tr ), je suis, tu es, il est, nous sommes, vous êtes, ils sont ; j étais ; je fus ; je serai ; je serais ; sois, qu il soit, soyons, soyez, qu ils soient ; que je sois, que tu sois, qu il soit, que nous soyons, que vous soyez, qu ils soient … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Fille (Jeune Femme) — Fille Pour les articles homonymes, voir Fille (parenté). La Jeune … Wikipédia en Français
Fille (jeune femme) — Fille Pour les articles homonymes, voir Fille (parenté). La Jeune … Wikipédia en Français
Fille a pedes — Fille à pédés Voir « fille à pédés » sur le Wiktion … Wikipédia en Français
Fille À Pédés — Voir « fille à pédés » sur le Wiktion … Wikipédia en Français
Fille de l'espace — Album par Le volume était au maximum Sortie 2004 Enregistrement Québec Duré … Wikipédia en Français
Fille Qui Mousse — est un groupe de rock expérimental français fondé au début des années 1970 à Paris par l artiste Henri Jean Enu, composé de Daniel Hoffmann, Dominique et Jean Pierre Lentin, Léo Sab et François Guildon[1],[2] Davantage collectif musical… … Wikipédia en Français
être perdu — ● être perdu verbe passif Ne pas pouvoir être sauvé, être condamné : Le blessé est perdu. Être écarté de tout centre, être isolé : Un coin perdu de province. Être isolé et ne pas pouvoir être localisé : Un cri perdu dans la nuit. Être à jeter… … Encyclopédie Universelle