-
21 ça ne vaut pas un clou
ça ne vaut pas un clou -
22 ça ne vaut pas une chique
ça ne vaut pas une chiqueDictionnaire français-néerlandais > ça ne vaut pas une chique
-
23 ça se vaut
ça se vautdat is één pot nat, dat is lood om oud ijzer -
24 ça vaut dix
ça vaut dix -
25 ça vaut l'os
ça vaut l'os -
26 ça vaut le jus
ça vaut le jus -
27 ça vaut mieux
ça vaut mieux -
28 valoir
valoir [vaalwaar]3 evenveel waard zijn (als) ⇒ even groot, nuttig zijn (als)♦voorbeelden:à valoir • op afrekeningfaire valoir à qn. que • iemands aandacht erop vestigen datfaire valoir ses droits • zijn rechten doen geldenfaire valoir ses capitaux • zijn kapitaal productief makenfaire valoir un argument • een argument gebruikenvaille que vaille • zo goed en zo kwaad als het gaatne faire rien qui vaille • niets van belang, hoegenaamd niets uitvoerenvaloir mieux que • meer waard zijn, meer kosten danvaloir pour qn. • van belang zijn voor iemand, iemand aangaan3 ils te valent bien! • zij zijn niet minder dan jij bent!ça vaut mieux • dat is betertant, autant vaut rester ici • we kunnen net zo goed hier blijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bezorgen ⇒ opleveren, doen verkrijgen♦voorbeelden:1 qu'est-ce qui nous vaut cet honneur? • wat verschaft ons deze eer?ce tableau lui a valu d'être connu • dank zij dit schilderij is hij bekend geworden♦voorbeelden:v1) waard zijn, kosten4) bezorgen, opleveren -
29 autant
autant [ootã]〈 bijwoord〉6 〈+ bijvoeglijk naamwoord; met herhaling van ‘autant’〉zo … (als), zo …♦voorbeelden:autant de garçons que de filles • evenveel jongens als meisjesautant que possible • zoveel mogelijkétaient-ils autant qu'hier? • waren ze met evenveel als gisteren?vous, autant que vous êtes • ieder van u, stuk voor stukje ne l'ai jamais vu manger autant • ik heb hem nooit zoveel zien etenil travaille autant qu'il peut • hij werkt zoveel hij kanils sont autant que nous • zij zijn met evenveel als wijil travaille autant qu'il peut • hij werkt zoveel hij kanintelligent, il l'est autant que toi • hij is even intelligent als jijj'en souffre autant que toi • ik lijd daar evenzeer onder als jijil est modeste autant qu'habile • hij is even bescheiden als (hij) slim (is)autant dire que … • het komt erop neer dat …autant parler à un sourd • je kunt net zo goed tegen dovemansoren pratenc'est un homme mort ou autant vaut • hij is zo goed als doodautant vaut rester à la maison • je kan beter thuis blijvenfaites en autant • doe evenzoen faire autant à qn. • iemand hetzelfde behandelenje ne puis en dire autant • dat geldt niet voor mij5 je ne pensais pas qu'il aurait autant de patience • ik dacht niet dat hij zoveel geduld zou hebben6 autant il est charmant avec elle, autant il est désagréable avec nous • zo aardig (als) hij is tegen haar, zo onaangenaam doet hij tegen onsd' autant mieux que … • des te beter, naarmate …d' autant moins, plus que … • des te minder, meer omdat …d' autant plus! • daarom des te meer!pour autant • daarom (echter)il a beaucoup travaillé, il n'a pas réussi pour autant • hij heeft hard gewerkt, toch is hij niet geslaagd(pour) autant que je sache • voor zover ik weetautant qu'il est possible • voor zover mogelijk(pour) autant qu'on puisse prévoir • voor zover dat te voorzien valt→ vent -
30 clou
clou [kloe]〈m.〉3 hoogtepunt ⇒ klapstuk, clou♦voorbeelden:clou à tête • spijker met kop2 prendre les clous, traverser dans les clous, aux clous • (de straat) bij de voetgangersoversteekplaats overstekenriver son clou à qn. • iemand de mond snoerença ne vaut pas un clou • dat is geen sikkepitje waard〈 informeel, schertsend〉 des clous! • schrijf dat maar op je buik!maigre comme un clou • zo mager als een lat1. m1) spijker2) hoogtepunt, klapstuk3) steenpuist4) pandjeshuis5) nor2. clousm pl3. des clousinterj -
31 corde
corde [kord]〈v.〉2 snaar 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ 〈 meervoud〉 snaarinstrumenten ⇒ 〈 van orkest〉 strijkinstrumenten, strijkers7 〈 van hout〉vadem, vaam♦voorbeelden:corde lisse • klimtouwcorde raide • gespannen koordêtre, marcher, danser sur la corde raide • zich in een precaire situatie bevindensauter à la corde • touwtjespringentirer les cordes • de touwtjes in handen hebbencorde à noeuds • klimtouwcorde à sauter • springtouwfaire jouer, faire vibrer, toucher la corde sensible de qn. • iemands gevoelige snaar rakenen, de corde • touwen, touw-tenir la corde • de binnenbocht houdenusé jusqu'à la corde • tot op de draad versleten〈 spreekwoord〉 il ne faut pas parler de corde dans la maison d'un pendu • in het huis van de gehangene spreekt men niet over de stropil ne vaut pas la corde pour le pendre • hij is geen schot kruid waardc(h)orde dorsale • ruggenstrengcordes vocales • stembandenil pleut des cordes • het regent pijpenstelentirer sur la corde • misbruik maken van een voordeel, van iemandtirer trop sur la corde • de zaken te ver doordrijven, iemand tot het uiterste drijvenavoir plus d'une corde, plusieurs cordes à son arc • meer dan één pijl op zijn boog hebbenargument usé jusqu'à la corde • afgezaagd argumentc'est dans mes cordes • dat kan ik wel (aan)1. f1) touw, koord, kabel, lijn2) snaar3) zijkant van de binnenbaan [sport]5) vadem [hout]6) strop, galg2. cordesf pl2) strijkinstrumenten, strijkers3) bespanning [racket] -
32 déplacement
déplacement [deeplaasmã]〈m.〉1 verplaatsing ⇒ verschuiving, verlegging4 reis ⇒ vervoer, dienstreis♦voorbeelden:m1) verplaatsing3) (dienst)reis -
33 dix
dix [dies]〈 telwoord〉1 tien(de)♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 répéter dix fois la même chose • tien keer, vaak hetzelfde herhalenil est dix heures dix • het is tien over tienle dix septembre • tien septemberêtre dix • met z'n tienen zijnil est moins dix • het is tien voor→ un¹m, adj -
34 donner
donner [donnee]2 schijnen3 vallen ⇒ geraken, vervallen♦voorbeelden:la publicité donne à plein • de reclame loopt op volle toerenil me donne sur les nerfs • hij werkt op mijn zenuwendonner dans l'oeil à qn. • iemand verblinden, bekorendonner dans le ridicule • zich belachelijk makendonner dans le snobisme • zich snobistisch gedragen→ piègeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ verstrekken, veroorzaken♦voorbeelden:je vous en donne mille francs • ik bied u er duizend frank voordonner lecture de qc. • iets voorlezendonner sa maladie à qn. • iemand met zijn ziekte besmettendonner une pièce de théâtre • een toneelstuk brengendonner qc. par testament • iets vermakenen donner à qn. pour son argent • iemand de volle maat gevendonner à entendre • te verstaan gevendonner qc. contre, pour qc. • iets ruilen voor iets andersje vous le donne en dix, cent, mille • ik geef het u te radenje vous le donne pour ce que ça vaut • als ik lieg, dan lieg ik in commissiecela n'a pas donné grand-chose • dat heeft niet veel opgeleverdce pays a donné maints grands hommes • dit land heeft veel grote mannen voortgebrachtcette terre donne beaucoup • deze aarde is vruchtbaar3 quel âge me donnez-vous? • hoe oud schat u mij?donner du directeur à qn. • iemand met directeur aansprekenon lui donne une grande fortune • men zegt dat hij zeer rijk is2 zich, elkaar geven♦voorbeelden:se donner un roi • een koning kiezense donner du bon temps • zich amuseren, het ervan nemens'en donner • zich goed vermaken1. v1) geven2) veroorzaken3) produceren4) toekennen5) verklikken6) stoten, slaan7) schijnen8) vallen9) uitzien (op)2. se donnerv2) zich/elkaar geven -
35 envie
envie [ãvie]〈v.〉1 zin ⇒ lust, behoefte, begeerte3 moeder-, wijnvlek♦voorbeelden:quelle envie t'a pris? • wat is dat voor een gril?avoir envie de vomir • misselijk zijncela me fait envie • daar heb ik zin inl'envie lui est venue, lui a pris de 〈 onpersoonlijk〉, il lui est venu une envie de • hij kreeg zin omdonner, faire à qn. envie de • de lust bij iemand opwekken omavoir envie d' une chose • zin in iets hebben, iets willen hebbenmourir d'envie de qc. • iets dolgraag willen hebbenpar envie de • uit behoefte omf1) zin, lust, trek2) afgunst, nijd3) moedervlek -
36 homme
homme [om]〈m.〉1 mens2 man♦voorbeelden:homme des cavernes • holenmensdépouiller le vieil homme • de oude Adam afleggen〈 spreekwoord〉 l'homme propose, Dieu dispose • de mens wikt, maar God beschikthomme de bien • rechtschapen manhomme de couleur • kleurlinghomme de Dieu • priester, heiligehomme d'église • geestelijkehomme d'épée • militairhomme d'équipage • lid van de bemanninghomme d'esprit • geestrijk manhomme d'Etat • staatsmanhomme au foyer • huismanhomme du jour • held van de daghomme de lettres • letterkundigehomme de loi • rechtsgeleerdehomme de main • handlangerhomme de paille • stromanparole d'homme! • op mijn erewoord!homme de peine • sjouwerhomme de robe • magistraatl'homme de la rue • de man in de straat, Jan Modaalhomme de science • wetenschapsmanhomme de troupe • soldaatgrand homme • groot, beroemd manhomme grand • grote manvoilà mon homme • dat is de man die ik zoekhomme politique • politicusje suis votre homme • ik ben uw man, ik ben bereid dat voor u te doenêtre (un) homme à • het soort man zijn datil a trouvé son homme • hij heeft zijn evenknie gevondenhomme à femmes • Don Juan, ladykillerd' homme à homme • van man tot man, directcomme un seul homme • als één man, unaniemm1) mens2) man3) kerel -
37 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
38 jus
jus [zĵuu]〈m.〉♦voorbeelden:jus de la treille • druivennat, wijnlaisser qn. mijoter, cuire dans son jus • iemand in zijn eigen sop gaar laten kokenm1) sap, nat2) vleessaus3) slobber [koffie] -
39 os
os [os < meervoud> oo]〈m.〉2 bout ⇒ kluif, bot♦voorbeelden:os longs • pijpbeenderentrempé jusqu'aux os • doornatil ne fera pas de vieux os • hij wordt niet oud〈 informeel〉 amène tes os • kom 'ns hier!y laisser ses os • zijn hachje er bij inschietenjusqu'à l'os, jusqu'aux os • door en doordonner un os à ronger à qn. • iemand met een zoethoudertje tevreden stellentomber sur un os • op een onverwachte moeilijkheid stuitenm1) been, bot2) bout, kluif -
40 possession
possession [possesjõ]〈v.〉1 bezit ⇒ bezitsrecht, (het) bezitten♦voorbeelden:être en pleine possession de ses moyens • in zeer goede vorm zijnêtre en possession de toutes ses facultés • bij zijn volle verstand zijnêtre, entrer en (la) possession • in het bezit zijn, komenprendre possession de qc. • iets in bezit nemenf1) bezit, eigendom2) kolonie4) bezetenheid5) (het) beheersen, kennen
См. также в других словарях:
Vaut mieux en rire que de s'en foutre — Vaut mieux en rire que s en foutre Vaut mieux en rire que s en foutre est le premier album de Didier Super, sorti en 2004. Les paroles sont fortement humoristiques, souvent très crues mais à prendre au second degré. La musique est très… … Wikipédia en Français
Vaut mieux en rire que de s'en foutre 2 — Vaut mieux en rire que s en foutre Vaut mieux en rire que s en foutre est le premier album de Didier Super, sorti en 2004. Les paroles sont fortement humoristiques, souvent très crues mais à prendre au second degré. La musique est très… … Wikipédia en Français
Vaut mieux en rire que s'en foutre 2 — Vaut mieux en rire que s en foutre Vaut mieux en rire que s en foutre est le premier album de Didier Super, sorti en 2004. Les paroles sont fortement humoristiques, souvent très crues mais à prendre au second degré. La musique est très… … Wikipédia en Français
Vaut mieux en rire que s'en foutre — est le premier album de Didier Super, sorti en 2004. Les paroles sont fortement humoristiques, souvent très crues mais à prendre au second degré. La musique est très basique : synthétiseur bas de gamme, avec rajout d une guitare acoustique… … Wikipédia en Français
Vaut — Vaut, v. i. To vault; to leap. [Obs.] Spenser. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Vaut — Vaut, n. A vault; a leap. [Obs.] Spenser. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Vaut mieux en rire — est une émission de télévision québécoise diffusée de 1982 à 1985. Sommaire 1 Synopsis 2 Distribution 3 Scénarisation 4 Réalisation … Wikipédia en Français
vaut — vaut … Dictionnaire des rimes
vaut — 3 p.s. Prés. valoir … French Morphology and Phonetics
vaut — … Useful english dictionary
Johannes Vaut — Johann(es) Vaut (auch: Faut, Fauth, Fautt, Fockt, Fogt, Fot, Föt, Fout, Fuht, Vautt, Voit, Vot, Vott, Voutt, Voytt; gnt. zum Stock; * 1407 oder 1415 in Zuffenhausen; † um 1490) war ein Schultheiß von Zuffenhausen. Leben Johannes Vaut wurde… … Deutsch Wikipedia