-
1 Ober
-
2 ober
ober♦voorbeelden:die obere Hälfte • de bovenste helftdie oberen Schichten • de hogere lagen van de bevolking -
3 официант
ober -
4 garçon
garçon [gaarsõ]〈m.〉2 jongen ⇒ knaap, jongeman4 bediende ⇒ knecht, loopjongen, gezel♦voorbeelden:1 c'est un garçon manqué • 't is net een jongen, een robbedoesun bon garçon • een goeie kerel, ventun jeune garçon • een jongemanun mauvais garçon • een schavuit, een zware jongenêtre traité en petit garçon • als een kind behandeld wordenrester garçon • niet trouwengarçon coiffeur • kappersbediendegarçon de courses • loopjongen, jongste bediendegarçon de laboratoire • amanuensis5 garçon de café • ober, kelnergarçon, l'addition, s'il vous plaît! • ober, afrekenen graag!m1) jongen, knaap2) vrijgezel3) bediende, ober -
5 serveur
serveur [servur],serveuse [serveuz]〈m., v.〉1 ober, serveerster ⇒ kelner(in)2 〈 kaartspel〉gever, geefster1. m1) databank [computer]2) server [computer]2. serveur/-eusem/f1) ober/serveerster2) gever/geefster [kaarten]3) server [tennis] -
6 zahlen
zahlen♦voorbeelden:Herr Ober, ich möchte zahlen! • ober, ik wil afrekenen!er zahlt immer noch an seinem Haus • hij betaalt, lost nog steeds op zijn huis af〈 figuurlijk〉 für diesen Sprung musste er mit dem Leben zahlen • deze sprong moest hij met de dood bekopen -
7 обер-кельнер
-
8 старший официант
-
9 an occasional waiter
-
10 call for the waiter
-
11 call for
af/ophalen, vereisencall for1 komen om ⇒ (komen) af/ophalen2 wensen ⇒ verlangen, vragen♦voorbeelden:1 I'll call for you at eight • ik haal je om acht uur op/afcall for the waiter • de ober roepenthat calls for a drink! • daar moet op gedronken worden!not called for • onnodig, overbodig; misplaatst -
12 occasional
adj. van tijd tot tijd; bij gelegenheid; tijdelijk; niet permanent[ əkeezjnəl]1 incidenteel ⇒ nu en dan voorkomend, toevallig♦voorbeelden:then there is the occasional tramp • en dan komt er af en toe een zwerverII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:an occasional waiter • een ober voor de gelegenheid -
13 order
n. volgorde, orde; stand; bevel; bestelling--------v. ordenen; bestellen; bevelen; leidenorder1[ o:də]1 orde 〈 ook biologie, natuurkunde, wiskunde〉 ⇒ stand, rang, (sociale) klasse/laag; 〈 formeel〉 soort, aard2 (klooster/ridder)orde♦voorbeelden:clerical order • geestelijke stand/cleruspoetry of a high order • eersteklas poëzie〈 Brits-Engels〉 in/of/ 〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • in de orde (van grootte) van, ongeveer, om en (na)bij¶ 〈 Brits-Engels〉 an order to view • een bezichtigingsbriefje 〈 van makelaar gekregen, tot bezichtiging van huis〉take (holy) orders • (tot) priester (gewijd) worden〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • zoals, in de stijl van3 bestelling ⇒ order, levering(sopdracht)♦voorbeelden:make/issue an order • een bevel uitvaardigenobey orders • een bevel/bevelen gehoorzamen/opvolgentake one's orders from • zijn bevelen krijgen van/uitby order of • op bevel/in opdracht vanon doctor's orders • op doktersvoorschriftbe under orders to • bevel (gekregen) hebben teunder the orders of • onder bevel/aanvoering vanorder to pay • betalingsmandaatorder to transfer • (giro-)overschrijvingorder for payment • assignatie, betalingsopdrachtissue an order for the payment of • opdracht/order geven tot uitbetaling vancheque to order • cheque aan orderpayable to the order of • betaalbaar aan de order van3 two orders of French fries • twee porties friet/patatplace an order for something • iets bestellenbe on order • in bestelling/besteld zijn→ tall tall/1 (rang/volg)orde ⇒ op(een)volging2 ordelijke schikking/inrichting/toestand ⇒ orde(lijkheid), ordening; geregeldheid, netheid; 〈 leger〉 opstelling; stelsel, (maatschappij)structuur4 orde ⇒ tucht, gehoorzaamheid5 bedoeling ⇒ doel, intentie♦voorbeelden:in order of importance • volgens/in (volg)orde van belangrijkheidout of order • niet in/op volgordethe order of things • de orde der dingenin good order • piekfijn/netjes in ordeleave one's affairs in order • orde op zaken stellenput/set something in order • orde scheppen in ietsout of order • defect, buiten gebruik/werking3 Order! (Order!) • Tot de orde!rise to a point of order • een procedurekwestie stellencall someone to order • iemand tot de orde roepencall (a meeting) to order • een vergadering voor geopend verklaren〈 formeel〉 in order • in orde, in overeenstemming met de regels, geoorloofdbe out of order • buiten de orde/het reglement van orde gaan 〈 van spreker〉; (nog) niet aan de orde zijn 〈 van voorstel, zaak enz.〉keep order • de orde bewaren/handhavenin order to • om, teneinde————————order21 bevelen ⇒ het bevel hebben/voerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ordenen ⇒ in orde brengen, (rang)schikken2 (een) bevel/order/opdracht geven ⇒ het bevel geven (tot); verordenen, gelasten; verzoeken om; voorschrijven 〈 van dokter〉♦voorbeelden:order someone a month's rest • iemand een maand rust voorschrijvenhe ordered the troops to open fire • hij gaf de troepen bevel het vuur te openen¶ order someone about/around • iemand (steeds) commanderen/voortdurend de wet voorschrijvenorder home • naar huis/het vaderland (terug)sturenorder someone off • van/uit het veld sturen 〈 van scheidsrechter〉order round • laten komen/halen→ order out order out/ -
14 server
-
15 take orders
opdrachten geven; zich als priester aanstellen -
16 garcon
n. Ober, kelner; jongen -
17 head waiter
chef-ober, maitre d´hotel -
18 addition
addition [aadiesjõ]〈v.〉2 optelling ⇒ (het) optellen, som♦voorbeelden:garçon, l'addition, s'il vous plaît! • ober, afrekenen graag!f1) rekening2) optelling, som3) toevoeging -
19 maître
maître1 [metr],maîtresse [metres]〈m., v.〉1 heer, vrouw ⇒ meester(es), gebieder, baas2 onderwijzer(es) ⇒ leermeester, schoolmeester, voorganger♦voorbeelden:maître, maîtresse de maison • heer, vrouw des huizesêtre maître de son sujet • zijn onderwerp beheersenêtre maître, le maître • de baas zijnêtre son maître • zijn eigen baas zijnêtre maître de soi • zich beheersenêtre maître de son destin • het lot in eigen handen hebbenêtre maître de faire qc. • vrij zijn iets te doenmaître à penser • geestelijk leermeesterse rendre maître de • zich meester maken van, bemachtigense rendre maître d'un incendie • een brand meester wordense rendre maître d'un secret • achter een geheim komenle capitaine est le maître après Dieu • de kapitein is schipper naast Godil est passé maître dans l'art de mentir • hij is heel handig geworden in het liegenen maître • met gezagrégner en maître • de onmiskenbare heerser, meester zijnparler en maître • op gebiedende toon sprekenmaître nageur • badmeester; zwemleraarmaître auxiliaire • leraar met tijdelijke aanstellingmaître de chapelle • kapelmeestermaître compagnon • werkbaas, meesterknechtmaître de conférences • lectormaître d'école • (school)meester, onderwijzermaître de l'heure • persoon van wie actuele gebeurtenissen afhangen(à la) maître d'hôtel • met boter- en peterseliesaus4 maître Aliboron • steiloor, domme bemoeialmaître Renard • Reinaert de Vosmaître anonyme • onbekende meester————————maître2 [metr],maîtresse [metres]1 hoofd- ⇒ belangrijkste, meester-♦voorbeelden:maître autel • hoofdaltaarmaître coq, queux • meester-kokmaîtresse femme • kranige vrouwl'oeuvre maîtresse • het belangrijkste werkpoutre maîtresse • hoofdligger, -balk1. m (f - maîtresse)1) heer/vrouw, meester/-eres, baas/bazin2) onderwijzer/-eres, schoolmeester2. = maîtresse; adjbelangrijkste, hoofd-, meester- -
20 garçon de café
garçon de caféober, kelner
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Ober — Ober, das Beywort des vorigen Nebenwortes, welches, Einen Fall ausgenommen, in der adverbischen Form nicht üblich ist, und im Comparat. oberer, und im Superlat. oberste hat, was oben ist, im Gegensatze des unter. 1. Eigentlich, wo es nicht… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Ober — may refer to: the Dutch original name of the film Waiter Frederick Albion Ober, an American writer and naturalist Josiah Ober, an American classicist and political scientist Ken Ober, American television host Margarethe Arndt Ober, an American… … Wikipedia
ober... — ober… [ o:bər…] <Adj.; nur attributiv: 1. (von zwei oder mehreren Dingen) über dem/den anderen gelegen, befindlich; [weiter] oben liegend, gelegen: die obere Hälfte; in der oberen Schublade; in einem der oberen Stockwerke; die oberen Zweige… … Universal-Lexikon
ober — ÓBER, oberi, s.m. (Ieşit din uz) Chelner şef, oberchelner. [var.: óbăr s.m.] – Din germ. Ober. Trimis de ana zecheru, 13.09.2007. Sursa: DEX 98 óber s. m., pl. óberi Trimis de siveco, 10.08.2004. Sursa: Dicţionar ortografic … Dicționar Român
Ober — Porté en Alsace, le nom signifie en allemand au dessus, en haut, c est en principe un toponyme, marquant la situation de la maison en haut, au dessus du village. Le mot ober entre en composition dans de nombreux autres lieux dits et noms de… … Noms de famille
Ober — Sm Kellner std. (19. Jh.) Stammwort. Gekürzt aus Oberkellner. deutsch s. Ober, s. Kellner … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
ober — óber m DEFINICIJA reg. zast. 1. konobar 2. gornjak u garnituri tzv. mađarskih karata, odgovara dami u francuskim i konju u talijanskim kartama ETIMOLOGIJA krat., njem. Ober … Hrvatski jezični portal
ober — ober·hau·sen; ober·re·al·schu·le; … English syllables
ober — (österreichisch für über); Präposition mit Dativ, z. B. das Schild hängt ober der Tür; vgl. aber obere … Die deutsche Rechtschreibung
Ober — der; s, ([Ober]kellner; eine Spielkarte) … Die deutsche Rechtschreibung
Ober — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Kellner Bsp.: • Der Ober servierte uns ein ausgezeichnetes Essen … Deutsch Wörterbuch