-
1 fruit
fruit [frŵie]〈m.〉3 resultaat ⇒ gevolg, product♦voorbeelden:porter fruit • vrucht dragenavec fruit • met goed gevolgsans fruit • vruchteloos -
2 fruit candi
fruit candi -
3 fruit sec
fruit sec -
4 fruit vert
fruit vertonrijpe vrucht; 〈figuurlijk; meisje dat nog niet geslachtsrijp is〉 -
5 fruit à noyau
fruit à noyau -
6 avec fruit
avec fruit -
7 c'est au fruit qu'on connaît l'arbre
c'est au fruit qu'on connaît l'arbreDictionnaire français-néerlandais > c'est au fruit qu'on connaît l'arbre
-
8 grape-fruit
-
9 le ver est dans le fruit
le ver est dans le fruitDictionnaire français-néerlandais > le ver est dans le fruit
-
10 porter fruit
porter fruit -
11 recueillir le fruit d'une bonne action
recueillir le fruit d'une bonne actionDictionnaire français-néerlandais > recueillir le fruit d'une bonne action
-
12 sans fruit
sans fruit -
13 arbre
-
14 connaître
connaître [konnetr]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 iemand, iets〉 kennen ⇒ 〈 iemand ook〉 leren kennen ⇒ 〈 iets ook〉 weten, op de hoogte zijn van, verstand hebben van♦voorbeelden:connaître qn. de nom • iemand van naam kennenconnaître un grand succès • veel succes hebbenfaire connaître qc. à qn. • iemand iets meedelense faire connaître • zich bekendmaken; zich doen geldenfaire connaître qn. • iemand bekendheid gevença me connaît • dat heb ik meer gedaanje ne lui connaissais pas ce talent • ik wist niet dat hij daarin zo begaafd wasne connaître que son devoir • alleen maar zijn plicht zienil ne connaît rien à la littérature • hij weet niets van literatuur→ fruit1 elkaar, zichzelf kennen♦voorbeelden:1 s'y connaître en qc. • verstand hebben van iets, iets goed kunnenv1) kennen2) leren kennen3) weten, verstand hebben (van) -
15 en
en1 [ã]1 〈vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) voorafgegaan door ‘de’ als vast voorzetsel van werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord〉 ervan ⇒ daarvan, erover, daarover, erop, daarop, ermee, daarmee 〈enz.〉2 〈 vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) dat weggelaten is, of wordt gebruikt bij woorden en uitdrukkingen die hoeveelheden aangeven〉 er(van)♦voorbeelden:il prit un bâton et l'en frappa • hij pakte een stok en sloeg hem ermeeje lui en parlerai • ik zal er met hem over pratenje suis reçu au baccalauréat et j'en suis fier • ik ben voor het eindexamen (middelbare school) geslaagd en ik ben er trots opil en tirera un joli bénéfice • hij zal daar een aardig slaatje uit slaan2 combien de livres avez-vous? j'en ai plusieurs • hoeveel boeken heeft u? ik heb er verscheideneavez-vous des timbres postes? non, je n'en ai plus • heeft u ook postzegels? nee, ik heb er geen meerj'en ai • ik heb er watje n'en ai pas • ik heb er geenvoilà des fruits, prenez-en quelques-uns • hier is fruit, neem er wat van3 j'ai un coffre-fort mais j'en ai perdu la clef • ik heb een brandkast maar ik heb de sleutel ervan verloren————————en2 [ã]〈 bijwoord〉4 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:1 elle en sort • zij komt eruit, zij komt er vandaans'en retourner • rechtsomkeert maken, teruggaanils en sont venus aux mains • ze zijn slaags geraakt————————en3 [ã]〈 voorzetsel〉1 〈 voor namen van landen, landstreken, tijd, hoedanigheid〉in ⇒ te, tijdens, per, bij 〈 blijft soms ook onvertaald〉7 aan♦voorbeelden:en mon absence • in, tijdens mijn afwezigheidteneur en alcool • alcoholgehalteen automne • in de herfstcompte en banque • bankrekeningen classe • in de klas, op schooltélévision en couleur • kleurentelevisieen croix • gekruistdocteur en droit • meester in de rechtenarbres en fleurs • bomen in bloeien France • in Frankrijken dix minutes • in tien minutenpromenade en vélo • fietstochtje, een eindje om per fietsen général • in het algemeenaller en ville • de stad ingaan, naar de stad gaanaller en voiture • per auto gaanêtre fort en mathématiques • goed in wiskunde zijnpeindre qc. en bleu • iets blauw verventraduire un texte en allemand • een tekst in het Duits vertalenil y a en lui qc. de mystérieux • hij heeft iets geheimzinnigsen moi-même, je pensais … • ik dacht bij mezelf …cela ne me concerne en rien • dat gaat mij niets aancela fait en tout deux cents francs • dat is dan in het totaal tweehonderd frankfaire les choses en grand • de zaken groots aanpakkense déguiser en arlequin • zich als clown vermommenen cercle • cirkelvormigparler en connaisseur • als een kenner pratenen ce moment • op dit ogenbliken ce monde • op deze werelden sabots • op klompenen Sicile • op Siciliëêtre en voyage • op reis zijnen arrière • naar achterenen avant • naar vorenen entrant il dit bonjour • bij het binnenkomen groette hijpauvre en matières premières • arm aan grondstoffen1. proner(van), erover, erop, etc.2. adv1) ervandaan, eruit2) daarom, erom, erdoor3) op weg3. prép1) in, te, tijdens, per, bij, naar [landen]2) als, -vormig [eigenschap]3) op [plaats, tijd]4) bij het5) tot [begin-, eindpunt]6) aan7) van [materiaal]8) over [tijd] -
16 éplucher
éplucher [eepluusĵee]〈 werkwoord〉3 na-, uitpluizen ⇒ onder de loep nemen♦voorbeelden:v1) schillen, schoonmaken2) uitpluizen, onder de loep nemen -
17 noyau
-
18 purée
-
19 recueillir
recueillir [rəkujjier]1 ver-, inzamelen ⇒ bijeenbrengen, opvangen2 opnemen ⇒ ontvangen, herbergen3 erven♦voorbeelden:recueillir des fonds • geld inzamelenrecueillir le fruit d'une bonne action • de vruchten plukken van een goede daadrecueillir des renseignements • inlichtingen inwinnenrecueillir 100.000 voix • 100.000 stemmen krijgenv1) verzamelen, bijeenbrengen2) opvangen3) opnemen4) ontvangen5) erven -
20 ver
ver [ver]〈m.〉1 worm ⇒ pier, made(worm)♦voorbeelden:le ver du fromage • de kaasmijtver de sable, des pêcheurs • zeepierver de terre • aardwormver luisant • glimwormnu comme un ver • poedelnaaktver solitaire • lintwormpiqué des vers • mottig, wormstekigm
- 1
- 2
См. также в других словарях:
fruit — 1. (frui ; le t ne se lie pas dans le parler ordinaire ; au pluriel, l s se lie : des frui z excellents) s. m. 1° Produit des végétaux qui provient de l évolution de la fleur et qui contient les graines. Fruit pulpeux. Fruit sec, fruit qui n a… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
fruit — FRUIT. substantif masculin. Ce que les arbres & les plantes portent, pour la propagation de leur espece, & pour la nourriture des hommes & des animaux. Fruit nouveau. fruit verd. fruit meur. fruit precoce, fruit hastif. fruit tardif. fruit à… … Dictionnaire de l'Académie française
Fruit — Fruit, n. [OE. fruit, frut, F. fruit, from L. fructus enjoyment, product, fruit, from frui, p. p. fructus, to enjoy; akin to E. brook, v. t. See {Brook}, v. t., and cf. {Fructify}, {Frugal}.] 1. Whatever is produced for the nourishment or… … The Collaborative International Dictionary of English
fruit — fruit·age; fruit·ar·i·an; fruit; fruit·ed; fruit·er; fruit·er·er; fruit·er·ess; fruit·ery; fruit·ful; fruit·ful·ly; fruit·ful·ness; fruit·i·ness; fruit·less; fruit·let; jack·fruit; fruit·less·ly; fruit·less·ness; in·ter·fruit·ful·ness; … English syllables
Fruit — Тип Шахматная программа Разработчик Фабьен Летузье Операционная система Windows, Linux, Mac OS X Последняя версия 2.3.1 Лицензия Свободное программное обеспечение … Википедия
Fruit — Saltar a navegación, búsqueda Fruit es un programa de ajedrez desarrollado por Fabien Letouzey. En la lista de la Asociación Sueca de Ajedrez por Computadora Swedish Chess Computer Association (SSDF) del 24 de noviembre de 2006, la versión 2.2.1… … Wikipedia Español
fruit — n 1 a: something (as evidence) that is obtained or gathered during an action or operation (as a search) moved to suppress evidence seized from the room on the grounds that it was obtained as the fruit of an illegal arrest National Law Journal b… … Law dictionary
fruit — [fro͞ot] n. pl. fruit or fruits [ME < OFr < L fructus, enjoyment, means of enjoyment, fruit, produce, profit < pp. of frui, to partake of, enjoy < IE base * bhrūg , fruit, to enjoy > BROOK2] 1. any plant product, as grain, flax,… … English World dictionary
fruit — late 12c., from O.Fr. fruit fruit, fruit eaten as dessert; harvest; virtuous action (12c.), from L. fructus an enjoyment, delight, satisfaction; proceeds, produce, fruit, crops, from frug , stem of frui to use, enjoy, from PIE *bhrug agricultural … Etymology dictionary
fruit´i|ly — fruit|y «FROO tee», adjective, fruit|i|er, fruit|i|est. 1. tasting or smelling like fruit: »the rich fruity odor of jam. 2. (of wine) having the ta … Useful english dictionary
fruit|y — «FROO tee», adjective, fruit|i|er, fruit|i|est. 1. tasting or smelling like fruit: »the rich fruity odor of jam. 2. (of wine) having the ta … Useful english dictionary