-
21 entendre
entendre [ãtãdr]1 horen2 luisteren naar ⇒ (aan-, ver)horen3 begrijpen ⇒ verstaan (onder), opvatten♦voorbeelden:1 entendre dire que • horen, vernemen datentendre parler de qc. • ergens van horenà l'entendre • als je hem mag gelovenentendre la messe • de mis bijwonen→ plaisanterie, sourd¹1 elkaar begrijpen ⇒ het met elkaar eens zijn, het eens worden4 opgevat, begrepen (kunnen) worden♦voorbeelden:5 se faire entendre • te horen zijn, (weer)klinkenv1) horen3) begrijpen4) bedoelen5) willen, verlangen -
22 envoyer
envoyer [ãvwaajee]2 gooien ⇒ werpen, schoppen, slaan, kaatsen♦voorbeelden:envoyer chercher • laten halen¶ 〈 informeel〉 envoyer dinguer, paître, promener, valser qn. • iemand afpoeieren, met een kluitje in het riet sturenil ne le lui a pas envoyé dire • hij heeft er geen doekjes om gewondenenvoyer promener qc. • iets laten schieten♦voorbeelden:→ air1. v1) verzenden2) gooien2. s'envoyerv -
23 flamme
flamme [flaam]〈v.〉1 vlam3 gloed ⇒ vuur, enthousiasme, hartstocht♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 descendre qn., qc. en flamme(s) • iemand, iets de grond in borenpasser à la flamme • schroeiendescendre un avion en flammes • een vliegtuig in brand schieten→ retour1. f1) vlam2) enthousiasme3) wimpel2. flammesf pl -
24 gaffe
-
25 graine
graine [gren]〈v.〉♦voorbeelden:c'est de la graine de voyou • die groeit op voor galg en radgraines oléagineuses • oliehoudende zadenf -
26 implanter
implanter [ẽplãtee]♦voorbeelden:v1) vestigen2) invoeren3) implanteren4) planten (in), vastzetten (in) -
27 lancer
lancer1 [lãsee]〈m.〉————————lancer2 [lãsee]1 werpen ⇒ toewerpen, gooien, slingeren2 in beweging zetten ⇒ vaart geven aan, doen vertrekken, op gang brengen♦voorbeelden:des yeux lançant des éclairs • ogen die vuur schietenlancer un ultimatum • een ultimatum stellenlancer un mandat d'amener contre qn. • bevel tot aanhouding tegen iemand uitvaardigenlancer qn. dans une aventure • iemand in een avontuur stortenlancer son chien sur qn. • zijn hond op iemand afsturenlancer un moteur • een motor startenlancer un navire • een schip van stapel doen lopenlancer qn. sur un sujet • iemand over iets aan het praten krijgenune fois lancé, il ne s'arrête plus • als hij eenmaal op dreef is, houdt hij niet meer oplancer une fausse nouvelle • een onwaar bericht verspreiden1 zich werpen (op) ⇒ zich storten, afstormen (op)♦voorbeelden:1. m1) (het) loslaten [duiven]2) (het) opjagen [wild]4) worp2. v1) werpen, gooien3) op de markt brengen, lanceren4) bekendmaken -
28 larguer
-
29 mémoire
mémoire [meemwaar]I 〈m.〉♦voorbeelden:II 〈v.〉♦voorbeelden:avoir la mémoire des noms • goed namen kunnen onthoudensi j'ai bonne mémoire • als ik me goed herinner, als ik het goed hebavoir la mémoire courte • kort van memorie zijnêtre encore présent à la mémoire • nog vers in het geheugen liggenrevenir, remonter à la mémoire • weer te binnen schietenavoir mémoire de qc. • iets niet vergeten zijnréciter qc. de mémoire • iets uit zijn hoofd opzeggense remettre qc. en mémoire • zich iets voor de geest halenpour mémoire • pro memoriemémoire morte • ROM, read only memorymémoire vive • RAM, random access memoryintroduire, mettre en mémoire • inlezen, opslaan in het computergeheugende mémoire d'homme • sinds mensenheugenisde glorieuse, illustre mémoire • roemrijker nagedachtenis1. m1) verhandeling, opstel2) rekening, nota2. f1) geheugen2) herinnering, nagedachtenis3. mémoiresm plmemoires, gedenkschriften -
30 mille
mille1 [miel]〈m.〉1 mijl♦voorbeelden:————————mille2 [miel]〈telwoord; ook m.〉♦voorbeelden:1 gagner des mille et des cents • geld als water verdienen; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen1. m1) mijl2) roos3) duizendtal2. adj -
31 mors
mors [mor]〈m.〉1 bit ⇒ gebit, stang♦voorbeelden:¶ prendre le mors aux dents • 〈m.b.t. paarden〉 op hol slaan; 〈m.b.t. mensen〉 uit zijn slof schieten; 〈 ook〉 niet meer te houden zijnm1) bit [paard]2) bek [tang] -
32 mouche
mouche [moesĵ]〈v.〉1 vlieg4 sikje♦voorbeelden:attraper des mouches • zijn tijd in ledigheid verspillenon aurait entendu une mouche voler • men kon een speld horen vallenêtre, faire la mouche du coche • lastig zijn, veel gespin, weinig wol, veel drukte makenquelle mouche te pique? • wat bezielt jou?prendre la mouche • opstuiven (om een kleinigheid)tomber comme des mouches • bij bosjes omkomen→ pattef1) vlieg2) moesje, stippeltje3) roos [schietschijf]5) sikje -
33 noir
noir1 [nwaar]〈m.〉2 (het) donker ⇒ (het) duister, duisternis♦voorbeelden:3 noir de fumée • roet, zwartselbroyer du noir • somber gestemd zijnvoir tout en noir • alles donker inzienmettre dans le noir • in de roos schietenun (petit) noir • een kopje zwarte koffie————————noir2 [nwaar]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉3 donker ⇒ duister, somber6 boosaardig ⇒ snood, grimmig7 macaber ⇒ griezelig, duivels8 clandestien ⇒ verboden, zwart♦voorbeelden:un(e) Noir(e) • neger(in), zwarte1. m1) (het) zwart2) (het) donker, duister3) zwartsel4) droefheid5) zwarte markt2. Noir/Noirem/fneger/-in, zwarte3. adj1) zwart2) vuil3) donker4) zwartgallig5) grimmig6) griezelig7) verboden, zwart -
34 offrir
offrir [ofrier]1 aanbieden ⇒ geven, bieden♦voorbeelden:qu'est-ce que je vous offre? • wat mag ik u aanbieden?offrir aux regards • de aanblik bieden♦voorbeelden:s'offrir aux yeux • zich aan de ogen voordoen¶ s'offrir qc. • zich iets veroorloven, iets kopenil s'est offert de longues vacances • hij heeft een lange vakantie genomenv1) (aan)bieden2) vertonen -
35 plate-bande
plate-bande [plaatbãd]〈v.〉♦voorbeelden:fbloemperk, border -
36 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
37 racine
-
38 retrouver
retrouver [rətroevee]1 weer vinden ⇒ terugvinden, terugzien♦voorbeelden:retrouver le sommeil • weer inslapenje viens te retrouver dans une heure • over een uur ben ik weer (bij je) terug1 zich weer bevinden ⇒ weer zijn, staan2 de weg terugvinden, kennen5 elkaar terugvinden ⇒ elkaar weer ontmoeten, terugzien♦voorbeelden:se retrouver dans • uit iets wijs worden5 tiens! comme on se retrouve! • dat we elkaar op deze manier terugzien!1. v 2. se retrouverv1) zich weer bevinden, weer zijn -
39 revolver
-
40 secours
secours [səkoer]〈m.〉1 hulp ⇒ bijstand, ondersteuning, steun♦voorbeelden:premiers secours • eerste hulpsecours publics • overheidssteunaller, courir au secours de qn. • iemand te hulp schietenappeler, crier au secours • om hulp roepenêtre d'un grand secours • zeer nuttig zijnporter, prêter secours • hulp bieden, verlenenau secours! • help!secours aux noyés, aux blessés • drenkelingen-, gewondenhulp¶ de secours • nood-, hulp-roue de secours • reservewielsortie, issue de secours • nooduitgangporte de secours • branddeurposte de secours • eerstehulppost1. mhulp, steun2. m pl1) hulpgoederen2) hulptroepen
См. также в других словарях:
Schieten (Wuppertal) — Schieten Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Schieten (Solingen) — Schieten Stadt Solingen Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Schieten — steht für: Schieten (Wuppertal), eine Ortslage in Wuppertal Vohwinkel Schieten (Solingen), eine Ortslage in Solingen Gräfrath Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichnete … Deutsch Wikipedia
Schieten — Schietenintr koten.⇨Schiet1.14.Jh.,niederd … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
schieten — sutu … Woordenlijst Sranan
bok schieten — blaka bal … Woordenlijst Sranan
Dasnöckel — Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Fernand Auwera — Fernand Van der Auwera (b. Antwerp, 26 November 1929), pseudonym Fernand Auwera is a Belgian writer. His fragile health during his youth and its impact on his life (solitude), had an effect on his first literary work.He started his career as a… … Wikipedia
Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu — Die Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu listet die 1032 amtlich benannten Gemeindeteile (Hauptorte, Kirchdörfer, Pfarrdörfer, Dörfer, Weiler und Einöden) im Landkreis Oberallgäu auf.[1] Systematische Liste Alphabet der Städte und Gemeinden mit … Deutsch Wikipedia
Nockershäuschen — Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
schießen — Vst. std. (8. Jh.), mhd. schiezen, ahd. skiozan, as. skiotan Stammwort. Aus g. * skeut a Vst. schießen , auch in anord. skjóta, ae. scēotan, afr. skiā ta, krimgt. schieten. Außergermanisch vergleicht sich allenfalls (als ig. * keu ) lit. šáuti… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache