-
1 zenuwachtig
nerviosoDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > zenuwachtig
-
2 нервный
zenuwachtig ; zenuw- -
3 high-strung
-
4 getting nervous
zenuwachtig worden -
5 make nervous
zenuwachtig maken -
6 nervous person
zenuwachtig persoon (zonder rust) -
7 tense
adj. gespannen, bereid--------n. tijd--------v. strekken, zich strekkentense11 tijd ⇒ tijdsvorm, werkwoordsvorm————————tense2〈bijvoeglijk naamwoord; tenser; tenseness〉1 gespannen ⇒ strak/stijf (gespannen); zenuwachtig, angstig; in/vol spanning; spannend, zenuwslopend; ingespannen♦voorbeelden:a face tense with anxiety • een van angst vertrokken gezicht————————tense3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:get tensed up • gespannen/zenuwachtig worden, zich zenuwachtig maken -
8 fidget
n. dwarszitter, zenuwlijer, friemelaar--------v. kriebels hebben, niet stil kunnen zittenfidget1[ fidzjit] 〈 informeel〉♦voorbeelden:II 〈meervoud; the〉♦voorbeelden:1 have the fidgets • niet stil kunnen zitten, onrustig zijn————————fidget2〈 informeel〉♦voorbeelden:fidget about • niet stil kunnen zittenfidget with one's pen • zenuwachtig met zijn pen spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 what's fidgeting her? • waarom is ze zo zenuwachtig? -
9 dither
n. zenuwachtigheid, nerveuze opwinding--------v. weifelendither1♦voorbeelden:1 be in a dither • van streek zijn, niet weten wat te doenall of a dither • zenuwachtig, opgewonden¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 my aunt has got the dithers about the flight • mijn tante heeft het op haar zenuwen over de vliegreis————————dither2〈 werkwoord〉1 aarzelen2 zenuwachtig zijn/doen -
10 flurry
n. vlaag, windstoot; opwinding, verwarring, beroering--------v. zenuwachtig maken, agiteren, jachten; in de war brengenflurry1[ flurrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: flurries〉2 opwinding ⇒ verwarring, beroering♦voorbeelden:1 flurries of snow • sneeuwvlagen/buienin a flurry of excitement • in een vlaag van opwinding————————flurry2〈werkwoord; flurried〉♦voorbeelden: -
11 fluster
n. verwarren, zenuwachtig maken--------v. verwarren, iemand zich ergens voor laten schamen, ergerenfluster1[ flustə] 〈zelfstandig naamwoord; alleen enkelvoud〉♦voorbeelden:————————fluster2〈 werkwoord〉1 van de wijs brengen ⇒ verwarren, zenuwachtig maken -
12 flutter
n. gefladder, fladderen; gejaagdheid, agitatie; speculatie, gokje--------v. fladderen, klapwielen, dwarrelen, wapperen; trillenflutter1[ fluttə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————flutter24 zenuwachtig/opgewonden rondlopen ⇒ ijsberen5 snel/onregelmatig slaan ⇒ (snel) kloppen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 snel (heen en weer) bewegen ⇒ doen klapperen/wapperen♦voorbeelden: -
13 fuss
n. opwinding, onrust; moeite, "lawaai", "zaak", luide diskussie, ruzie--------v. opwinding veroorzaken, onrust zaaien; storm in een glas water; op de zenuwen-, lastig vallenfuss1[ fus] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (nodeloze) drukte ⇒ omhaal, ophef♦voorbeelden:1 kick up/make a fuss • heibel maken, luidruchtig protesterenmake a fuss of/over • overdreven aandacht schenken aan¶ what's the fuss? • wat is er (aan de hand)?————————fuss2♦voorbeelden:fuss over someone • overdreven aandacht schenken aan iemandII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 get tensed up
get tensed upgespannen/zenuwachtig worden, zich zenuwachtig maken -
15 jittery
-
16 nervous
adj. zenuwachtig, nerveus; gespannen, opgewonden[ nə:vəs] 〈 nervousness〉♦voorbeelden:2 nervous breakdown • zenuwinstorting/inzinkingnervous disorders • zenuwstoringen(central) nervous system • (centraal) zenuwstelsel3 nervous of • bang voor/om te -
17 nervy
adj. zenuwachtig (slang); geïrriteerd; angstig[ nə:vie] 〈 nervier〉 -
18 uptight
-
19 jitter
n. snelle variaties in een signaal door elektrische storing veroorzaakt--------v. zich zenuwachtig gedragen, zenuwachtig zijn -
20 énervé
énervé [eenervee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:adj
Страницы