-
101 ritselen
1 [geluid doen horen] rustle♦voorbeelden:ritselen met een papiertje • rustle a paperII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 [wemelen (van)] crawl/swarm (with) -
102 roeien
♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [inhoud peilen] gauge2 [met betrekking tot gedistilleerd] determine the strength of spirits1 [met de armen zwaaien] flail one's arms about -
103 roepen
2 [oproepen] call♦voorbeelden:schande roepen over iets • be outraged by somethingeen roepende in de woestijn • a voice (crying) in the wildernessvelen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren • many are called, but few are chosenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [in een toestand brengen; door roepen wekken] call3 [bij opbod verkopen] auction (off)♦voorbeelden:1 een dokter/de politie roepen • call a doctor/the policeiemand op het matje roepen • carpet someonede ober roepen • call the waiteriemand voor de rechter roepen • summons someoneje komt als geroepen • (you're) just the person we needik zal je om zeven uur roepen • I'll call you at seven♦voorbeelden:2 om hulp roepen • call/cry (out) for helpdat kind roept om zijn moeder • the child is calling for its mother -
104 roeren
1 [zo handelen, dat iets omgeroerd wordt] stir♦voorbeelden:1 voortdurend blijven roeren • stir well/continuouslyII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:door elkaar roeren • mix togetherIII 〈wederkerend werkwoord; zich roeren〉♦voorbeelden: -
105 roken
1 [rook afgeven] smoke2 [dampen] steam♦voorbeelden:2 [pregnant] [rokend drugs gebruiken] smoke♦voorbeelden:1 stoppen met roken • stop/give up smokingverboden te roken • no smokingminder gaan roken • cut down on smokinggelieve niet te roken • thank you for not smoking♦voorbeelden: -
106 scheiden
1 [samenzijn/verbinding tegengaan] separate4 [afzonderen] separate♦voorbeelden:het hoofd van de romp scheiden • sever the head from the bodytwee vechtenden scheiden • separate two fighterswettig gescheiden • (legally) divorcedhet scheiden van koolwaterstoffen is moeilijk • separating hydrocarbons is difficult5 die begrippen zijn niet scherp van elkaar te scheiden • those concepts are hard to distinguish/separate3 [zich losmaken] part4 [formeel] [heengaan] depart (from this life/world) ⇒ pass away♦voorbeelden:scheiden van • part/separate fromals vrienden/in onmin scheiden • part (as) friends/on bad termsIII 〈wederkerend werkwoord; zich scheiden〉1 [losgaan] separate ⇒ come/break off♦voorbeelden: -
107 schieten
2 [plotseling opkomen] 〈 zie voorbeelden〉3 [uitbotten] shoot (up), sprout♦voorbeelden:goed/slecht schieten • be a good/bad shotop iemand schieten • shoot/take a shot at someoneop de menigte schieten • fire into the crowdhet is hem in zijn rug geschoten • he's cricked his backer schiet mij net iets te binnen • I've just thought of somethingweer te binnen schieten • come back (to mind)heen en weer schieten • flick(er), flashbij het ongeluk was hij door de voorruit geschoten • during the crash he had been thrown out of the car through the windscreenin zijn kleren schieten • throw one's clothes onsnel weer in bed schieten • dart back into bediets niet laten schieten • hang on to somethingeen kans laten schieten • pass over an opportunityII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [treffen] shoot3 [in een toestand brengen] shoot4 [met betrekking tot gewassen] shoot♦voorbeelden:zich voor de kop/zich een kogel door het hoofd schieten • blow out one's brains1 [balsport] shoot♦voorbeelden:in het doel schieten • net (the ball) -
108 schikken
2 [maatregelen treffen] arrange3 [regelen door middel van een compromis] settle♦voorbeelden:2 kunt u het zo schikken dat ik vrijdag kan komen? • could you arrange for me to come on Friday?II 〈wederkerend werkwoord; zich schikken〉1 [zich plaatsen op doelmatige wijze] settle (oneself)♦voorbeelden:zich in het onvermijdelijke/zijn lot schikken • resign oneself to the inevitable/one's fatezich naar iets/iemand schikken • go along with something/someonezich naar de omstandigheden schikken • adapt oneself to the circumstances2 [houding aannemen] move♦voorbeelden:schikt twee uur jou? • will two o'clock be convenient for you?2 schik eens wat naar links • move a little to the left, will you? -
109 schrikken
I 〈onovergankelijk werkwoord; sterk〉1 [door schrik bevangen worden] be shocked/scared/frightened♦voorbeelden:1 ze is een beetje geschrokken • she had a bit of a fright/shockik schrik me kapot/dood • I'm scared stiff/to deathwakker schrikken • wake with a startiemand laten schrikken • scare/frighten someonedaar schrik je wel even van • it gives you something of a shockhij schrok ervan • it frightened himik schrik niet gauw, maar … • I don't scare easily, but …zij schrok zichtbaar • she gave a visible startvan iets schrikken • be frightened by somethingiemand aan het schrikken maken • give someone a fright, scare someonehet is om je dood te schrikken • it's enough to frighten the life/the (living) daylights out of youschrok je? • did I give you a fright/scare you?II 〈onovergankelijk werkwoord; zwak〉♦voorbeelden:III 〈overgankelijk werkwoord; zwak〉 -
110 schuiven
2 [verplaatsen met een werktuig] shovel3 [met betrekking tot opium/roken] smoke♦voorbeelden:een stoel bij de tafel schuiven • pull up a chairiemand als kandidaat naar voren schuiven • push someone forward as a candidateiets/iemand terzijde schuiven • 〈 figuurlijk〉 brush something/someone asideiets voor zich uit schuiven • 〈 figuurlijk〉 put something off, postpone something1 [zich langs een vlak (laten) voortbewegen] slide2 [zich met een stoel verplaatsen] move/bring one's chair♦voorbeelden:zitten te schuiven • fidget (on one's chair)in elkaar schuiven • slide … into one another, telescopeschuif wat bij elkaar • move your chairs a bit closer togethermet data schuiven • rearrange dates -
111 sjorren
♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [vastbinden] lash (down)♦voorbeelden:1 [rukken] Bwank (off), Ajerk off -
112 slingeren
4 [ordeloos neergelegd zijn] lie about/around5 [kronkelen] wind6 [met betrekking tot een varend schip] roll♦voorbeelden:de auto slingerde over de straat • the car zigzagged/lurched (drunkenly) along the street4 laat je boeken niet altijd op mijn bureau slingeren! • don't always leave your books lying around on my desk!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 [winden om] wind4 [met een slinger voortbewegen] sling♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich slingeren〉1 [kronkelen] wind2 [zich om een voorwerp kronkelen] wind (oneself) -
113 sluiten
2 [opbergen, wegsluiten] lock up/away3 [buiten-/uitsluiten] lock out, close off4 [plaatsen zonder tussenruimte] close6 [beëindigen] close, conclude7 [verbieden] close8 [handel] [opmaken] close♦voorbeelden:het raam sluiten • shut/close the windowde winkel/zaak sluiten • 〈 in het bijzonder voorgoed〉 close (the shop) down; 〈 ook 's avonds〉 shut up shopvriendschap sluiten (met) • make friends (with)de rij sluiten • bring up the rear3 [goed geheel vormen] fit4 [afsluiten] lock up5 [ten einde lopen] close6 [als einduitkomst hebben] balance7 [gelijke eindcijfers aan debet- en creditzijde vertonen] balance♦voorbeelden:dinsdagmiddag zijn alle winkels gesloten • it's early closing day on Tuesdaydie redenering sluit niet • that argument doesn't hold (water)de begroting sluitend maken • balance the budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉♦voorbeelden: -
114 snijden
1 [met een mes scheiden] cut ⇒ 〈beeldhouwen; vlees voorsnijden〉 carve, 〈 in plakken snijden〉 slice 〈 bijvoorbeeld ham, brood〉3 [verkeer] cut in (on someone)4 [kaartspel] finesse♦voorbeelden:2 iedere toerist wordt daar gesneden • all the tourists get overcharged/fleeced there1 [met betrekking tot snijwerktuigen] cut2 [pijnlijk aandoen] cut4 [snijdbaar zijn] cut♦voorbeelden:1 [af-/uitsnijden] cut♦voorbeelden: -
115 spannen
1 [strak trekken] stretch, tighten2 [uitrekken] stretch3 [de volle kracht in werking stellen] strain4 [door strak (uit)zetten vormen] stretch5 [vastmaken] harness♦voorbeelden:1 een draad spannen • stretch/tighten a stringzijn spieren spannen • tense/flex one's muscleseen paard voor een wagen spannen • harness/hitch a horse to a cart1 [spannend zijn] be tense♦voorbeelden:1 het zal erom spannen of het lukt • that will be no easy task/matterhet zal erom spannen wie er wint • it will be a close match/racehet zal erom spannen • it is going to be close -
116 spelen
1 [zich (met een spel) vermaken] play3 [bespelen] play♦voorbeelden:vals spelen • cheatver onder zijn niveau spelen • play well below one's leveldat speelt niet meer • that is no longer an issuedie kwestie speelt nog steeds • that is still an (important) issueII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [zich voordoen als; aanpakken] play♦voorbeelden:we hadden het anders moeten spelen • we should have played/tackled it differently3 [zich in wisselende vormen vertonen] play5 [speels omgaan met] play (with)♦voorbeelden:met iemands gevoelens spelen • trifle with someone's feelingsde wind speelde met haar haren • the wind played/was playing with her hair4 nerveus met een paperclip spelen • fiddle/play nervously with a paperclip5 met de gedachte spelen om … • toy with the idea of (doing etc.) …op iemands ijdelheid spelen • play on someone's vanity -
117 spuiten
2 [spuitend lakken] spray(-paint)♦voorbeelden:1 [met een spuit toedienen] spray2 [met betrekking tot geneesmiddelen, drugs] inject♦voorbeelden:hij spuit • he's a junkie♦voorbeelden:1 de olie spuit omhoog • the oil's spurting/gushing in the air -
118 starten
-
119 steken
1 [verwonden] stab♦voorbeelden:2 dat steekt (hem) • that sticks in one's/(his) throatII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in iets vastprikken] stick2 [in een omhulsel bergen] put, place3 [in een plaats/richting/toestand brengen] put6 [door te treffen in een toestand brengen] stab♦voorbeelden:steek dat bij je • put it in your pocketzijn geld in een zaak steken • put one's money in an undertakingiemand in de nieuwe kleren steken • set someone up in new clotheshij stak de handen in de zakken • he put/stuck his hands into his pocketseen hand in het water steken • dip a hand into the wateriets in elkaar steken • put something together5 asperges/turf steken • cut asparagus/peatiemand overhoop steken • stab someone to death1 [vastzitten] stick2 [in iets/ergens zijn] be3 [gevoel van pijn veroorzaken] sting♦voorbeelden:ergens in blijven steken • get stuck/bogged (down) in somethingplotseling blijven steken • stop deaddaar steekt iets achter • there is something behind itdaar steekt meer achter • there is more to it than meets the eyede sleutel steekt in het slot • the key is in the lockde zon steekt • the sun burns -
120 stemmen
♦voorbeelden:1 [kiezen] vote2 [muziek] [onderling gelijke klank hebben] be in tune (with each other)♦voorbeelden:laten wij tot stemmen overgaan • let's take a vote (on it)hoofdelijk (laten) stemmen • pollstem (op) links! • vote for the left!er werd niet gestemd • no vote was takenschriftelijk (laten) stemmen • ballotik stem tegen/voor • I vote in favour/againster werd over het voorstel gestemd • a vote was taken on the motionstemmen ten gunste van/voor een voorstel • vote for a proposal1 [in een stemming brengen] make (feel)♦voorbeelden:het stemt ons hoopvol • it is encouragingdat stemt mij treurig • that makes me (feel) saddit bericht stemt mij tot tevredenheid • this is gratifying newsdat stemt tot nadenken • this is food for thought
См. также в других словарях:
Günter Wallraff — Infobox Person name = Günter Wallraff image size = 200px caption = Günter Wallraff at the Jugendmedientage 2006 in Berlin birth date = Birth date and age|1942|10|1|mf=y birth place = Burscheid death date = death place = occupation = writer,… … Wikipedia
Dörgicse — Dörgicse … Wikipedia
Verbe en neerlandais — Verbe en néerlandais En néerlandais, tout comme en français, le verbe varie selon la personne, le temps, le mode, et la voix. De plus,selon la manière dont ils forment leur préterit et participe passé, les verbes néerlandais reguliers se font… … Wikipédia en Français
Verbe en néerlandais — En néerlandais, tout comme en français, le verbe varie selon la personne, le temps, le mode, et la voix. De plus, selon la manière dont ils forment leur préterit et participe passé, les verbes néerlandais réguliers sont subdivisés en deux groupes … Wikipédia en Français
Конго (язык) — У этого термина существуют и другие значения, см. Конго. Конго Самоназвание: Kikongo Страны … Википедия
Киконго — Конго Самоназвание: Kikongo Страны: Республика Конго, ДР Конго, Ангола Регионы: Центральная Африка Общее число носителей: около 7 миллионов Ст … Википедия
Конго — Конго один из банту языков. По классификации языков банту К. М. Дока, относится к зоне Конго (зона H, по классификации М. Гасри). Распространён в Конго, Заире и Анголе. Число говорящих около 7,6 млн. чел. Распадается на 2 группы диалектов:… … Лингвистический энциклопедический словарь