-
1 abdecken
abdecken♦voorbeelden:ein Rind abdecken • een rund villendie Tischdecke abdecken • het tafelkleed wegnemenein Risiko abdecken • een risico dekken -
2 Befürchtungen zerstreuen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Befürchtungen zerstreuen
-
3 Boden
Boden〈m.; Bodens, Böden〉♦voorbeelden:Boden gewinnen • veld, terrein winnenBoden gut-, wettmachen • terrein herwinnen, terugkomenan Boden verlieren • terrein verliezendem Verdacht den Boden entziehen • alle reden tot verdenking wegnemenetwas dem Boden gleichmachen • iets met de grond gelijkmakenam Boden zerstört sein • totaal op zijnauf dem Boden der Tatsachen stehen • (a) zich aan de feiten houden; (b) met beide benen op de grond blijvenjemandem den Boden unter den Füßen wegziehen • de poten onder iemand af-, wegzagenzu Boden gehen • tegen de grond, vlakte gaandie Augen zu Boden schlagen • de ogen neerslaan -
4 Stachel
Stachel〈m.; Stachels, Stacheln〉♦voorbeelden:3 gegen, wider den Stachel löcken • de verzenen tegen de prikkels slaan, in opstand komen -
5 Wegnahme
Wegnahme〈v.; Wegnahme〉 〈 administratie〉1 het wegnemen, wegneming ⇒ confiscatie, verbeurdverklaring -
6 Zweifel
Zweifel〈m.; Zweifels, Zweifel〉♦voorbeelden:jemandem kommen Zweifel • iemand gaat twijfelenkeinem Zweifel unterliegen • aan geen twijfel onderhevig zijnaußer Zweifel sein, stehen • geen twijfel lijdensich 〈 3e naamval〉 im Zweifel sein • in twijfel, dubio staaneine Aussage in Zweifel stellen, ziehen • een verklaring in twijfel trekken -
7 Zweifel ausschalten
-
8 abnehmen
abnehmenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉2 afnemen, verminderen ⇒ dalen, slinken♦voorbeelden:an Kräften abnehmen • in kracht afnemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, wegnemen ⇒ verwijderen, afhalen2 afnemen, uit handen nemen3 controleren, inspecteren, keuren4 ont-, afnemen6 afnemen, kopiëren ⇒ nemen, maken♦voorbeelden:jemandem ein Bein abnehmen • iemand een been afzettenjemandem einen Weg abnehmen • voor iemand anders een boodschap doen〈 informeel〉 die Geschichte wird dir niemand abnehmen! • dat verhaal zal niemand geloven! -
9 abrüsten
-
10 aufdecken
aufdeckenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 tonen, laten zien♦voorbeelden:ein keltisches Grab aufdecken • een Keltisch graf blootleggen -
11 ausschalten
-
12 ausscheiden
ausscheiden2 uit-, wegvallen ⇒ uitgeschakeld worden♦voorbeelden:1 aus dem Dienst, der Firma ausscheiden • de dienst, de firma verlatenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 uit-, afscheiden♦voorbeelden: -
13 beseitigen
beseitigen1 uit de weg ruimen ⇒ uitschakelen; uit de wereld helpen -
14 dem Verdacht den Boden entziehen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > dem Verdacht den Boden entziehen
-
15 demaskieren
demaskieren1 demaskeren, ontmaskeren -
16 die Tischdecke abdecken
-
17 einer Sache den Stachel nehmen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einer Sache den Stachel nehmen
-
18 fortnehmen
-
19 herunternehmen
herunternehmen -
20 nehmen
nehmen2 (aan)nemen ⇒ aanvaarden, accepteren3 (ont)nemen, af-, wegnemen5 vragen, verlangen7 behandelen, omgaan met♦voorbeelden:1 Schaden nehmen • schade lijden, oplopenetwas in Arbeit nehmen • aan iets beginnen te werkenjemanden ins Verhör nehmen • iemand aan een verhoor onderwerpenetwas mit sich nehmen • iets meenemenKinder ins Haus, zu sich nehmen • kinderen bij zich (in huis) (op)nemenjemanden als Sekretär nehmen • iemand als secretaris in dienst nemen〈 informeel〉 einen nehmen • er eentje drinken, pakkenetwas zu sich nehmen • iets gebruiken, nuttigen5 hohe Preise nehmen • hoge prijzen vragen, berekenenim Ganzen genommen • alles bij elkaar genomenim Grunde genommen • eigenlijk〈 informeel〉 wie mans nimmt! • dat hangt er maar van af!¶ nehmen wir den Fall, dass … • gesteld dat …jemanden zu nehmen wissen • met iemand weten om te gaan〈 informeel〉 woher nehmen und nicht stehlen? • waar haal ik het geld vandaan?
- 1
- 2
См. также в других словарях:
wegnemen — puru … Woordenlijst Sranan
Kleines — 1. Auch das Kleine muss man verehren, denn die Nadel (Feder) kann einen Schneider (Schreiber) ernähren. »Klein ding sol man verachten nicht, da es zuletzt auch viel ausricht.« Lat.: Ex nuce fit corylus, ex glande fit ardua quercus, ex paruo puero … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kreuz — 1. Anderer creutz lere dich das dein tragen. – Franck, I, 148b; Gruter, I, 5; Schottel, 1441b. Dän.: Andres kors lære dig at bære dit. – Lær du af andres kors hvorledes du skal bære dit. (Prov. dan., 355 u. 373.) 2. Creutz bewehrt tugent. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon